11 januari 2008

Mediacratie

Wat hebben woorden eindigend op -cratie gemeen? Niet in de taalkundige betekenis maar in een maatschappelijke hedendaagse invulling.

Aristocratie, democratie, particratie en nu mediacratie?

Zou de essentie van al deze begrippen zijn dat ze wijzen op een “groepsopgave”? Is het de uitoefening van gezag? Groepsvorming om invloed/macht te verwerven en deze dan aan te wenden voor al of niet nobele doelen: méér macht, oorlog of vrede, volksverheffing of onderdrukking, onthechting of egoïsme?

De maatschappelijke rol van de aristocratie was duidelijk: heersen over land en volk. De ene erfelijke kroon deed het beter dan de andere. Het volk morde wel eens maar met strenge hand werden macht en verhoudingen gehandhaafd. Tot in 1789 in Frankrijk een revolutie uitbrak waardoor de aristocratie haar alleenheerschappij verloor. In België deelde de koning samen met de aristocratie vanaf het begin haar macht met de bourgeoisie, dat heel kleine deel van de bevolking dat stemrecht had.

Het kostte veel tijd vooraleer men kon spreken van een echte democratie, waar aan het ganse volk – via het algemeen stemrecht – macht werd verleend om hun leiders te kiezen. Ten minste met koos vertegenwoordigers die dan verder het beleid voerden dat zij voor stonden. Dat nobel doel, medebeschikking geven aan alle burgers gaf een fantastische meerwaarde aan de politiek. De “Verkozenen des Volk” waren letterlijk én figuurlijk vooraanstaanden. Maar het duurde een tijdje vooraleer het volk klaar was voor die nieuwigheid. Niet geschoold en helemaal niet vertrouwd met het nemen van politieke “verantwoordelijkheid” kon ze het democratisch proces slechts langzaam écht democratisch maken. Om hun stem te laten horen hadden ze nood aan drukkingsgroepen, beroepsverenigingen en vakbonden, die een strijd voerden tégen het beleid namens hun achterban. Ook dat duurde een tijd. Maar nadien werden ze zo belangrijk dat ze de politieke agenda bij momenten zelfs beheersten. Wellicht is dat ook niet de bedoeling, maar wie staat graag macht (en geld) af eenmaal men ervan geproefd heeft?

Precies om diezelfde macht te verwerven en de nodige stemmen hiervoor te kanaliseren werden de politieke partijen alsmaar belangrijker; particratie. Uit louter zelfbehoud wapenden ze zich tegen elke vorm van té verregaand individualisme, afwijkende meningen binnen de groep. Elke familie ontwikkelde een “eenheidsdenken” onder zijn mandatarissen, die daarvoor beloond werden met een verkiesbare plaats. Deze afhankelijkheid van de partij maakte de individuele politicus/politica tenslotte monddood en daarmee ook de parlementaire democratie. Het is vanuit ditzelfde machtsdenken dat men een verkiezingsdrempel invoerde. Het resultaat is dat de kleintjes, zoals SPIRIT en N-VA een kartel aangingen met een grote politieke formatie. Tot eventueel zal blijken dat de visies te verschillend zijn en enkel de keuze rest tussen een scheiding of identiteitsverlies.
Een ander fenomeen is dat particratie geleid heeft tot meer mainstream partijen die zich presenteerden als de partij “voor het groots mogelijk aantal kiezers”. Hoe groter, hoe meer macht maar géén klare visie meer. Daardoor ontstond op de flanken meer ruimte voor partijen zoals LDD en SP.A Rood die een duidelijker boodschap hebben. Ook meer extremisme was het gevolg van de wazigheid van de centrumpartijen die met zoveel verschillende meningen moeten rekening houden. Wat is nu nog links, midden of rechts? Progressief of conservatief?

Maar de particratie kende in 2007 een grote nederlaag: het mainstream “staatsdenken” werd doorbroken door het focussen van het kartel CD&V/N-VA (in de personen van Yves Leterme en Bart Dewever) op één issue: het communautaire dat meer een maatschappelijk dan een louter politiek probleem is. Iets wat sommige kringen halsstarrig weigeren te erkennen. Een grote staatshervorming zou tot doel moeten hebben het maatschappelijk samen–leven én goed bestuur mogelijk te maken. Het zijn de politieke structuren en machtsbastions die daarvoor moeten aangepakt worden en dat is natuurlijk veel moeilijker want het impliceert dat men “in eigen tuin moet wieden”. De flexibiliteit binnen de partijen daaromtrent werd zwaar op de proef gesteld en pas over enkele maanden zal het resultaat duidelijk worden.

Het imago van de federale politiek kreeg een flinke deuk, niet in de laatste plaats door de media die er alles aan doen om de problemen uit te vergroten en de polarisatie dagelijks te voeden met ondoordachte uitspraken. Een land met daarenboven twee totaal verschillende leefwerelden. De énige poging om mekaars publiek beter te informeren was de samenwerking van “Le Standaard” met “De Soir”. Het belette Le Soir niet om de Vlamingen verder denigrerend te typeren en het eigen grote francofone gelijk te verdedigen. Voor Le Standaard die hoopte bij te dragen tot de verzoening was het enig resultaat een kakafonie van meningen waarbij méér kritiek op de eigen Vlaamse standpunten te lezen was dan op de Franstalige agressieve campagnes. De slotbemerking van Peter Vandermeersch was correct maar deprimerend: “Collega's van de Franstalige pers in dit land, met stijgende verbazing heb ik het afgelopen jaar gekeken hoe jullie het begrip 'journalistieke onafhankelijkheid' hebben toegepast. Net een jaar geleden heb ik mij, naar aanleiding van Bye Bye Belgium, bijzonder boos gemaakt in De Standaard. 'Nous en avons marre', heb ik toen geschreven. Het gevoel is er een jaar later niet minder op geworden”.

Uit een zes maanden lang geheim gehouden enquête van dimarso (zopas verschenen in Knack) bleek dat er zeer veel electoraal potentieel is op de flanken als daar een gestructureerde partij staat. Verder bleek ook dat zuiver communautaire argumenten niet zoveel invloed hadden, maar dat aan alle deelaspecten, zowel de socio-economische als de culturele, een communautair aspect vast hangt werd niet vermeld (ook niet onderzocht?). Dat was nochtans de essentie van de boodschap van CD&V: geen goed bestuur zonder verregaande hervorming. De kiezers hebben alvast Leterme en Co gelijk gegeven!

Zodra de media “en bloc” achter een “idee” gaan staan, zoals de Franstalige pers die zich voluit achter het Waalse NON schaarde, wordt de invloed van de media heel duidelijk. Franstalig België werd in de loop van enkele weken geradicaliseerd en de schuttingtaal in diverse Franstalige fora deed pijn aan de ogen. Alles maar dan ook alles wat in Vlaanderen gezegd werd, kon rekenen op een eigen interpretatie die altijd negatief was. Op de fora werden de commentaren van Nederlandstalige deelnemers geweigerd zodra het een klein beetje gênant werd voor de Franstaligen. Zo mijn vraag of een ééntalige Franstalige dan wel zo’n goed Belg was?
In feite heeft de Franstalige pers gedaan wat de Oostenrijke pers deed in het jaar 2000 (de deelname van Haider aan de regering): het verdedigen van het eigen gelijk tegen de vijand. In Franstalig België was (en is) de vijand blijkbaar nog altijd Vlaanderen.

De Vlaamse media hebben een gematigder houding aangenomen. Dat is niet nieuw want in Vlaanderen is de pers zoals de mensen: ze zien liever het eigen grote ONGELIJK dan zich te verzetten tegen denigrerende aanvallen van buitenuit. Het wijst op twee dingen: dat wij wel heel tolerant zijn ten aanzien van de buitenwereld en tegelijk zeer kritisch voor alles wat eigen is. Voor sommigen gaat dat nog verder en is slechts één partij goed of is er één partij die niks goed kan doen; voor Desmet van DM zijn dat de tsjeven met Leterme op kop. De media als ultieme spiegel van een “arm Vlaanderen”?

Stel u even voor dat alle kranten én de Vlaamse TV zenders onverkort achter de resoluties van het Vlaams parlement zouden gaan staan en deze dan ook verdedigen in hun krant/weekblad, TV programma’s. Elke dag opnieuw. Dus eigenlijk hetzelfde als de Franstalige doen ten aanzien van de eigen politiek. Zou dat verkeerd zijn? Natuurlijk moet er onderbouwde kritiek zijn, maar dan met gefundeerde argumenten.

Waarom het in België zo moeilijk is om tot goed bestuur te komen? Mijn indruk is dat dit onder meer te wijten is aan het samenspel van de immer aanwezige aristocratie, verzameld rond het Hof die samen met enkele civiele machtscenakels een eigen leven leiden boven de koppen van de gewone mensen; volksvertegenwoordigers inclusief. Dat de welstellende geschoolde burger niet langer onderdanig de situatie ondergaat en steeds meer anti-politieke geluiden laat horen is positief. Ten minste als men die wil horen. Zoniet zal de polarisatie nog toenemen.

Dat de media zelf politiek gaan bedrijven al was het maar door – in naam van de persvrijheid - te beslissen wie ze aan het woord laten en wie niet, is bedenkelijk. Alvast voldoende reden om kritisch om te gaan met hun politieke boodschappen.
Pjotr