08 februari 2008

Vragen aan professor em. van Gerven

Vragen aan professor van Gerven

(Prof Walter van Gerven, eminent Rechtgeleerde en em. hoogleraar Rechten, KULeuven)

Geachte Professor,

Ik las met veel interesse uw artikel in Knack, 'België is een onvoltooide federale staat' waarin u uitgaat van buitenlandse voorbeelden om tot een blauwdruk te komen voor een ‘afgewerkte’ federale organisatie van België.

U vertrekt van buitenlandse voorbeelden, verwijzend naar het ontstaan van de federale staatsvorm, waarbij u vaststelt dat België zoals het Verenigd Koninkrijk en Spanje aan devolutie onderhevig zijn (decentralisatie). Andere federale staten, zoals Duitsland, Zwitserland en de Verenigde Staten evolueerden van confederatie naar een federale staat (centralisatie). Verder in uw artikel zal u Duitsland als vergelijkingspunt nemen voor uw blauwdruk. Mijn vraag: Zijn beide landen, gezien het verschillend uitgangspunt, wel vergelijkbaar?
Er zijn immers twee belangrijke verschillen:
- de Bundestrue en ‘Duitsland = één Natie’, essentiële voorwaarden voor de federale werking zijn niet of veel minder aanwezig in België. Hier stelt men dagelijks vast dat de gewesten en gemeenschappen uit mekaar zijn gegroeid en ook op federaal vlak vooral hun eigen belangen verdedigen. België is geen Natie en de verschillende beleidsvisie tussen Noord (politiek rechts) en Zuid (links) zijn mede oorzaak van het gebrek aan cohesie.
- Verder verschillen wij grondig van Duitsland omwille van de verschillende culturen en talen, waarbij wij helaas moeten vaststellen dat een niet onbelangrijk deel van de bevolking de taal van de andere gemeenschap niet (of node) wil aanleren zodat zelfs de communicatie op zich al een toegeving inhoudt van de andere gemeenschap. De door u geponeerde noodzakelijke cohesie is toch wel heel beperkt in België.

U spreekt in uw artikel evenmin over het probleem dat Brussel stelt in een federale staat met afzonderlijke ‘Gewesten/Ländern’. Zo men Brussel erkent als een gewest, zoals Vlaanderen en Wallonië, wordt België een federale staat waarin de meerderheid van de bevolking een structurele minderheid wordt in de ‘senaat van de gewesten’. Dat kan alleen maar polariserend werken. Daardoor beseften zowel Prof Senelle als de Coudenberg groep in 1987 reeds dat een federatie met twee (Vlaanderen en Wallonië) of met drie (afzonderlijk gewest Brussel) niet haalbaar is omwille van de maatschappelijke (socio-economisch én culturele) tegenstellingen. De Coudenberg groep suggereert een ‘meerpolig’ federalisme zonder precies te omschrijven wat daarmee bedoeld wordt. Maar een federale staat met bij voorbeeld 10 Provincies als ‘deelgebieden’ lijkt mij getuigen van een lilliputter visie en geen bruikbaar alternatief. Mijn vraag: Denkt u dat een federale staat met twee/drie gewesten werkbaar kan zijn? Kan men van bovenuit een mentaliteitswijziging, essentieel voor de noodzakelijke cohesie, met succes opleggen?

Over de vertegenwoordiging in de federale regering en de Kamer van Volksvertegenwoordigers vraag ik mij af of in uw blauwdruk er nog sprake kan zijn van afwijkingen aan het beginsel van het algemeen stemrecht waarbij één man/vrouw = één stem? Is dat niet precies het tegenovergestelde van wat we in de opeenvolgende staatshervormingen hebben meegemaakt: de uitholling van de democratie ter bescherming van een ‘minderheid’ die de facto elke federale evolutie kan tegenhouden als het niet strookt met de belangen van het eigen gewest?

Ik ben het volledig met u eens dat de mogelijkheid van artikel 35 GW een uitkomst biedt voor de afbakening van exclusieve en gedeelde bevoegdheden. Maar dat gewezen eerste minister JL Dehaene (onder wiens regering dit artikel werd toegevoegd) onlangs verklaarde dat het niet bruikbaar is roept vragen op. Bedoelde hij dat de cohesie waarover u het heeft ontbreekt om dit artikel ook daadwerkelijk in te vullen en te komen tot een ‘afgewerkte’ staatsordening? Mijn vraag: zal een invulling van art 35 GW niet botsen op de totaal verschillende visie terzake van beide opponenten en dus onuitvoerbaar zijn?

Een andere vraag, niet direct voortvloeiend uit uw artikel maar wel in verband ermee betreft het, naar mijn mening, bewust dubbelzinnig gebruik van de term confederalisme door verschillende politieke partijen. Ik stelde reeds de vraag aan enkele politieke partijen, maar kreeg slechts één antwoord (van SPIRIT) en de betekenis die aan deze term werd gegeven strookte evenmin met de juridische betekenis. Ook CD&V heeft tijdens een partijcongres een ‘confederatie’ weerhouden als uiteindelijke staatsvorm maar evenmin een duidelijke invulling gegeven aan dit ‘verbond van onafhankelijke staten’ zoals Van Dale dit begrip omschrijft. Vindt u ook niet dat men hier klare wijn zou moeten schenken? Misschien zou het goed zijn als u of een collega dit (nog) eens publiek doet.

Geachte Professor,
Elke invalshoek biedt stof tot nadenken. De economische visie van Het Lentemanifest en van de denktank ‘In de Warande’, de politieke invalshoek van de Pavia groep, een juridische kijk … elk hebben ze een bijdrage geleverd om België te laten evolueren naar een betere structuur. Alleen stel ik vast dat al deze interessante ideeën blijkbaar ontoereikend zijn voor een maatschappelijk gedragen politiek project. Het is daarom heel waarschijnlijk dat we opnieuw een compromis krijgen waar niemand gelukkig mee is. Waardoor de problemen alleen verschoven worden naar de toekomst.
Zoals u stelde is ‘elke staatsvorm een structuur die rust op een burgersamenleving met een zekere cohesie. Daarom mijn laatste vraag: is het in een land waar de visies zover uiteenlopen en de cohesie door de culturele verschillen zo klein is, nog mogelijk om een maatschappelijk draagvlak te vinden in beide gemeenschappen om van bovenuit een goedwerkende federale staatsvorm op te leggen? Zou men niet beter op basis van het actuele beperkte vertrouwen werken aan een vrijwillige samenwerking binnen een confederale staatsvorm? Het is duidelijk dat in dit geval zowel een minimale samenwerking (de domeinen waarin de visies gelijklopend zijn) als een transparante solidariteit perfect kunnen.

Pjotr