28 juni 2008

Brief aan Peter Vandermeerssch

Algemeen hoofdredacteur De Standaard

Geachte Heer,

In de krant van donderdag (26/06) schrijft u persoonlijk een commentaar naar aanleiding van de Vilvoordse taaleis bij de aankoop van een sociale woning. Met uw boodschap dat taalexamens ons schaden en we niet mogen volharden in de illusie van een taalzuivere gemeenschap ben ik het eens, tenminste mocht u ook een positief alternatief voorgesteld hebben. Toegegeven, men kan een taalvereiste zien als een vorm van discriminatie, toch in een land waar anderstalige landgenoten niet aarzelen om hiervoor zelfs internationale instanties in te schakelen als de nationale (democratische?) grendels onvoldoende blijken.

Taalexamens zijn niet zaligmakend. We kennen ook de meest voor de hand liggende oplossing voor het probleem: dat de Franstalige landgenoten onze taal zonder enige vorm van verplichting zouden leren als ze dan toch in Brussel of Vlaanderen willen wonen. Of is dat voor u geen volwaardig alternatief voor de dwangmaatregelen van een ontstemde gemeenschap? Maar vooral mijnheer de opiniemaker, wat belet er u om deze oplossing kordaat te steunen?

Zou het u ontgaan zijn dat steeds minder Vlamingen begrijpen waarom mensen zoals u blijven steken in kritiek op de eigen gemeenschap in plaats van op te komen voor de eigen cultuur. Op die manier glijdt u af naar het calimero type, dat uit schrik om de francofone kaste voor het hoofd te stoten liever de eigen gemeenschap tekort doet.

Neen, mijnheer Vandermeersch, we mogen niet dromen van een taalzuivere gemeenschap. Maar we mogen wel verwachten dat onze anderstalige landgenoten onze taal kennen zodat wij niet verplicht worden tot tweetaligheid wegens hun manifeste onwil om dezelfde inspanning te doen. Mag ik het even anders uitdrukken: uw stelling dat de Vlamingen moeten toegeven is de negatie van de gelijkwaardigheid van onze beide culturen en het failliet van een multiculturele samenleving die zonder wederzijds respect inhoudsloos is.

Natuurlijk moeten we rekening houden met anderstaligen, buitenlanders die hier maar korte tijd verblijven en die enkele werkelijk onbekwame Franstalige landgenoten. Maar hebben we het daar ooit moeilijk mee gehad? Neen toch, integendeel, ons gedogen werd geïnterpreteerd als een verworven recht! Daarenboven weet u net zo goed als ik dat het niet de buitenlanders zijn die de communautaire vrede bedreigen, maar wel de onwil van enkele duizenden Franstalige landgenoten. Wanneer zult u dit feit eens onder de aandacht brengen van uw lezers?

Daarom mijn oproep aan u en alle andere opiniemakers:

Doe een ultieme oproep aan alle Franstaligen om vrijwillig Nederlands te leren en te gebruiken indien ze in Brussel en in Vlaanderen in een goede verstandhouding willen samenleven met de Nederlandstalige gemeenschap. Dan kan Le Soir, uw toegenegen partner, dezelfde oproep voor de Vlamingen in Brussel en Wallonië de wereld insturen.
Zeg uw lezers ook duidelijk dat ze niet moeten rekenen op steun van de media voor hun ééntaligheid en het gebrek aan respect als ze aanbod weigeren. Kortom: durf nu eens te zeggen wat al zo lang leeft bij de Vlaamse bevolking!

In afwachting dat u uw verantwoordelijkheid opneemt heb ik niet alleen begrip maar zelfs respect voor de burgemeesters van Vilvoorde, Liedekerke, … die zich helaas moeten bedienen van dwangmaatregelen om hun gemeenten leefbaar te houden. Want niet zij hebben gefaald maar o.a. de opiniemakers zoals u, die verzuimden om de Franstaligen op hun morele plichten te wijzen als ze België echt willen in stand houden.

vriendelijke groeten,
Pjotr

23 juni 2008

Professor Carl Devos reageert

een reactie op Confederalisme op zijn Belgisch

In het politieke debat is vaak sprake van grote terminilogische slordigheid. De politieke betekenis van begrippen wijkt soms af van hun werkelijke inhoud. Als Moureaux pleit voor confederalisme, dan weet hij niet goed wat hij zegt of heeft hij iets anders dan confederalisme voor ogen. Immers, confederalisme vertrekt vanuit twee onafhankelijke staten die vrijwillig en onder voorwaarden via een verdrag hun samenwerking organiseren. Confederalisme behoort tot een andere categorie dan het federalisme. Pleit Moureaux voor (de tussenfase van) autonome – ook financieel – en soevereine staten (Vlaanderen en Wallonië-Brussel?-) die nadien beslissen over vormen van samenwerking? Wellicht niet. Want men kan de Vlaamse onafhankelijke staat immers niet als voorwaarde voor haar onafhankelijke opleggen dat zij nadien, na haar onafhankelijkheid, deze of gene specifieke (financiële) samenwerking aangaat. Men kan als onafhankelijke (Waalse) staat voorwaarden stellen voor een confederale bundeling, maar niets kan de Vlaamse onafhankelijke staat verplichten daar ook mee in te stemmen.

Echt confederalisme in de ware betekenis is in België niet mogelijk, omdat Franstaligen nooit zullen instemmen met de daaraan voorafgaande voorwaarde: volledige onafhankelijke staten.
Moureaux wil iets zeggen, maar wellicht niet wat hij zegt. Hij geeft het signaal dat Franstaligen moeten luisteren en ingaan op de Vlaamse eisen, zonder ze allemaal goed te keuren, maar anderzijds houdt hij het Brusselse been stijf. Persoonlijk vond ik (het gedoe over) de boodschap van Moureaux veel geblaat over weinig wol. De Franstaligen willen praten, zo ver waren we al, en begrijpen dat er iets moet gebeuren. Maar voorts blijven de Franstalige eisen en veto’s ook bij Moureaux ongewijzigd. Het is m.i. onterecht om in de woorden van deze PS-patron grote openingen of veranderingen te zien. Ze illustreren wat we al wisten, maar het gebruik van het confederalisme is misleidend en wie niet goed oplet ziet in zijn woorden meer dan er is.

Het ‘confederalisme à la Belgique’ lijkt in de sterren geschreven. Wellicht is dit een van de laatste staatshervormingen die vanuit een federale dynamiek vertrekken. Gesprekken tussen de regionale vertegenwoordigers van de deelstaten zullen in de toekomst misschien meer de motor vormen. Maar voor een uitvoering van art. 35 is het nu te vroeg, als dat er ooit van komt. Zal er ooit overeenstemming komen over de exclusieve federale bevoegdheden? Binnen tien jaar kan dat anders zijn, als de Franstalige heropstanding meer (zelf)zekerheid en betere vooruitzichten creëert. ‘Confederalisme’ is in deze een verkeerd woord: het gaat om het verder verschuiven van alle bevoegdheden – en financiële verantwoordelijkheden – naar de deelstaten (naast de huidige alle residuaire) en de bepaling van de exclusieve bevoegdheden op het federale niveau, dat alles binnen het stelsel van een coöperatief federalisme en dus met een federale grondwet.

Dat is het lot van het bipolair, centrifugale Belgisch pacificatiefederalisme. Een andere weg lijkt er niet meer te zijn. Maar dat zal een lange weg zijn. Want tegen intellectuele argumenten staan politieke bijzondere meerderheden. De groeihormonen voor het Vlaams radicalisme worden geteeld in Franstalig potgrond. Wellicht is het dat wat Moureaux lijkt te beseffen. Maar omspitten kan (nog) niet.

Deze staatshervorming zal zijn zoals de andere – incrementeel – en doen zoals de andere: een nieuwe in het leven roepen. Ook de Vlamingen zouden er goed aan doen het eindpunt onderling vast te leggen en de weg er naartoe in detail uit te tekenen. Maar weten wij wel wat we willen? Of zijn we het daar niet voldoende over eens? Als de Franstaligen ooit meer aandurven en kunnen zullen ze dat alvast willen weten.

Groeten,
Carl Devos