26 februari 2009

Interview Willy De Waele burgemeester Lennik

naar aanleiding van het commentaarstukje

‘Als de grondvesten van een rechtsstaat symbolisch worden’ zie hieronder

Dat de kieskring Brussel Halle Vilvoorde gevoelig ligt werd nog maar eens duidelijk toen gouverneur De Witte telefonisch reageerde op mijn vragen maar mij geen toelating gaf om deze te publiceren, hoewel zijn uitleg heel correct en neutraal was. Samengevat komt zijn en andere informatie neer op volgende feitelijke vaststellingen:

- De verkiezingen van 2009 voor het Vlaams parlement zijn niet strijdig met de grondwet en stellen geen probleem. Overigens wil geen enkele politieke familie dat een boycot van de Europese verkiezingen ook de gewestelijke verkiezingen onmogelijk zou maken.

- Voor de verkiezing van het Europees parlement zijn er stricto sensu geen juridische problemen, vermits het arbitrage hof (nu grondwettelijk hof) de schending van het gelijkheidsbeginsel enkel vaststelde voor de kieswet van 2002 die de federale verkiezingen regelt.

- Voor de federale verkiezingen (ten laatste in 2011) zijn er twee tegengestelde grondwettelijke bepalingen van toepassing: enerzijds de verplichting om verkiezingen te houden en anderzijds de toepassing van het gelijkheidsbeginsel (er is geen voorrangsorde tussen deze of gene bepaling van de grondwet). Dus zelfs in 2011 kan de minister van Binnenlandse Zaken verkiezingen organiseren, door zich te beroepen op de andere bepaling, goed wetende dat hij dan de Vlamingen discrimineert.

De ‘Vlaamse’ burgemeesters willen vanzelfsprekend dat BHV gesplitst wordt maar geen enkele van de politieke partijen waartoe ze behoren heeft tot op heden de politieke moed gehad om deze discriminatie weg te werken via de volkomen legale en democratische parlementaire weg. Aan Franstalige kant weigert men elk gesprek zolang Vlaanderen niet bereid is een prijs te betalen voor het elimineren van deze discriminatie.

Als rechtsgronden niet meer de grondvesten zijn van de rechtspleging, wat blijft er dan nog over van een rechtsstaat?


Mijnheer De Waele, volgens ingewonnen informatie is er geen juridisch probleem voor de verkiezingen van het Europees parlement?

De Waele: Ik ken deze redenering en inderdaad als men zich baseert op de uitspraak van het arbitragehof is dit correct. Alleen weet iedereen dat de rechtsgrond (schending van het gelijkheidsbeginsel) waarop dit arrest is gebaseerd ook van toepassing is op de kieswet van 1989 die de verkiezingen voor het Europees parlement regelt.
De vaststelling dat een rechtbank zich daaromtrent niet heeft uitgesproken heft de discriminatie niet op en doet niets af van de ongrondwettelijkheid van de Europese verkiezingen en de onmogelijkheid om deze te organiseren.
Trouwens waarom wordt alleen het bestuurlijke arrondissement Halle-Vilvoorde onttrokken aan de logica van de grondwetsartikelen 1 tot 5 (organisatie van de federale staat) en niet de Waalse gemeenten met “faciliteiten” voor de Vlamingen?

Wat is er precies discriminerend aan de wet van 1989?

De Waele: Artikel 9 van de wet van 23 maart 1989 stelt dat de Europese verkiezingen worden gehouden op basis van de volgende kieskringen:
De Vlaamse kieskring die de administratieve arrondissementen omvat van het Vlaams Gewest met uitzondering van het bestuurlijk arrondissement Halle-Vilvoorde;
De Waalse kieskring die de administratieve arrondissementen omvat van het Waalse Gewest met uitzondering van de gemeenten van het Duitse taalgebied;
De kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde die de administratieve arrondissementen Brussel-hoofdstad en Halle-Vilvoorde omvat;
De Duitstalige kieskring die de gemeenten van het Duitse taalgebied omvat;

Artikel 10 § 1 van de wet van 23 maart 1989 bepaalt dat er 3 kiescolleges zijn:
Het Nederlandstalig kiescollege omvattend de personen die ingeschreven zijn op de lijst van kiezers van de Vlaamse kieskring;
Het Franstalig kiescollege omvattend de personen die ingeschreven zijn op de lijst van de kiezers van de Waalse kieskring;
De personen die ingeschreven zijn op de lijst van de kiezers van de gemeenten van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde behoren hetzij tot het Nederlandstalig kiescollege of het Franstalig kiescollege;

Beide artikelen hebben voor gevolg dat de kandidaten die deel uitmaken van de Waalse kieskring en van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde wanneer ze gekozen hebben voor het Franstalig kiescollege stemmen kunnen halen in 35 Vlaams Brabantse gemeenten.

Noch de kandidaten uit de Vlaamse kieskring, noch de kandidaten uit de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde die gekozen hebben voor het Nederlandstalig kiescollege, kunnen in om het even welke Waalse gemeenten op stemmen rekenen.

Tijdens de verkiezingen voor het Europese Parlement van 13 juni 2004 konden kandidaten uit onderstaande gemeenten van de Waalse kieskring en het Franstalig kiescollege in 35 Vlaams-Brabantse gemeenten aan de kiezer worden voorgesteld en stemmen halen:
Bruxelles, Dio-Valmont, Noirchain, Aywaille, Heure, Bastogne, Jumet, Tubize, Charleroi, Mons, Pont-à-Celles, Gilly, Saint-Marc, Lustin, Velaine-sur-Sambre, Jodogne, Ottignies, Gembloux, Liège, Hensies, Manhay, Tournai, Poulseur, Namur, Lessines, Blaugnies, Ophain-Bois-Seigneur-Isaac, Ittre, Sainte-Ode, La Louvière, Bouge, Verviers, Ans, Feluy, Anthines, Boussu, Tintigny, Orcq, Bothey, Loncin, Dorinne, Genval, Waterloo, Montigny-le-Tilleul, Lierneux, Nandrin, Beaufays, Les Bons Villers, Rouvroy, Saive, Wavre, Ghlin, Havinnes, Soignies, Grivegnée, Tongrinne, Limerlé, Mouscron, Ensival, Dinant, Binche, Herstal, Vedrin, Cuesmes, Montignies-sur-Sambre.

Dit is duidelijk een ongelijke behandeling van de kiezers en kandidaten van de Vlaamse kieskring behorend tot het Nederlandstalig kiescollege enerzijds en de kiezers en kandidaten van de Waalse kieskring behorend tot het Franstalig kiescollege anderzijds.

Dit argument is met het arrest van 26 mei 2003 van het Grondwettelijk Hof (overweging B.9.5) weerhouden om een aantal artikelen van de wet van 13 december 2002 tot wijziging van het kieswetboek te vernietigen.

Wanneer iemand de grondwettelijke verplichting tot het organiseren van de Europese verkiezingen inroept, dan stel ik daar tegenover dat deze verkiezingen enkel kunnen georganiseerd worden met respect voor de artikelen 1 tot 5 van de Grondwet die de federale staat organiseert in gewesten, gemeenschappen en taalgebieden die territoriaal afgebakend zijn.

De gemeenteraad van Lennik heeft beslist deze verkiezingen te boycotten. Betekent het ook dat u geen personen zal oproepen om te zetelen in de kiesbureau’s?

De Waele: Het oproepen van de personen die zullen zetelen in stem- en telbureau’s valt onder de bevoegdheid van de voorzitter van het hoofdkiesbureau.

Is de symboliek van uw aktie burgerzin niet het pijnlijke bewijs van de onmacht van de Vlamingen in het huidige Belgisch staatsbestel?

De Waele: De splitsing van de kieskring B H V en van het gerechtelijke arrondissement heeft geen communautair aspect zoals te pas en te onpas wordt verkondigd, maar iets dat een rechtstaat fundamenteel en veel dieper raakt: het respect voor de grondwet.

Er kan simpelweg niet onderhandeld worden over dit hele dossier; deze ongrondwettelijke situatie moet eenvoudig zonder enige compensatie worden rechtgezet.

Ik stel evenwel vast dat het naleven van de grondwet en het afdwingen van de naleving ervan, zelfs na een arrest van het Grondwettelijk Hof, in het Belgisch staatsverband onmogelijk is.

Zes miljoen Vlamingen, die al grondwettelijk geketend en gekluisterd waren door bijzondere meerderheidsregels, bevoegdheidsconflicten en alarmbelprocedures en de taalpariteit in de ministerraad, zijn in werkelijkheid een politieke minderheid. In België kan een rechtmatige en redelijke politieke doelstelling niet meer langs democratische weg worden gerealiseerd.


Waarvan akte.

Ter afsluiting twee bedenkingen:

Een vooraanstaande, maar vooral ook hoogstaande Vlaming die ooit uitgenodigd werd om lid te worden van het establishment en allerlei mooie functies en zelfs een adellijke titel werd aangeboden, maar deze weigerde, verklaarde onlangs nog dat de strijd tegen het Belgisch (Franstalig) establishment nog altijd actueel is.

Onlangs verklaarde een zittend rechter dat het ongehoord is dat een uitspraak van het hoogste rechtscollege door de politici genegeerd wordt. Deze verontwaardiging is volkomen begrijpelijk. Maar heeft ook een gemeenschap niet het recht om verontwaardigd te zijn als het slachtoffer is van een discriminerende wetgeving?

Beste lezers,

Heeft u de boodschap ook zo begrepen: dat discriminatie niet bestaat zolang een rechter dat niet vaststelt?
Hoe kunnen u en ik zo eigenwijs zijn om te denken dat we zelf discriminatie kunnen vaststellen. Hoe arrogant moeten we niet zijn om dat ook nog publiek te durven zeggen!

Pjotr