15 april 2009

Akelig radicaal

Hoewel mijn lezers weten dat ik zeer zuinig ben als het gaat over de problematiek van de religieuze en politieke radicalisering door de islam, wil ik in deze Paasperiode toch even ingaan op een artikel in de e-knack (09/04) over “Religieuze radicalisering is geen misdaad”. (voor e abonnees: in bijlage het artikel - auteur Jan Stevens).

Twee ‘experten’ worden aan het woord gelaten om de stelling van de Britse historicus Burleigh te bestrijden. Die poneert dat het Westen te tolerant is tegenover de radicale islam en het terrorisme. "Islamisten brengen een soort van collectieve afkeuring voor onze westerse manier van leven in de maatschappij", schrijft hij. "In plaats van via politieke, legitieme weg veranderingen na te streven, doden ze mensen”.

Rik Coolsaet, SP.A getrouwe en professor internationale politiek verwijt hem radicale islam en jihadterrorisme op één hoop te gooien. Je moet een onderscheid maken tussen religieus en politiek radicalisme is zijn standpunt. Religieuze radicalisering is misschien akelig voor de samenhang in een samenleving, maar is een gevolg van het zoeken naar identiteit." "Er is geen oorzakelijk verband tussen mensen die religieus radicaliseren en het terrorisme. Het is niet omdat je religieus radicaliseert dat je dat ook politiek zult doen"

Luc Verheyden, terrorisme-expert en adjunct-directeur van OCAD (Coördinatie Orgaan voor de Dreigingsanalyse) verklaart dat “Radicalisering geen misdaad is”. "Zolang je als radicaal binnen onze tolerante wetgeving blijft, is er geen probleem." "Omdat wij vrijheid hoog in het vaandel voeren, is het niet wenselijk om tegen religieuze radicale meningen op te treden, zolang die niet uitmonden in daden die onze democratische rechtsstaat in gevaar brengen." "Als je als staatsbestel in de democratische rechten van mensen wilt ingrijpen, ben je zelf ondemocratisch bezig", aldus Verheyden.

Zelden wordt van een zichtbaar fenomeen - de religieuze én politieke radicalisering van de Islam – zo’n een verschillende analyse gemaakt. Wie heeft het bij het rechte eind? Wie is de verdraagzame en wie de onverdraagzame? Waar zijn we het wel over eens? Voldoende reden om bij dit artikel stil te staan. Eens ‘Anders’ pogen om een aanzet tot antwoord te geven op enkele belangrijke vragen:

1. Is een ‘radicale’ godsdienstbeleving een mogelijke broedplaats voor intolerantie en maatschappelijk geweld?

Ik denk dat de geschiedenis ons leert dat het antwoord op deze vraag JA is. Het is niet altijd zo gelopen, maar ontsporingen vanuit een radicaal religieuze beleving zijn een reële mogelijkheid. De islam draagt dit risico vooral in zich wegens de inherente verwevenheid van zowel godsdienstige als maatschappelijke regels en normen. Bovendien blijkt dat binnen de diversiteit van de islam een radicale individuele én collectieve beleving kan gedijen, meer zelfs, dat ze kan rekenen op een relatief groot maatschappelijk draagvlak. Dat bleek onder meer tijdens de massale publieke toejuichingen in de Arabische wereld toen bekend werd dat de Twin Towers door jihadstrijders waren vernield.

2. Is godsdienst onderdeel van een eigen identiteit?

Ongetwijfeld maakt de religieuze beleving (of het weren ervan) deel uit van zowel de individuele als collectieve eigenheid. Deze collectieve eigenheid, identiteit, kan bij voorbeeld verwijzen naar de gemeenschappelijke ‘christelijke wortels’ van onze West-Europese beschaving. Dat een bepaalde intellectuele elite het moeilijk heeft om dit te erkennen maar tegelijk begrip heeft voor een radicale beleving van de islam als onderdeel van de zoektocht naar identiteit, is meer dan een paradox. Het is wellicht ook een verklaring waarom de toenemende islamisering van West-Europa genegeerd wordt of enkel als ‘akelig’ (irritant, vervelend) wordt ervaren. In elk geval is het opvallend dat deze intellectuelen de eigen identiteit, of ten minste het religieuze aspect ervan, kritischer benaderen dan de religieuze identiteit van de islamgemeenschap waarvan sommige normen en regels nochtans haaks staan op onze maatschappelijke waarden en normen. Maar wat nog moeilijker te verklaren valt is dat men geen vragen stelt wanneer de islamgemeenschap steeds nadrukkelijker haar waarden en normen naar voor schuift als dé norm. Het tegengestelde van integratie en verdraagzaamheid.

3. Valt vrijheid en democratie niet te rijmen met (pro-actieve) maatregelen tegen excessen?

Het meest problematisch lijkt mij niet het ontbreken van een klaar en duidelijk antwoord van de West-Europese bevolking (of ten minste van haar elite), hoe belangrijk ook, maar de stilzwijgende steun van de gematigden islamgemeenschap aan de radicalisering binnen haar gemeenschap. Wanneer een ganse gemeenschap gestigmatiseerd wordt door een kleine minderheid extremisten (dat beweert men althans) zou men mogen verwachten dat deze gematigde meerderheid publiek de extremisten met de vinger wijst, meer zelfs, hen het recht ontzegt om zich op te werpen als de vertegenwoordigers van hun religieuze gemeenschap, hen indien nodig bekampt met alle democratische middelen. Helaas is dat niet of nauwelijks het geval waardoor er geen onderscheid is tussen fundamentalisten en gematigden. Zolang de islamgemeenschap – de éérste die tekortgedaan wordt door het fundamentalisme en dus recht van spreken heeft – verkiest om te zwijgen, te gedogen en bij sommige gelegenheden deze strekking te steunen, kan men niet verwachten van de West-Europese autochtone bevolking dat ze selectief is in haar (on)verdraagzaamheid.

Mag ik even de parallel trekken met de culturele situatie in België, waar Walen en Franstalige Brusselaars het vertikken om de beperkte groep Franskiljons in Vlaanderen aan te manen om Nederlands te leren, om zich te integreren. Welnu, net zoals de Franstaligen het een fundamenteel mensenrecht vinden om Frans te mogen spreken van Verviers tot in De Panne, vinden moslims het vanzelfsprekend dat ze alle wettelijke faciliteiten krijgen om hun religieuze normen en waarden toe te passen in België en gans West-Europa. Hiermee ondergraven ze een fundament van onze West-Europese beschaving: de seculiere Staat.

De voornaamste reden voor de migratie van allochtonen, ongeacht hun levensbeschouwing, is de aantrekkelijke materiële welstand en tolerantie ten aanzien van de levensbeschouwelijke diversiteit in Europa. Het armoedig – meestal ook gedicteerd - leven in het thuisland ruilen voor een beter leven in België heeft echter ook zijn grenzen: het moet betaalbaar en vooral ook eerlijk blijven. De verworven materiële en geestelijke welstand heeft Europa letterlijk en figuurlijk veel bloed en zweet gekost. Het is niet gratis. Daarenboven mag de geïmporteerde armoede geen argument/oorzaak worden van een ontregelende criminaliteit die het sociaal weefsel van de autochtone gemeenschap vernietigt. Het is zo dikwijls gevraagd, gesmeekt zelfs, maar blijkbaar slaagt niemand erin om ‘redelijke’ regels te voorzien waarmee zowel autochtonen als allochtonen kunnen (samen)leven. De verantwoordelijkheid is minstens gedeeld. Dat partij-politieke verantwoordelijken dit moeilijk proces misbruiken voor electoraal gewin is pervers en absoluut uit den boze. Net zoals de dictatuur van het politiek correcte denken, dat vooral de polemiek voedt en erger nog, stigmatiseert in plaats van te bouwen aan een maatschappelijk draagvlak voor hun opvattingen. Ze maken het de tegenstanders wel heel gemakkelijk.

Indien de moslimgemeenschap in gebreke blijft in haar expliciete veroordeling van het fundamentalisme en een deel van de autochtone elite de ongemakken van de integratie van een snel aangroeiende nieuwe gemeenschap afdoet als onverdraagzaam, kan op afzienbare termijn een situatie ontstaan waarbij de geïmporteerde religieuze en maatschappelijke regels en normen dé wettelijk beschermde regels worden van een nieuwe democratische meerderheid.

Op dat ogenblik zal de tegenstelling niet meer gaan tussen godsdienstvrijheid versus (socio-) religieuze verplichtingen, maar tussen onze Westerse waarden en vrijheid en de democratie. Dan pas zal elke keuze ‘akelig radicaal’ worden.

Pjotr