16 augustus 2010

De onderhandelingen: uw vragen

ANDERS GELEZEN

Daar ook Anders Nieuws lezers met vragen blijven zitten over de politieke thema’s en de onderhandelingen, eens een informatieve Anders Gelezen. Antwoorden op uw vragen.

Wat is er eigenlijk mis met de typisch Belgische onderhandelingen?
Zeer bondig zou men kunnen stellen dat de Belgische communautaire onderhandelingen vergelijkbaar waren (en nog zijn?) met het gesjacher in de mediterrane bazaars. De koper wil iets kopen en de verkoper wil daarvoor zoveel mogelijk geld hebben, maar er zijn geen spelregels en er zijn geen onafhankelijke scheidsrechters. Deze relatie tussen de Vlaamse politici als kopers en de Franstalige politici als verkopers, impliceert dat de Vlamingen eigenlijk géén recht hadden/hebben op wat ze vroegen en nog vragen. Het ging nooit om het sámenleven, om mekaar iets te géven, om een gemeenschappelijk project. Daarom is een dialoog – géén onderhandelingen tussen Franstalige ‘demandeurs de rien’ en Vlaamse eisers – tussen evenwaardige partijen slechts mogelijk wanneer men deze logica verlaat en in de plaats ervan samen beslist wat men samen wil doen. Dat is voor de Franstaligen voorlopig nog altijd onbespreekbaar en dus kunnen de Vlamingen slechts het onevenwicht tijdens de onderhandelingen herstellen door eveneens met een breekijzer uit te pakken: niet in een regering stappen zolang hun eisen niet worden aanvaard. Daarenboven hebben de Vlaamse politici nooit de reeds bestaande kostprijs voor België (transferts), in rekening gebracht. Maar wat als deze situatie zou veranderen?
Het grootste nadeel aan deze manier van onderhandelen is dat het onvermijdelijk leidt tot compromissen in plaats van een duidelijke verdeling van de macht; daardoor rafelden de beleidsdomeinen uiteen in stukken en brokken. Gevolg: géén coherent beleid meer en evenmin voldoende homogene beleidsdomeinen voor een gedifferentieerd beleid. Daardoor verschrompelde het maatschappelijk draagvlak voor deze compromissen die vooral (partij)politiek geïnspireerd waren. Het politiek haalbare werd de mantra van Dehaene & Co, het betere was niet haalbaar en het algemeen welzijn een vaag ideaal.

Wat willen de Vlamingen (lees N-VA en CD&V) nu eigenlijk?
In de kranten was het zoeken naar concrete informatie over de vijf Vlaamse resoluties (maart 1999) en de recente Octopus-nota die nochtans de basis vormen voor de Vlaamse eisen. Gelukkig beweegt er iets bij dS en publiceerde Guy Tegenbos op 13/08 een kaderstukje met duidelijke informatie over de Octopus-nota.
Drie duidelijke principes staan voorop:
- Homogene bevoegdheidspakketten (de rechtzetting van wat scheefgroeide door de compromissen; zo bijvoorbeeld het ganse gezinsbeleid regionaliseren in plaats van actueel een stukje federaal en een stukje bij de gemeenschappen)
- Responsabilisering van de deelstaten (laks beleid verhinderen door zelf te beslissen over eigen inkomsten en uitgaven)
- Maximale macht bij de deelstaten (deelstaten = overkoepelende term voor de gewesten en gemeenschappen; toepassing van het subsidiariteitsbeginsel).

Maar laten we eerlijk zijn, het gaat niet alleen meer om de feitelijke macht. Er is ook het groeiende gevoel dat samenleven met de Franstaligen steeds moeilijker wordt. Dat steeds meer weldenkende Vlamingen niet meer willen dat Joëlle Milquet, Laurette Onckelinckx & Co zich nog bemoeien met onze zaken. Van daar dat vooral autonomie en responsabilisering voorop staan in de eisen terwijl dát precies het meest pijnlijke is voor de Franstaligen.

Dit verklaart de toegenomen polarisatie die perfect geïllustreerd wordt door twee gezaghebbende opiniemakers: Béatrice Delvaux, hoofdredactrice van Le Soir deed zowel in haar editoriaal (14/08) als tijdens een chatsessie met de lezers volgende opmerkelijk uitspraak: De fait, il faut refuser toute tentative franche ou larvée, déguisée d'annexion de Bruxelles. Si l'objectif flamand est celui-là, alors c'est clair, il faut parler d'autre chose, c'est à dire la négociation franche et directe de la scission du pays.
In Knack schrijft directeur Rik Van Cauwelaert: Eigenlijk blijft er Elio Di Rupo en Bart De Wever weinig meer over dan, naar het voorbeeld van de Tsjech Vaclav Klaus en de Slowaak Vladimir Meciar, onder een boom te gaan zitten en het ultieme communautaire contract te sluiten. Alleen door uit te gaan van het meest extreme, kunnen de zaken eindelijk op orde worden gesteld.
Dat voor Béatrice Delvaux, die in Dilbeek woont, Brussel eigendom geworden is van de Franstaligen en de rechten van de Vlamingen op deze Brabantse stad niet langer erkent, is veelzeggend voor het aplomb waarmee de Franstalige media hun politici steunen in het verzet tegen elke aantasting van hun onversneden imperialistisch gedrag.
Dat Rik Van Cauwelaert de compromiscultuur afvalt is niet minder tekenend voor de sterk groeiende drang naar zelfstandigheid aan Vlaamse kant.

Maar er is meer: wanneer twee goed geïnformeerde zwaargewichten zoiets zeggen is het omdat de onderhandelingen niet lopen zoals de gezagsgetrouwe media ons willen doen geloven. Die pogen nog steeds om de Vlamingen te bewegen tot compromisbereidheid en ze uit mekaar te spelen zoals dS, die CD&V aanraadde om niet mee te stappen in de Vlaamse eisen van N-VA, want ze zouden daar toch niet van profiteren. Fout want kordaatheid is voor de geloofwaardigheid van beide essentieel. De nood aan het kartel is nog nooit zo groot geweest, nu SP.A koos voor de PS (en zichzelf).

Een ander lezer vroeg naar de voordelen van een splitsing van de kinderbijslag?
Het antwoord op deze vraag had eveneens al lang in de kranten moeten staan. Maar eindelijk kon het wel: in zijn commentaar ‘Kinderbijslag herdenken is zinvol’ (DS 12/10) geeft Guy Tegenbos een zeer goede verklaring waarom dit een goede maatregel is. Samengevat: een goed gezinsbeleid houdt rekening met de verschillende aspecten en stelt prioriteiten in functie van de specifieke situatie. Dat kan alleen als elk zijn eigen beleid kan voeren.
Twee toevoegingen:
Momenteel zijn er verschillende beleidsregels voor kinderen die naar een Nederlandse of Franstalige school gaan in Brussel (de Franstaligen krijgen 50 % afslag op het schoolabonnement voor de STIB; = 100 euro; maar enkel voor het Nederlandstalig lager onderwijs is er een maximumfactuur), dixit een ervaringsdeskundige Brusselaar in dS online. Zouden we al die verschillen dan ook moeten wegwerken en zo ja, met welk geld zal het Brussels Hoofdstedelijk Gewest dat betalen? Met een federale dotatie waardoor Vlaanderen opnieuw een onredelijk aandeel moet bijdragen, aangezien volgens de Franstaligen zij 90 % van de bevolking uitmaken? Zou het niet eerlijker zijn dat de financiering van Brussel – 500 miljoen euro, zonder kindergeld - ook volgens deze sleutel wordt geregeld: 450 miljoen euro door Wallonië en Brussel en 50 miljoen euro door Vlaanderen? Of is dat teveel gevraagd?
Tweede bedenking: dat de Franstaligen niet willen dat Vlaanderen ook zorgt voor de Brusselse Vlamingen komt omdat zij vrezen dat ze hun exclusief zeggenschap op Brussel zouden verliezen. In Vlaanderen denkt men aan Brussel als de tweetalige hoofdstad van België en hoofdstad van Vlaanderen, maar de Franstaligen zien dat reeds lang niet meer zo. Vandaar de reactie hiervoor van Beatrice Delvaux. Zij tolereren alleen nog een Vlaamse minderheid omwille van de centen, maar zonder voldoende inspraak! Meteen een goede reden om in een confederale structuur de Vlamingen in Brussel niet in de steek te laten en blijvend deel te nemen aan de macht in Brussel. Het BHG mag daarom geen volwaardig gewest worden met gemeenschapsbevoegdheden.

De verwijzing van SP.A en Groen! naar de tegenstelling tussen een linkse versus rechtse maatschappijvisie om te verklaren waarom ze tégen de overdracht naar de gemeenschappen zijn, houdt geen steek. In deze discussie gaat het enkel om de vraag WIE mag bepalen hoe het gezinsbeleid eruit ziet, de gemeenschappen of gewesten, en helemaal niet WELK beleid, links dan wel rechts, het dient te zijn. Zit SP.A niet in de Vlaamse regering die bevoegd is voor het gewestelijk én gemeenschapsbeleid? Het lijkt er sterk op dat zij vooral de Belgischgestructureerde middenveldorganisaties willen beschermen. Dat heeft niets met sociaal of links te maken maar enkel om puur machtsbehoud van het Belgisch apparaat. Het werd helemaal duidelijk toen in dS (13/08) de sociale partners lieten weten dat zij ‘de financiering zullen intrekken’ wanneer ze zelf niet meer mogen (mee)beslissen over de middelen voor de kinderbijslag en andere gezinstoelagen. Voor een aandachtige lezer is zo’n uitspraak toch wel zeer grof want het betekent nog min nog meer dat zij zich in de plaats gesteld hebben van de democratisch verkozen macht. Is er een beter argument mogelijk om hier perk en paal aan te stellen?

Iemand vroeg waarom ik Sven Gatz, Douglas De Coninck en Mia Doornaert omschreef als Vlaamse Brusselaars en niet als Brusselse Vlamingen?
Omdat ik op basis van wat ik las van hen – ook in privé correspondentie – zij perfecte ‘voorbeelden’ zijn voor een groep Vlamingen-van-afkomst die zich in de eerste plaats identificeren als Nederlandstalige Brusselaar. Dat niet álle Vlamingen in Brussel zich daarin herkennen is vanzelfsprekend maar een deel heeft duidelijk moeite met de Vlaamse standpunten omtrent Brussel.

Nog één vraag van een in Wallonië wonende Nederlander: Het valt mij op, dat ook u de Franstaligen tegenover de Vlamingen zet in uw geschriften. Volgens mij is dat niet juist en speelt dit de Franstaligen in de kaart. Het moet zijn Vlamingen versus Walen, Nederlandstaligen versus Franstaligen, Communauté Française versus Communauté Neerlandaise (bedoelde wellicht Vlaamse gemeenschap). Aangezien de Vlamingen in het verleden hun eigen vijand waren zou je toch verwachten dat zij een beetje na zouden denken hierover?
Wat u schrijft is terecht of zou het moeten zijn. Alleen weten wij in België niet meer hoe dat zit met de Brusselaars. In dS (14/08) schrijft Marc Reynebeau dat er wel degelijk sprake is van een Brusselse identiteit; citaat: Er bestaat onmiskenbaar een Brusselse identiteit, met eigen kenmerken en problemen. Dat Reynebeau nu opeens komt aanzetten met een identiteit is opmerkelijk gezien zijn vorige uitspraken hierover. Maar wie het volledig artikel leest begrijp dat deze uitspraak bedoeld is om de Vlamingen te overtuigen dat Brussel wel degelijk recht heeft op een eigen gewest met bevoegdheid over alle persoonsgebonden materies. Zou hij dan ook pleiten voor een Antwerps gewest dat eveneens zijn eigen parameters heeft? Of een Antwerpse zone urbaine die zich uitstrekt tot in Duitsland, Luik en Kortrijk?
Het zegt veel dat hij hiervoor te rade ging bij Philippe Van Parijs, woordvoerder van de Pavia groep die pleit voor een federale kieskring, maar vooral de sympathieke academicus als pleitbezorger voor meer macht voor het BHG. Toen ik hem bij gelegenheid confronteerde met een voorstel waarin de Vlamingen op basis van het principe ‘No taxation without representation’ geld zouden geven voor BHG mits ook stemrecht (voor de 300.000 Vlaamse pendelaars) vond hij dat niet zo’n goed idee.

Tenslotte enkele bedenkingen.
Ik denk niet dat alle Franssprekende en Nederlandssprekende Brusselaars zich als een ‘ras apart’ beschouwen en vooral niet dat ze daarvan de consequenties willen dragen.
Hebben Vlamingen evenveel meningsverschillen met de Walen als met de Brusselse Francofonie? Ik denk het niet, al was het maar omdat we niet in mekaars ‘territorium’ leven en het ook in Wallonië steeds meer voorkomt dat men omwille van de Nederlandstalige toeristen ook moeite doet om Nederlands te spreken. Dat de Nederlanders in Wallonië zich assertiever gedragen en een voorbeeld zijn voor de Vlamingen die al te gemakkelijk hun taal opgeven, kan alleen maar positief zijn voor de uitstraling van onze gemeenschappelijke taal en cultuur. Ik neem aan dat ook Nederlanders een onderscheid maken tussen de Franstaligen in Wallonië en in Brussel?

Zoals u ziet, niet eenvoudig dit kleine landje.

Pjotr
ANDERS GELEZEN

Geen opmerkingen: