20 augustus 2010

Nog nooit zoveel informatie, dankzij de Vlaamse kiezers

ANDERS GELEZEN

Hadden we werkelijk een duidelijke uitspraak nodig van de Vlaamse kiezers om de mediaredacties te bewegen tot meer relevante informatie vanuit een Vlaamse invalshoek? Twee maand na de verkiezingen blijken de kranten dieper te graven dan ooit en tegelijk daalden de Belgischgezinde opiniebijdragen. De kranten, Anders Gelezen.

De ware macht onthuld
De presentatie in dS (18/08) van de financiële middelen per niveau was werkelijk verhélderend! Het federale niveau beschikt nog over 28,5 miljard euro (waarvan dan nog 13 miljard euro rente op de staatsschuld); de gewesten en gemeenschappen beschikken over 53 miljard. Tenslotte beschikt de sociale zekerheid over 63,5 miljard euro. Niets opgevallen? Even Anders lezen.

Vermits de financiële middelen voor een eigen beleid op het federale niveau afgekalfd zijn tot een absoluut minimum, kan men zich afvragen waartoe zoveel mandatarissen en al die ministers en staatssecretarissen nog dienen. Maar wat te denken over de 63,5 miljard euro voor de sociale zekerheid? Voor alle duidelijkheid, dit bedrag betekent dat de federale overheid zowat de helft (47 %) van het totaal staatsinkomen min staatsschuld en vaste kosten, heeft uitbesteed aan organisaties, vakbonden, mutualiteiten, patroons en ander nevenorganisaties, die in de praktijk niet verantwoordelijk kunnen gesteld worden en nog minder aansprakelijk voor eventuele beheersfouten. Komt nog erbij dat de ‘sociale partners’ zelf een groot deel van deze inkomsten mogen ophalen (en daarvoor zichzelf een ruime vergoeding toekennen). Herinner u dat het ACV onlangs nog dreigde in dS dat de politici dan zelf het geld maar dienden te zoeken. Precies of het geld dat ze nu beheren van hén is en niet van de gemeenschap; belastinggelden, werknemers- en werkgeversbijdragen.

Beste lezers, vindt u dat niet abnormaal? Onverkozen organisaties die het leeuwenaandeel van de financiële middelen mogen beheren zonder transparantie en grondige controle? Begrijpelijk dat zij géén rechtspersoonlijkheid willen noch een open boekhouding. Begrijpelijk ook dat zij zich thuis voelen in de ondoorzichtige Belgische staatshuishouding, een uitgelezen doolhof waar veel geld circuleert zonder dat zelfs verkozenen weten hoe het allemaal in mekaar zit. Een ongezonde situatie waarbij alle politieke partijen inzake kennis afhankelijk geworden zijn van deze organisaties. En wat als ze een partij weigeren te informeren? Incontournabel, dat is nog erger dan een monopolie.

Doen ze het slecht? Hopelijk niet, maar zou volledige transparantie niet tot de praktijk van goed bestuur behoren? Controleren én de mogelijkheid om hen aansprakelijk te stellen voor een slecht (verkwistend) beheer, voor eventuele misbruiken of zogenaamde ‘professionele’ fouten? Een bevriend geneesheer-specialist is alvast overtuigd dat er nog heel veel kan bespaard worden op de gezondheidsfactuur zonder de kwaliteit van de geneeskundige verzorging in het gedrang te brengen.

Mag ik bij deze het opzettelijk verkeerd woordgebruik waaraan vakbondsleiders en andere woordvoerders van middenveldorganisaties zich bezondigen, rechtzetten: de sociale zekerheid is géén solidariteitsmechanisme (dat is onderdeel van de financieringswet) maar een verzekeringssysteem voor wie tegenslag heeft; werkloos of ziek is. Wie kiest voor een ander systeem is daarom niet minder solidair en deze verwijten zijn gratuit en zelfs beledigend. Hoog tijd om de sociale zekerheid – toch dé kerntaak vaan een overheid - terug onder de controle te brengen van de wetgevende en uitvoerende macht. En laat hén beslissen – zonder dreigementen - namens alle Vlamingen welk verzekeringssysteem het beste is én tegelijk betaalbaar blijft in de toekomst.

Over financiële verantwoordelijkheid
In dS (17/08) schrijft Guy Tegenbos het editoriaal onder de titel De kiezer maakte het verschil. Enkele interessante bedenkingen:
De Franstalige kiezer heeft de Franstalige partijen ‘de toelating' gegeven om dat te doen. En de Vlaamse kiezer heeft hen ‘gedwongen' om dat te doen. (…) De nieuwe stap die nodig is, die naar de financiële en fiscale verantwoordelijkheid, durven ze nog niet te zetten. (…)Dit is echter een sprong die ze nog móeten nemen. Alleen met die financiële verantwoordelijkheid van de deelstaten kan de zekerheid worden gegeven dat de resterende federale taken ook gefinancierd kunnen blijven. Dat is duidelijke taal en hierop kan men het resultaat van de onderhandelingen afmeten.

In dS editie van de volgende dag staan nog meer belangrijke bemerkingen:
Alle Vlaamse partijen eisen dat zo die fameuze responsabilisering wordt ingebouwd in de staatshervorming' (…) De kiezer vroeg fundamentele hervormingen en daarvoor is een hervorming van de financieringswet nodig.'
Goed om na twee maand te lezen dat de kiezer fundamentele hervormingen vroeg. In een aansluitend artikel komen we eindelijk te weten waarom dat met de compromissen van vroeger niet kon en als het van Di Rupo afhangt zo zal blijven: Di Rupo's strategie bestaat erin een vrij groot pakket regionaliseringen aan te bieden. Daarin zitten (delen van) de kinderbijslag, de gezondheidszorg, binnenlandse zaken en mobiliteit; geen enkele Vlaming kan zeggen dat het nog borrelnootjes zijn die niets terzake doen. Tegelijk waakt hij er zorgvuldig over dat er niks systemisch wordt overgeheveld. Geen enkel domein wordt 100 procent geregionaliseerd, overal houdt hij een federale sokkel. De kwaliteitsnormen voor ziekenhuizen verhuizen bijvoorbeeld naar de deelstaten, de financiering blijft federaal. Idem voor de arbeidsmarkt: de controle op de werklozen gaat naar de deelstaten, de uitkering blijft federaal.
Dat is precies de logica van de Belgische compromissen: het uiteenrafelen van beleidsdomeinen onder druk van de Vlamingen heeft nooit geleid tot duidelijke afgebakende beleidsdomeinen per niveau. Hierdoor was een krachtdadig gedifferentieerd beleid onmogelijk want afhankelijk van afspraken tussen verschillende niveau’s én verschillende ministeries. De blokkeringen inherent aan deze compromissen zijn verklaarbaar vanuit de vaststelling dat zowel de politieke visies tussen Noord en Zuid als de socio-economische gegevens, verschillen. Zolang de onderhandelaars deze foute logica blijven volgen kán er niks fundamenteel veranderen.
Maar zó ver is de redactie van dS nog niet, want het artikel eindigt met: het wordt voor de partij (N-VA) ook moeilijk om de mooie hap die er wel ligt, te laten schieten. Dat de anderen hen dan in de hoek van de fundi's duwen, die geen akkoord willen, spreekt voor zich. Opnieuw de persistente boodschap van de redactie om toch maar de mooie hap te consumeren alvorens de carrousel van een volgende staatshervorming op gang te trekken. De N-VA fundi’s (let op de woordkeuze) moeten buigen, schrijft men nu al (dS 20/08) en de onderhandelingen moeten nog beginnen.

Wat we dank zij Knack online (18/08) weten: dat Di Rupo zélf een voorstel tot herziening van de financieringswet voorstelde (tekst beschikbaar). Wat blijkt, dat Di Rupo massa’s geld van de Vlaamse gemeenschap wilde afpakken (100-den miljoenen euro per jaar oplopend tot 1,187 miljard in 2020). Wie hiervan profiteert: de federale staat en de Franse gemeenschap. Het zegt veel over de compromisbereidheid van de Franstalige ‘gematigden’.

Over Brussel
De Morgen pakt uit met een artikel online (17/08) van Prof Hendrik Vuye, UNamen waarin hij een weinig bekende ‘verworvenheid’ uit het Dehaene tijdperk duidelijk maakt. Iets wat de Vlaamsgezinden niet graag zullen lezen en wellicht daarom ook nooit te lezen kregen; citaat:
Wat weinigen beseffen is dat dit evenwicht al in 1993 werd verbroken door machtspoliticus Dehaene. Die zocht en vond een oplossing voor een ad-hoc probleem, namelijk het financiële deficit van de Franse Gemeenschap. Deze moest maar bevoegdheden overdragen aan het Waalse Gewest en, voor het Brusselse grondgebied, aan de Franse Gemeenschapscommissie (Cocof). De Cocof kreeg aldus decreetgevende bevoegdheid. Dat betekent dat er in feite een Brusselse Franstalige Gemeenschap werd opgericht, met een parlement, dat zich pompeus herdoopte tot 'Parlement francophone bruxellois'. De Cocof heeft zelfs een minister-president! Deze prestigieuze titel prijkt op het visitekaartje van Christos Doulkeridis (Ecolo). Om kort te gaan: de Brusselaars hebben sedert 1993 twee Brusselse parlementen. Eentje waar de Vlamingen recht hebben op 17 van de 89 zetels en eentje waar de Franstaligen echt alleen de baas zijn. Als symbool kan dat tellen! De Vlamingen hebben wel hun Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC), maar dit orgaan heeft geen decreetgevende bevoegdheid.

Dat Brussel de facto een ‘gemeenschap’ is las ik nog nergens en was wellicht door veel lezers niet gekend. Nog maar eens het bewijs van de misleiding die toen schering en inslag was; volksverlakkerij is het juiste woord. Dat verklaart waarom de Franstalige Brusselaars nu opnieuw aan de deur kloppen om nog meer persoonsgebonden materies in eigen handen te krijgen van de vierde gemeenschap. Tijd om hier perk en paal aan te stellen.
Over misleiding gesproken: dat het Paleis nu ook al twee verschillende boodschappen over de herziening van de financieringswet verspreidt na het onderhoud met Di Rupo slaat toch alles. Een vertaalfout, volgens dS.

Verder maakt Vuye eveneens duidelijk waarom het politiek mis loopt in Brussel. Voor zover dat nog niet geweten zou zijn, volgend citaat:
Op het Brusselse grondgebied kunnen vele andere overheden normen uitvaardigen: Cocof, VGC, Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, Franse Gemeenschap, Vlaamse Gemeenschap, agglomeratie en negentien gemeenten. Daarnaast zijn er nog OCMW's, politiezones, en zelfs een gouverneur en een vicegouverneur, weliswaar zonder provincie. Dit is geen 'Brusselse zwans', maar een institutionele nachtmerrie. Uit recent onderzoek blijkt zelfs dat in Brussel 41 ministers of schepenen bevoegd zijn voor cultuur en dat er vier maatschappijen voor openbaar vervoer zijn. Is Brussel toe aan een interne staatshervorming? Zeker!
Die interne hervorming komt er evenwel niet omdat Brussel voor vele politici een machtsbasis is. Wat zouden Mangain (FDF), Milquet (cdh), Moureaux (PS), Cerexhe (cdh) of Picqué (PS) zonder Brussel zijn? Maar het is ook een machtsbasis die Vlaamse Brusselaars toelaat om zitjes te veroveren, in de Brusselse, de Vlaamse en de federale regering. In de uittredende federale regering zijn de twee Vlaamse vicepremiers Brusselaar! Toen Kris Peeters (CD&V) in 2008 de communautaire dialoog opstartte, bestond de zeskoppige Vlaamse delegatie uit drie Brusselaars. Een electorale basis hebben die politici nauwelijks, een institutionele machtsbasis des te meer.


Hopelijk brengt de week nog meer informatie, zodat iedereen in Noord en Zuid meer inzicht krijgt in de werkelijke wereld van de macht. Geef de demonen uit het verleden een plaats in ons collectief geheugen en laten we de verplichtingen overboord gooien en vervangen door een confederale - vrijwillige - samenwerking, waar we allemaal beter van worden op termijn. Is dat teveel gevraagd? Toch nog één bedenking: het zou de Vlaamse politici en media sieren mochten ze bekennen dat zoiets niet mogelijk is zonder dat op korte termijn Franstalig België daarvoor een extra prijs zal moeten betalen. Net zoals Vlaanderen reeds vele jaren doet.

Pjotr
ANDERS GELEZEN

17 augustus 2010

De financieringswet wijzigen? JA versus NON

ANDERS NIEUWS

Nu de onderhandelaars het hoofdstuk financiering aanvatten is het goed om te weten waarom de Vlamingen die willen wijzigen en de Franstaligen vooral de huidige financiering van de Gewesten en Gemeenschappen (G&G) willen behouden.

Reeds in 2007 wees Koen Algoed (toen KULeuven – VIVES) op de perverse mechanismen die veroorzaakt werden door de financieringswet van 1989. Deze nochtans opmerkelijke vaststelling wekte niet de interesse van de media en hoewel ook Prof Dirk Heremans hiernaar verwees in 2008, bleef het bij een vermelding zonder in detail te gaan. Tijd voor meer concrete informatie over de financiering van de federale staat en de G&G .

Een samenvatting van de studie KULeuven; Prof em Dirk Heremans, Prof em Theo Peeters, onderzoekster Annelore Van Hecke.
In cursief mijn eigen inbreng.

Aanvangssituatie

In de beginperiode van de financiering van gewesten en gemeenschappen werd een verdeelsleutel gehanteerd op basis van drie evenwaardige factoren: het bevolkingsaantal, het aandeel in de persoonsbelasting en de grootte van het grondgebied. Zo werd Brussel bevoordeeld omdat het toen de grootste inkomens had en Wallonië kreeg meer omdat het grondgebied het grootste is. Het resulteerde in volgende verdeelsleutel (1979) voor de gewesten:
Vlaanderen 51,72 % (voor een bevolking van 56,77 %)
Wallonië 39,41 % (voor een bevolking van 32,77 %)
Brussels Hoofdstedelijk Gewest BHG 8,87 (voor een bevolking van 10,46 %)

Opmerking: de financieringsproblemen van Brussel vandaag zijn te wijten aan een drastische terugval in de laatste dertig jaar van de inkomsten, zelfs tot 15 % beneden het nationaal gemiddelde.

Voor de gemeenschappen was de verdeling vergelijkbaar:
Vlaamse gemeenschap 54,1 % (bevolking 58,9 %)
Franstalige gemeenschap 45,9 (bevolking 41,1 %).

De conclusie is dat respectievelijk Wallonië en de Franstalig gemeenschap reeds vanaf het begin werden bevoordeeld door de factor grondgebied een even groot gewicht te geven als de andere criteria. De evolutie van het Vlaams aandeel in de personenbelasting zal hierin wel enige verandering brengen, maar het gaat dan ook om meer ‘Vlaams’ geld dat verdeeld wordt.

De financieringswet van 1989

Een eerste wijziging in het voorgaande verdelingsmechanisme was de afschaffing van de factor grondgebied die vervangen werd door een vertikaal (vanuit de federale overheid) solidariteitsmechanisme ten voordele van de armere regio’s.

Een tweede nieuw element was gebaseerd op een gedeeld belastingssysteem waarbij een percentage van de personenbelasting (PB) en van de BTW inkomsten werd doorgesluisd naar de gewesten en gemeenschappen. Zowel PB als BTW werden in het begin vastgelegd.

Gewesten: het percentage van de personenbelasting werd gekoppeld aan de consumptieprijzen en de toename van het Bruto Binnenlands Product (BBP). Daarnaast was er een vertikaal solidariteitsmechanisme voor het gewest dat minder inkomsten had.

Gemeenschappen: het % van de BTW inkomsten werd gekoppeld aan de consumptieprijzen en het aantal schoolgaande kinderen (nvdr voor de gemeenschappen is de grootste uitgave voor onderwijs).

Het resulteerde in volgende beschikbare financiële middelen voor de gewesten en gemeenschappen (in % van hun totale inkomsten)
Gewesten:
Eigen regionale taksen 20,14 %
Aandeel PB 21,98 %
Solidariteitsmechanisme 2,57 % (voor de armste)
Overdrachten voor specifieke behoeften 5,37 %

Gemeenschappen:
Aandeel PB 14,39 %
Aandeel BTW 32,55 %
Overdrachten voor specifieke behoeften 2,99 %

Een belangrijke vaststelling hierbij is dat de G&G slecht 20 % van de eigen inkomsten genereren en dat 80 % van de federale staat komt. Dat is het consumptiefederalisme waarbij de inkomsten federaal worden geïnd en de uitgaven gedaan worden door de G&G.
Het verschil tussen eigen inkomsten en dotaties (Fiscal gap) is voor België 60 % terwijl bij voorbeeld dat in Oostenrijk slechts 38,4 % is; Canada 15 % en in Duitsland zelfs – 9,3% (wat betekent dat de regio’s in Duitsland meer zelf innen dan dat ze krijgen van het federale niveau).

Een tweede belangrijke bemerking is dat de inkomsten van een regio niet enkel afhangen van de eigen economische prestaties. Ze zijn zelfs substantieel afhankelijk van de prestaties van de andere regio’s. Dat wordt duidelijk wanneer men de beschikbare inkomsten per persoon bekijkt (in euro):
De weergegeven totalen omvatten de eigen inkomsten en de verschillende dotaties zoals hiervoor vermeld.

Vlaams gewest 1.830 euro
Waals gewest 1.870
BHG 2.332
Nat gemiddelde 1.892

Vlaamse gemeenschap 1.856 euro
Franstalige gemeenschap 1.935

Het resultaat is dat het Vlaams gewest over 3,3 % minder dan het gemiddeld nationaal inkomen beschikt, het Waals gewest net onder het gemiddelde blijft maar over 40 euro per persoon meer beschikt dan het Vlaamse gewest. Het BHG 23 % boven het nationaal gemiddelde zit.

De Franstalige gemeenschap beschikt per persoon over 79 euro meer dan de Vlaamse gemeenschap. Dat het onderwijs in Wallonië en Brussel minder performant is dan het Vlaamse is dus niet te wijten aan een gebrek aan financiële middelen.

De tekortkomingen in de financieringswet van 1989
Een opsomming van enkele aspecten:
Er is een overcompensatie waardoor voor Wallonië het inkomen per hoofd zou dalen bij een economische groei, omdat het verlies aan compensaties groter is.
Een gebrek aan competitie tussen de federale en de gefederaliseerde entiteiten.
Weinig of geen controle op het gebruik van de financiële middelen door de regio’s. Gebrek aan transparantie en zonder verantwoording te moeten afleggen.
De G&G kunnen meer geld uitgeven dan voorzien zodat de federale overheid de inkomsten moet aanpassen (meer inkomsten = belastingverhoging of verhoging van de staatsschuld)

De regionale bijdragen voor de federale inkomsten
In tegenstelling tot wat sommigen beweren, nl dat Vlaanderen overgefinancierd wordt door deze dotaties is fout. Integendeel, Vlaanderen heeft in de periode 1999 – 2007, 554 miljoen euro bijgedragen aan de staatskas terwijl Wallonië en de Frans gemeenschap jaarlijks respectievelijk 53 en 51 miljoen in het deficit gingen bovenop het jaarlijkse federale deficit van 2538 miljoen euro.
Uit deze cijfers blijkt duidelijk dat Vlaanderen efficiënter omgaat met zijn middelen of om een populaire uitdrukking te gebruiken het beter doet, wat niet betekent dat het niet nog beter kan.
Hoewel het geen louter boekhoudkundige oefening is betekenen bovenstaande cijfers dat in de beschouwde periode het onevenwicht tussen Vlaanderen en BHG + Wallonië opliep tot 1,5 miljard euro. De Vlaamse besparing volstond niet om het bijkomend deficit van Wallonië en BHG te compenseren.

Anders Gelezen: enkele bedenkingen
Uit voorgaande blijkt dat vanaf het begin de financiering van de gefedereerde entiteiten gebruikt werd om de zwakste schakel meer inkomsten te geven. Dat met de financieringswet dit leidt tot een hoger inkomen per hoofd voor Wallonië dan voor Vlaanderen is onverdedigbaar. Tel daarbij de bijdragen van Vlaanderen om het globale financieringstekort te reduceren versus de tekorten in Brussel en Wallonië waardoor de staatsschuld verder steeg en de situatie wordt wel heel ongelijk voor Vlaanderen.


Het voorstel van de KULeuven voor een nieuw financieringssysteem

Een nieuwe financiering dient gekoppeld aan meer verantwoordelijkheid voor de G&G. Zo zouden de G&G zelf moeten instaan voor de pensioenkosten van hun ambtenaren in plaats van het federale niveau (logisch gezien de G&G zelf beslissen hoeveel ambtenaren ze aanwerven). Momenteel hebben de G&G reeds fiscale instrumenten om een gedifferentieerd beleid te voeren maar dat is beperkt, zowel in middelen als in de domeinen en staat los van de responsabilisering van het gebruik van de dotaties.

De arbeidsmarkt is zeer verschillend zoals blijkt uit onder meer de tewerkstellingsgraad:
(Koen Algoed; vergelijkende studie tussen de 93 EU regio’s))
Vlaanderen 65,7 %
Wallonië 55,9 %
BHG 49,2 %

De verhoging van de eigen (G&G) inkomsten dienen te voldoen aan volgende criteria:
Meer transparantie en verantwoording van de beleidsacties
Decentralisatie van een deel van de personenbelasting en vennootschapsbelasting
Beloning (incentive) voor maatregelen die de tewerkstelling bevorderen
Beperken van de negatieve effecten van de competitie tussen de verschillende regionale belastingen (niet enkel binnen België)
Wederzijdse steun (solidariteit) kan beter horinzontaal tussen G&G georganiseerd worden in plaats van verticaal via het federale niveau. Hiervoor worden meerdere redenen aangehaald.

Financiering van Brussel: een speciaal geval
Hoewel het BHG per hoofd het grootste inkomen heeft (groter dan Vlaanderen en Wallonië) claimt het BHG meer financiële middelen (500 miljoen euro op jaarbasis). Een van de argumenten is dat Brussel instaat voor 20 % van het BBP hoewel het maar 10 % van de bevolking telt en veel pendelaars zorgen voor inkomsten in het BHG maar belastingen betalen in de andere gewesten. Dit kan gelezen worden als een pleidooi voor een regionale ‘productietaks’ naast de personenbelasting en de BTW.
Een alternatief zou kunnen zijn om het bevolkingsaantal te verhogen met de netto import van tewerkgestelden in BHG.

Het Leuvense voorstel
De federale dotaties aan de gewesten vervangen door een personenbelasting, zowat 50 % van de bestaande personenbelasting.

De gemeenschappen kunnen rekenen op een financiering vanuit het gewest (vanuit de gewestelijke personenbelasting) en een vast percentage van de federale BTW inkomsten.

Het actueel vertikaal herverdelingsmechanisme (solidaiteit) wordt vervangen door een horizontaal herverdelingsmechanisme tussen de gewesten zodat elke regio per hoofd tot 95 % van het nationaal gemiddelde inkomen heeft.

Voor BHG wordt de mogelijkheid voorzien, op voorwaarde van transparantie, om bijkomende middelen te geven voor de functie van hoofdstad van België en de EU.

Teneinde de overgang soepel te laten verlopen dient er een overgangsperiode voorzien waarbij elke regio zou kunnen starten met dezelfde middelen als deze waarover ze nu beschikken.

Anders gelezen: Vooral de vervanging van de federale dotaties door belastingen en de rechtstreekse solidariteit tussen gewesten is voor de Franstaligen moeilijk te aanvaarden. Momenteel klinkt de NON zeer duidelijk, terwijl de Vlaamse JA vanzelfsprekend is omdat het aandeel van de financiering in handen van de gewesten veel groter wordt en zorgt voor een responsabilisering van de gewesten (en gemeenschappen). Maar ook het herverdelingsmechanisme rechtstreeks tussen gewesten zorgt voor meer transparantie en minder kans op misbruiken.

Pjotr
ANDERS GELEZEN

16 augustus 2010

De onderhandelingen: uw vragen

ANDERS GELEZEN

Daar ook Anders Nieuws lezers met vragen blijven zitten over de politieke thema’s en de onderhandelingen, eens een informatieve Anders Gelezen. Antwoorden op uw vragen.

Wat is er eigenlijk mis met de typisch Belgische onderhandelingen?
Zeer bondig zou men kunnen stellen dat de Belgische communautaire onderhandelingen vergelijkbaar waren (en nog zijn?) met het gesjacher in de mediterrane bazaars. De koper wil iets kopen en de verkoper wil daarvoor zoveel mogelijk geld hebben, maar er zijn geen spelregels en er zijn geen onafhankelijke scheidsrechters. Deze relatie tussen de Vlaamse politici als kopers en de Franstalige politici als verkopers, impliceert dat de Vlamingen eigenlijk géén recht hadden/hebben op wat ze vroegen en nog vragen. Het ging nooit om het sámenleven, om mekaar iets te géven, om een gemeenschappelijk project. Daarom is een dialoog – géén onderhandelingen tussen Franstalige ‘demandeurs de rien’ en Vlaamse eisers – tussen evenwaardige partijen slechts mogelijk wanneer men deze logica verlaat en in de plaats ervan samen beslist wat men samen wil doen. Dat is voor de Franstaligen voorlopig nog altijd onbespreekbaar en dus kunnen de Vlamingen slechts het onevenwicht tijdens de onderhandelingen herstellen door eveneens met een breekijzer uit te pakken: niet in een regering stappen zolang hun eisen niet worden aanvaard. Daarenboven hebben de Vlaamse politici nooit de reeds bestaande kostprijs voor België (transferts), in rekening gebracht. Maar wat als deze situatie zou veranderen?
Het grootste nadeel aan deze manier van onderhandelen is dat het onvermijdelijk leidt tot compromissen in plaats van een duidelijke verdeling van de macht; daardoor rafelden de beleidsdomeinen uiteen in stukken en brokken. Gevolg: géén coherent beleid meer en evenmin voldoende homogene beleidsdomeinen voor een gedifferentieerd beleid. Daardoor verschrompelde het maatschappelijk draagvlak voor deze compromissen die vooral (partij)politiek geïnspireerd waren. Het politiek haalbare werd de mantra van Dehaene & Co, het betere was niet haalbaar en het algemeen welzijn een vaag ideaal.

Wat willen de Vlamingen (lees N-VA en CD&V) nu eigenlijk?
In de kranten was het zoeken naar concrete informatie over de vijf Vlaamse resoluties (maart 1999) en de recente Octopus-nota die nochtans de basis vormen voor de Vlaamse eisen. Gelukkig beweegt er iets bij dS en publiceerde Guy Tegenbos op 13/08 een kaderstukje met duidelijke informatie over de Octopus-nota.
Drie duidelijke principes staan voorop:
- Homogene bevoegdheidspakketten (de rechtzetting van wat scheefgroeide door de compromissen; zo bijvoorbeeld het ganse gezinsbeleid regionaliseren in plaats van actueel een stukje federaal en een stukje bij de gemeenschappen)
- Responsabilisering van de deelstaten (laks beleid verhinderen door zelf te beslissen over eigen inkomsten en uitgaven)
- Maximale macht bij de deelstaten (deelstaten = overkoepelende term voor de gewesten en gemeenschappen; toepassing van het subsidiariteitsbeginsel).

Maar laten we eerlijk zijn, het gaat niet alleen meer om de feitelijke macht. Er is ook het groeiende gevoel dat samenleven met de Franstaligen steeds moeilijker wordt. Dat steeds meer weldenkende Vlamingen niet meer willen dat Joëlle Milquet, Laurette Onckelinckx & Co zich nog bemoeien met onze zaken. Van daar dat vooral autonomie en responsabilisering voorop staan in de eisen terwijl dát precies het meest pijnlijke is voor de Franstaligen.

Dit verklaart de toegenomen polarisatie die perfect geïllustreerd wordt door twee gezaghebbende opiniemakers: Béatrice Delvaux, hoofdredactrice van Le Soir deed zowel in haar editoriaal (14/08) als tijdens een chatsessie met de lezers volgende opmerkelijk uitspraak: De fait, il faut refuser toute tentative franche ou larvée, déguisée d'annexion de Bruxelles. Si l'objectif flamand est celui-là, alors c'est clair, il faut parler d'autre chose, c'est à dire la négociation franche et directe de la scission du pays.
In Knack schrijft directeur Rik Van Cauwelaert: Eigenlijk blijft er Elio Di Rupo en Bart De Wever weinig meer over dan, naar het voorbeeld van de Tsjech Vaclav Klaus en de Slowaak Vladimir Meciar, onder een boom te gaan zitten en het ultieme communautaire contract te sluiten. Alleen door uit te gaan van het meest extreme, kunnen de zaken eindelijk op orde worden gesteld.
Dat voor Béatrice Delvaux, die in Dilbeek woont, Brussel eigendom geworden is van de Franstaligen en de rechten van de Vlamingen op deze Brabantse stad niet langer erkent, is veelzeggend voor het aplomb waarmee de Franstalige media hun politici steunen in het verzet tegen elke aantasting van hun onversneden imperialistisch gedrag.
Dat Rik Van Cauwelaert de compromiscultuur afvalt is niet minder tekenend voor de sterk groeiende drang naar zelfstandigheid aan Vlaamse kant.

Maar er is meer: wanneer twee goed geïnformeerde zwaargewichten zoiets zeggen is het omdat de onderhandelingen niet lopen zoals de gezagsgetrouwe media ons willen doen geloven. Die pogen nog steeds om de Vlamingen te bewegen tot compromisbereidheid en ze uit mekaar te spelen zoals dS, die CD&V aanraadde om niet mee te stappen in de Vlaamse eisen van N-VA, want ze zouden daar toch niet van profiteren. Fout want kordaatheid is voor de geloofwaardigheid van beide essentieel. De nood aan het kartel is nog nooit zo groot geweest, nu SP.A koos voor de PS (en zichzelf).

Een ander lezer vroeg naar de voordelen van een splitsing van de kinderbijslag?
Het antwoord op deze vraag had eveneens al lang in de kranten moeten staan. Maar eindelijk kon het wel: in zijn commentaar ‘Kinderbijslag herdenken is zinvol’ (DS 12/10) geeft Guy Tegenbos een zeer goede verklaring waarom dit een goede maatregel is. Samengevat: een goed gezinsbeleid houdt rekening met de verschillende aspecten en stelt prioriteiten in functie van de specifieke situatie. Dat kan alleen als elk zijn eigen beleid kan voeren.
Twee toevoegingen:
Momenteel zijn er verschillende beleidsregels voor kinderen die naar een Nederlandse of Franstalige school gaan in Brussel (de Franstaligen krijgen 50 % afslag op het schoolabonnement voor de STIB; = 100 euro; maar enkel voor het Nederlandstalig lager onderwijs is er een maximumfactuur), dixit een ervaringsdeskundige Brusselaar in dS online. Zouden we al die verschillen dan ook moeten wegwerken en zo ja, met welk geld zal het Brussels Hoofdstedelijk Gewest dat betalen? Met een federale dotatie waardoor Vlaanderen opnieuw een onredelijk aandeel moet bijdragen, aangezien volgens de Franstaligen zij 90 % van de bevolking uitmaken? Zou het niet eerlijker zijn dat de financiering van Brussel – 500 miljoen euro, zonder kindergeld - ook volgens deze sleutel wordt geregeld: 450 miljoen euro door Wallonië en Brussel en 50 miljoen euro door Vlaanderen? Of is dat teveel gevraagd?
Tweede bedenking: dat de Franstaligen niet willen dat Vlaanderen ook zorgt voor de Brusselse Vlamingen komt omdat zij vrezen dat ze hun exclusief zeggenschap op Brussel zouden verliezen. In Vlaanderen denkt men aan Brussel als de tweetalige hoofdstad van België en hoofdstad van Vlaanderen, maar de Franstaligen zien dat reeds lang niet meer zo. Vandaar de reactie hiervoor van Beatrice Delvaux. Zij tolereren alleen nog een Vlaamse minderheid omwille van de centen, maar zonder voldoende inspraak! Meteen een goede reden om in een confederale structuur de Vlamingen in Brussel niet in de steek te laten en blijvend deel te nemen aan de macht in Brussel. Het BHG mag daarom geen volwaardig gewest worden met gemeenschapsbevoegdheden.

De verwijzing van SP.A en Groen! naar de tegenstelling tussen een linkse versus rechtse maatschappijvisie om te verklaren waarom ze tégen de overdracht naar de gemeenschappen zijn, houdt geen steek. In deze discussie gaat het enkel om de vraag WIE mag bepalen hoe het gezinsbeleid eruit ziet, de gemeenschappen of gewesten, en helemaal niet WELK beleid, links dan wel rechts, het dient te zijn. Zit SP.A niet in de Vlaamse regering die bevoegd is voor het gewestelijk én gemeenschapsbeleid? Het lijkt er sterk op dat zij vooral de Belgischgestructureerde middenveldorganisaties willen beschermen. Dat heeft niets met sociaal of links te maken maar enkel om puur machtsbehoud van het Belgisch apparaat. Het werd helemaal duidelijk toen in dS (13/08) de sociale partners lieten weten dat zij ‘de financiering zullen intrekken’ wanneer ze zelf niet meer mogen (mee)beslissen over de middelen voor de kinderbijslag en andere gezinstoelagen. Voor een aandachtige lezer is zo’n uitspraak toch wel zeer grof want het betekent nog min nog meer dat zij zich in de plaats gesteld hebben van de democratisch verkozen macht. Is er een beter argument mogelijk om hier perk en paal aan te stellen?

Iemand vroeg waarom ik Sven Gatz, Douglas De Coninck en Mia Doornaert omschreef als Vlaamse Brusselaars en niet als Brusselse Vlamingen?
Omdat ik op basis van wat ik las van hen – ook in privé correspondentie – zij perfecte ‘voorbeelden’ zijn voor een groep Vlamingen-van-afkomst die zich in de eerste plaats identificeren als Nederlandstalige Brusselaar. Dat niet álle Vlamingen in Brussel zich daarin herkennen is vanzelfsprekend maar een deel heeft duidelijk moeite met de Vlaamse standpunten omtrent Brussel.

Nog één vraag van een in Wallonië wonende Nederlander: Het valt mij op, dat ook u de Franstaligen tegenover de Vlamingen zet in uw geschriften. Volgens mij is dat niet juist en speelt dit de Franstaligen in de kaart. Het moet zijn Vlamingen versus Walen, Nederlandstaligen versus Franstaligen, Communauté Française versus Communauté Neerlandaise (bedoelde wellicht Vlaamse gemeenschap). Aangezien de Vlamingen in het verleden hun eigen vijand waren zou je toch verwachten dat zij een beetje na zouden denken hierover?
Wat u schrijft is terecht of zou het moeten zijn. Alleen weten wij in België niet meer hoe dat zit met de Brusselaars. In dS (14/08) schrijft Marc Reynebeau dat er wel degelijk sprake is van een Brusselse identiteit; citaat: Er bestaat onmiskenbaar een Brusselse identiteit, met eigen kenmerken en problemen. Dat Reynebeau nu opeens komt aanzetten met een identiteit is opmerkelijk gezien zijn vorige uitspraken hierover. Maar wie het volledig artikel leest begrijp dat deze uitspraak bedoeld is om de Vlamingen te overtuigen dat Brussel wel degelijk recht heeft op een eigen gewest met bevoegdheid over alle persoonsgebonden materies. Zou hij dan ook pleiten voor een Antwerps gewest dat eveneens zijn eigen parameters heeft? Of een Antwerpse zone urbaine die zich uitstrekt tot in Duitsland, Luik en Kortrijk?
Het zegt veel dat hij hiervoor te rade ging bij Philippe Van Parijs, woordvoerder van de Pavia groep die pleit voor een federale kieskring, maar vooral de sympathieke academicus als pleitbezorger voor meer macht voor het BHG. Toen ik hem bij gelegenheid confronteerde met een voorstel waarin de Vlamingen op basis van het principe ‘No taxation without representation’ geld zouden geven voor BHG mits ook stemrecht (voor de 300.000 Vlaamse pendelaars) vond hij dat niet zo’n goed idee.

Tenslotte enkele bedenkingen.
Ik denk niet dat alle Franssprekende en Nederlandssprekende Brusselaars zich als een ‘ras apart’ beschouwen en vooral niet dat ze daarvan de consequenties willen dragen.
Hebben Vlamingen evenveel meningsverschillen met de Walen als met de Brusselse Francofonie? Ik denk het niet, al was het maar omdat we niet in mekaars ‘territorium’ leven en het ook in Wallonië steeds meer voorkomt dat men omwille van de Nederlandstalige toeristen ook moeite doet om Nederlands te spreken. Dat de Nederlanders in Wallonië zich assertiever gedragen en een voorbeeld zijn voor de Vlamingen die al te gemakkelijk hun taal opgeven, kan alleen maar positief zijn voor de uitstraling van onze gemeenschappelijke taal en cultuur. Ik neem aan dat ook Nederlanders een onderscheid maken tussen de Franstaligen in Wallonië en in Brussel?

Zoals u ziet, niet eenvoudig dit kleine landje.

Pjotr
ANDERS GELEZEN