06 februari 2011

Confederalisme: vergeet de vlag

ANDERS GELEZEN

In dS pleitte Carl Devos (UGent) om alle mogelijke pistes te onderzoeken om uit de politieke impasse te raken. Deze week konden we in een Knack Extra editie lezen dat Bruno De Wever (eveneens UGent) een buikgevoel heeft: er komt iets heel nieuws aan dat België ten gronde zal veranderen. Het zou inderdaad tijd worden dat na alle heilloze compromisvoorstellen waarvan a priori geweten was dat de maximale toegevingen van de Franstaligen mijlenver uit de buurt liggen van de minimale eisen van de Vlamingen, echte staatsmannen opstaan die durven vooruit kijken en andere opties overwegen. Dat ze zoals elders in de wereld luisteren naar de bevolking en beseffen dat wij al die oeverloze discussies kotsbeu zijn en niet nog eens een compromis willen dat uitblinkt door onduidelijkheid. Omdat ook een nieuw compromis à la belge - net als alle voorgaande - na één dag reeds aanleiding zal geven tot een volgend rondje communautair geruzie. Confederalisme is het énige rationele politieke antwoord op de huidige maatschappelijke crisis van twee uit mekaar gegroeide gemeenschappen die toch nog enkele dingen willen en kunnen samen doen.

Om dit mogelijk te maken moeten de flaminganten niet de vlag van de onafhankelijkheid hijsen en moeten de Belgischgezinde Vlamingen en Franstaligen eindelijk eens loskomen van hun totaal achterhaald patriottisme. Het verschil tussen confederalisme op basis van onafhankelijke staten of een confederaal model via de invulling van artikel 35 van de Grondwet mag geen hinderpaal zijn voor een gemeenschappelijke houding van alle Vlaamsgezinde krachten. De tweede, een minimalistische oplossing voor de flaminganten – het zo genoemde confederaal model - druist niet in tegen de Baert doctrine en wanneer men artikel 35 van de Grondwet invult vanuit een vrijwillig aangegaan engagement dan komen we dicht in de buurt van het formele confederalisme waarbij onafhankelijke staten eveneens op vrijwillige basis voor bepaalde beleidsdomeinen samenwerken. Buitenlandse zaken en defensie, zijn daar de meest voor de hand liggende beleidsdomeinen voor.

Voor het invullen van art 35 GW zijn er echter twee voorwaarden. De eerste betreft de bereidheid van beide gemeenschappen om samen te werken. Dit is slechts denkbaar als de ene gemeenschap de andere respecteert, zowel het territorium als de cultuur en uiteraard het alleenrecht om binnen de eigen grenzen een ander beleid te voeren. De tweede voorwaarde slaat op de afweging of een samenwerking kan op basis van een gemeenschappelijke visie én de bereidheid om hieraan loyaal bij te dragen. Kortom, wanneer we hetzelfde streefdoel hebben en op een evenwichtige manier willen bijdragen om dit streefdoel te realiseren, kan een samenwerking zeer positief zijn. Zo dit niet het geval is, moeten de gemeenschappen de kans hebben om hun eigen beleid te voeren.

De efficiëntiewinst dank zij homogene beleidsdomeinen is evident. Daarenboven zorgt de responsabilisering van de gemeenschappen ervoor dat de zaken op orde gehouden worden in plaats van de actuele Belgische situatie met een uit de hand gelopen staatsschuld; emanatie van politieke laksheid en het bewijs dat België als staat reeds tientallen jaren boven zijn stand leeft. In een confederaal model kan het interessant zijn om samen te werken voor de uitvoerende administratieve taken, zelfs voor de bevoegdheden van de deelstaten, naar analogie met bedrijven die hun administratie eveneens uitbesteden. Een gemeenschappelijke innings- of uitbetalingsdienst op basis van normen die bepaald worden door de deelstaten en die hiervoor het nodige geld ter beschikking stellen is zo’n praktische oplossing. Dan kan ook voor de Delcrederedienst die een staatswaarborg biedt voor exporteurs.

In een confederale staat of een organisatie volgens het confederaal model, beschikt het confederale niveau slechts over de volledige bevoegdheid voor de afgesproken beleidsdomeinen, waardoor een drastische afslanking van zowel de wetgevende als de uitvoerende macht vanzelfsprekend is. Een tweekamerstelsel wordt een overbodige luxe en voor de democratische controle volstaat één Kamer, samengesteld uit regionaal verkozen afgevaardigden, ruimschoots.

Het probleem Brussel kan door deze nieuwe invalshoek tot zijn ware proporties worden herleid: een stad van iets meer dan 1 miljoen inwoners die niet voldoende financiële middelen heeft om de hoofdstad te zijn van de confederatie en internationaal centrum, maar voor de sponsoring geen verantwoording wil afleggen. Als het waar zou zijn – wat ik betwijfel – dat de eigen Brusselse identiteit de gemeenschappen heeft vervangen en de Brusselse Vlamingen, net zoals de Franstaligen de facto Nederlandstalige Brusselaars zijn geworden, dan moet deze nieuwe gemeenschap de kans krijgen om zijn eigen verantwoordelijkheid op te nemen. Komt het tot een echte confederatie kan Brussel beslissen een eigen entiteit te vormen en zelf beslissen wat ze samen willen doen met Vlaanderen en Wallonië. Indien het tot een confederaal model komt en Brussel de hoofdstad wil zijn van de deelstaten kan het in functie van de rol die het nog wil vervullen onderhandelen over de nodige steun. Zo komt er een einde aan de perverse rol die de politieke verantwoordelijken van deze stad spelen, namelijk als eeuwige dwarsliggers, die de twee grootste gemeenschappen gijzelen omwille van het eigenbelang. Inderdaad eigenbelang, want de rol van Brussel doorheen de laatste 100 jaar was deze van een centrum dat zijn welvaart dankte en nog altijd dankt aan de economische prestaties die geleverd werden in Wallonië vroeger en in Vlaanderen vandaag. Het getuigt daarom van een ondraaglijke arrogantie wanneer ze datzelfde Vlaanderen géén deel laten hebben aan het internationaal imago van Brussel. Begrijpelijk dat steeds meer Vlaamse politici het zo moeilijk hebben met een stad die vér boven zijn eigen soortelijk gewicht speelt. Het doet mij denken aan de vaderlandse politici die de vaders zijn van elk economisch succes maar bij elke terugval luidkeels hun onmacht uitschreeuwen. Brussel die – zouden we het vergeten? – minder belastingen betaalt dan we zouden mogen verwachten volgens hun bevolkingsaandeel en ondanks de talrijke maatschappelijke zetels van internationale maar ook Vlaamse topbedrijven.

Verkiezingen die eindelijk over iets gaan, schreef Rik Van Cauwelaert een tijdje geleden reeds in Knack en ook Carl Devos denkt aan verkiezingen als alternatief. Geen traditionele verkiezing van politici en politieke partijen die afkomen met vage beloften, maar historische verkiezingen over een politiek systeem. Laat de kiezers uitspraak doen over volgende mogelijkheden (met tussen haakjes de partijen zoals ze zich nu profileren):
1. een unitair België; (kies voor BUB)
2. een federale staat zoals vandaag met enkele aanpassingen waarover beide gemeenschappen het eens zijn; (kies voor SP.A, Groen!, CD&V of Open VLD)
3. een confederaal model met homogene bevoegdheden voor de deelstaten en een vrijwillige samenwerking in welafgelijnde domeinen op confederaal niveau; (kies voor CD&V, N-VA, LDD)
4. een confederatie van onafhankelijke staten; (kies voor N-VA, VB, LDD)
5. een eenzijdige proclamatie van de Vlaamse onafhankelijkheid. (kies voor VB)

Bij het lezen van voorgaande zal wel niemand het spagaat binnen CD&V en N-VA ontgaan zijn, maar wie de grondstroom in Vlaanderen een beetje volgt weet dat de Vlaamse resoluties en de Octopusnota als verkiezingsprogramma voorbijgestreefd zijn. Met zo'n achterhaald programma krijgen we inderdaad overbodige verkiezingen en kunnen we ons beter een stembusgang besparen. Dan doet België maar voort tot het zichzelf tegenkomt. Want als we iets geleerd hebben uit al het gebroddel van de voorbije decennia is het wel dat zachte heelmeesters stinkende wonden veroorzaken. Een staat zonder maatschappelijk draagvlak.

Pjotr

Geen opmerkingen: