22 februari 2011

Een visie of meer van hetzelfde?

ANDERS GELEZEN

De verovering van het wereldrecord ‘mislukte regeringsvorming’ gaf aanleiding tot surrealistische feestjes; België ten voeten uit! Met de resterende regeringen valt er ondertussen best wel goedkoop te regeren. Maar ooit moet er toch een oplossing komen voor de huidige politieke impasse. Waar iedereen op wacht is een enthousiasmerend nieuw project.

De communautaire ruzie tussen Vlaanderen en Franstalig België was en is in de eerste plaats een ruzie om de macht via de institutionele inrichting van ‘de staat”. Maar niemand kan nog ontkennen dat de steeds weerkerende communautaire polemieken en de compromissen niet langer onderdeel zijn van een louter politieke ruzie maar de bevolking in haar geheel - het maatschappelijk samenleven - zwaar onder druk hebben gezet. In Knack (16/02) doet Etienne Davignon hierover een opmerkelijke uitspraak: “Het probleem is: als je niet weet wat je wil bereiken, komt het compromis in de plaats van het project. Er is lang gedacht dat het beter was om hele ingewikkelde akkoorden te maken. Wat de mensen niet begrepen, zouden ze gemakkelijker slikken. Dat is voor een deel waar, maar het is fundamenteel fout. (…) Het is fundamenteel fout omdat de dubbelzinnigheid over het einddoel blijft bestaan. Een duidelijker beschuldiging aan het adres van de loodgieters van weleer is nauwelijks denkbaar. Met deze uitspraak geeft hij Bart De Wever gelijk toen hij stelde dat niet N-VA maar de staatsdragende partijen en hun zo geroemde staatslieden van weleer verantwoordelijk zijn voor de huidige institutionele toestand.

In zijn gastcollege aan de universiteit Gent, leerstoel politicologie, biedt Johan Vande Lanotte ons een nieuwe visie, ditmaal niet als mislukte onderhandelaar maar als academicus. Een verhaal voor België en zijn deelstaten. In dS (18/02) wordt hierover uitvoerig verslag uitgebracht en de aanhef klinkt alvast bijzonder vernieuwend. “Geen federatie, geen confederatie maar een Belgische Unie, naar analogie van de Europese Unie.” Veelbelovend en hartverwarmend voor flaminganten, want is de EU niet hét voorbeeld van een organisatie waarin de lidstaten, ook Vlaanderen, zelfstandig zijn? Een structuur die zelfs voor de meest Europagezinde politicus geen Verenigd Europa maar een Europa van de natiestaten is. Helaas is deze aanhef inclusief de nieuwe woordenschat slechts peptalk voor hetzelfde. Ook Dave Sinardet komt in zijn column (dS 21/02) tot dezelfde conclusie. Meer zelfs, hij beweert dat wat Vande Lanotte zegt allemaal op de onderhandelingstafel ligt. En inderdaad, wie verder leest stelt vast dat in Vande Lanotte zijn project, België gewoon een federale staat blijft. Even opvallend waren de gelijklopende reacties van professor Devos (organisator van het gastcollege) en Karel De Gucht (op radio 1 de volgende ochtend), namelijk dat zijn project niet bruikbaar is als oplossing voor de huidige impasse. Waarmee de lezing van Sinardet wortdt tegengesproken. Politicologie is nu eenmaal geen exacte wetenschap maar een kwestie van invalshoek (of vooroordeel).

In zijn verdere uitleg zegt Vande Lanotte dat “Een Unie betekent dat er duidelijke taakstellingen zijn op de verschillende niveaus, afzonderlijke financiële verantwoordelijkheden en regels over hoe de unie en de deelstaten zich tot elkaar verhouden.” Dit veelbelovend uitgangspunt worden heel snel uitgehold door onder meer zijn antwoorden op de gestelde vragen. Eén van die vragen luidde: Wat doet de Belgische Unie? Tien kerntaken: 1. defensie; 2. buitenlands beleid en ontwikkelingssamenwerking; 3.migratie en asiel; 4. veiligheidsbeleid; 5. de financiering van de sociale zekerheid; 6. het beheer van de uitgaven in de sociale zekerheid (pensioenen), met uitzondering van die onderdelen waarvan de middelen op een geobjectiveerde manier aan de deelstaten worden toegewezen (gezinsbijslagen); 7. financiering van de deelstaten, voor dat deel waarvoor ze geen eigen fiscale bevoegdheid hebben; 8. garanderen van de minderheidsrechten; 9.garanderen van de economische monetaire unie; 10. coördinatie van internationale verplichtingen.
Deze opsomming heeft het grote voordeel van de duidelijkheid die er (gewild) nooit was met de compromissen à la belge. In feite zou men zijn antwoord als een proeve van invulling van art 35 van de Grondwet kunnen lezen. Daarom moeten de opgesomde beleidsdomeinen getoetst worden aan de criteria waaraan een bevoegdheidsverdeling moet voldoen wil ze ook leiden tot goed bestuur: in de eerste plaats gaat het om de vraag of de deelstaten dezelfde visie delen voor deze opdrachten. Dat blijkt alvast niet het geval te zijn voor asiel en migratie, het veiligheidsbeleid en de financiering van de sociale zekerheid, waarover er tussen Noord en Zuid duidelijke verschillen zijn. Of beter gezegd, waar een regionale meerderheid tegengestelde visies over heeft. Wanneer men deze beleidsdomeinen toch samenhoudt zal dat niet leiden tot een krachtdadig bestuur maar tot de onvoldragen beleidscompromissen en impasse die het huidige federaal systeem kenmerken.

Over die compromisbereidheid die er aan Vlaamsgezinde kant niet zou bestaan wordt het hoog tijd om even te herinneren aan de oorzaak van deze onwilligheid. In het verleden werden inderdaad compromissen afgesloten waarin Wallonië telkens hetzelfde kreeg als Vlaanderen, maar waarvoor enkel Vlaanderen een prijs diende te betalen. Een prijs onder vorm van minder democratie of meer financiële steun vanuit Vlaanderen. Dat het armlastig Brussel voor Vande Lanotte zelfstandig mag worden terwijl Vlaanderen er wél moet blijven voor betalen bewijst nog maar eens hoezeer het compromis gebruikt wordt om Vlaanderen tot inschikkelijkheid te dwingen. Is het dan niet vanzelfsprekend dat weldenkende Vlamingen deze eenzijdige vorm van consensusdemocratie afwijzen?

Een opmerkelijke uitspraak die aantoont hoezeer de geesten in Franstalig België vastgeroest zijn, lazen we in de Knack editie van 16/02, onder de titel ‘Gesprekken over België’. Daarin krijgt Béatrice Delvaux, hoofdredacteur van Le Soir, de gelegenheid om zich uit te spreken over de positie van haar krant en haar visie op de toekomst. Ze weert zich tegen het slechte imago dat haar krant heeft in Vlaanderen. Het ressentiment van de Vlamingen over het aangedane onrecht is niet meer gepast want de situatie is veranderd. De positieve evolutie die zij ziet bij de Franstaligen blijkt alvast niet uit de eis van Brussel voor een eigen zelfstandigheid waarbij enkel nog het geld ( zonder inspraak) van het federale niveau welkom is. Ze klopt zichzelf vervolgens op de borst voor de vele bruggen die Le Soir samen met De Standaard heeft geslagen tussen de beide gemeenschappen. En zie de conclusie van deze samenwerking was voor haar duidelijk: “om deze staat te behouden moeten we de Vlamingen wat meer ademruimte geven.” Zou ik nu de énige zijn die de arrogantie van deze conclusie proef? Het bewijs dat Delvaux, net zoals haar krant én de meeste Franstalige politici, zowel Waalse als Brusselse, blijven steken in de overtuiging dat zij kunnen beslissen over wat goed is voor België en wat Vlaanderen nodig heeft en mag ‘krijgen’. Niet omdat het van harte gegund is, maar enkel om dit Franstalig België te redden.

Laten we duidelijk zijn: op basis van dergelijke misplaatste attitude kan nooit een enthousiasmerende toekomstvisie worden geschreven voor Vlaanderen noch voor België.

Pjotr
ANDERS GELEZEN