16 maart 2011

België verdampt al lang

ANDERS GELEZEN

In de communautaire discussies is de hamvraag hoeveel België er nog zal overblijven ná de hervorming, als die er komt. Niemand vraagt zich echter af in hoeverre de Belgische staat reeds verdampt is door institutionele oorzaken, onafgezien van de toenemende invloed van de Europese Unie.

Toen recentelijk Vlaamse academici en kunstenaars zich verzetten tegen de Vlaamse verzuchtingen voor meer autonomie onder de slogan “Niet in onze naam” werd hun pleidooi met veel toeters en bellen verspreid door de media, TV en geschreven pers. Wat de media niet deden: aan deze zelfverklaarde specialisten vragen welke argumenten ze hadden behalve het axioma dat België moet blijven zoals het is. Dat er ook academici en kunstenaars waren die weigerden mee te doen en vooral waarom ze niet wilden meedoen, kon men nergens horen noch lezen. Jammer want ze bestaan en hun argumenten zijn de moeite waard om gepubliceerd te worden. Anders Gelezen geeft alvast het goede voorbeeld door weigeraar Prof. Dirk De Bièvre, PhD Departement Politieke Wetenschappen, UA, uitgebreid te citeren. Mét de oproep om deze boodschap verder te verspreiden. Citaat: “Ik meen dat de oproep onterecht de Belgische wederzijdse blokkade wijt aan culturele en identiteitsfactoren. België zit niet in de greep van vreemde identiteitsgeobsedeerden, maar verkeert in een diepe regimecrisis die institutionele oorzaken heeft. (…) De Belgische sociale zekerheid is op dit ogenblik binnen de EU en zelfs binnen de OESO geenszins een kathedraal, maar juist niet sociaal en helemaal niet zeker. Rekening houdend met de koopkracht zijn onze pensioenen nu reeds bij de laagste van de hele EU, hoewel de vergrijzingsgolf pas goed gaat beginnen in 2013. De reden hiervoor is dat vooral de zgn. sociale partners, vakbonden en in zekere mate ook de Belgische werkgeversorganisatie VBO (waar vooral grote maar weinig kleine ondernemingen in vertegenwoordigd zijn) mordicus vasthouden aan een systeem dat deze financiert door bijdragen op lonen dat zij zelf kunnen beheren buiten het parlement om. In plaats van deze financiering los te koppelen van de factor arbeid en daardoor juist arbeid bruto minder duur te maken. VOKA, De Wever, voorzichtige suggesties vanuit de Europese Commissie en vele andere bronnen pleiten er juist voor om deze financiering net zoals in Duitsland, Denemarken, Nederland en andere landen meer uit algemene belastingen te halen. Dat gebeurt nu veel te weinig. Zo heeft België als enige OESO land nog steeds geen ernstige beursbelasting (een belasting op kapitaal) en bestaat er geen BTW verhoging op luxegoederen zoals bijvoorbeeld in Denemarken (dan laat je immers de Porsche Cayenne kopers vrolijk de ziekenhuisbedden betalen). De Belgische verzuilde zgn. sociale partners wensen dit echter niet. Zij zouden dan immers hun geprivilegieerde organisatorische positie moeten afstaan aan het parlement. Het conflict dat escaleert omdat het enkel uit stilstand en wederzijdse blokkade bestaat, is juist zo erg geworden omdat de Waalse zijde, soms samen met wat er rest van de volkspartijen SPA, CDH en CD&V, telkens door hun vakbond of VBO achterban worden teruggefloten om het parlement hierin meer zeggenschap te geven. Aangezien er in Vlaanderen een hogere werkingsgraad van de beroepsbevolking is, vertaalt zich dat in electoraal succes voor die partij(en) die zeggen: als het op federaal vlak niet kan hervormd worden omdat de minderheid (de Franstaligen) deze hervorming blokkeren, dan wensen wij autonomie. Zoals uit het beleid in Denemarken, Duitsland, Nederland, Zwitserland, en Oostenrijk overduidelijk blijkt, leidt een omschakeling op een deelfinanciering uit algemene belastingen ipv een de facto overbelasting op werk niet tot privatisering en afschaffing van de sociale zekerheid maar tot (1) hogere pensioenen dan in België, (2) een toekomstvastere welvaartscreatie dan in België.
Eenzelfde argumentatie bestaat voor de gezondheidszorg: deze wordt nu reeds voor 1/3 door de patiënt zelf gedragen in België, een situatie die ik hoogst asociaal vind en zeer sterk tegen het algemeen belang ingaat. Ook hier hangt de financiering veel te eenzijdig af van de lasten op lonen en veel te weinig van belastingen op kapitaal en BTW. De reden waarom deze hervorming nu zo noodzakelijk is in vele West-Europese landen en vroeger de Belgische sociale zekerheid geen last had van haar financieringsbasis is het feit dat we nu in een geliberaliseerde wereld leven waardoor er veel meer concurrentie is met gebieden waar werkkrachten goedkoper zijn. Zoals Duitsland, Nederland en andere landen met hogere sociale bescherming dan in België bewijzen hoeft dit niet te betekenen dat je de sociale zekerheid afschaft, enkel dat je ze niet meer exclusief laat financieren door werknemers en werkgevers, maar wel meer uit belastingen op kapitaal en consumptie. Het is een Belgisch fabeltje dat het reduceren van de sociale bijdragen tot kaalslag in de sociale zekerheid voert. De hervormingen in Duitsland hebben juist de uitkeringen verhoogd door ze uit algemene belastinggelden te financieren waardoor de werkgelegenheid zelfs in tijden van crisis als een pijl naar omhoog is geschoten. U zal zeggen: ja maar dat zijn allemaal tijdelijke statuten. Dan zeg ik: beter tijdelijk werk dan permanente werkloosheid, en beter tijdelijk werk dat in veel gevallen tot contracten met onbepaalde duur leidt.
Verder ben ik van mening dat andere belangrijke samenlevingsproblemen niet worden opgelost, omdat uit strategische overwegingen de lokale Brusselse partijorganisaties en de Waalse partijfederaties jarenlang een volkomen contraproductief non-integratiebeleid hebben gedoogd ipv taalkennis als absolute voorwaarde te aanzien voor deelname aan het openbare leven in het land. (…) De Franstaligen (onder PS minister Arena) hebben echter de verplichting in Franstalige scholen om Nederlands te leren afgeschaft in 2003, ipv juist meer te investeren in de kennis van het Nederlands. Blijkbaar hebben ze daarbij gedacht: Liever doen we dan maar wat schamper over extremistische Vlamingen en ander uitschot, dan dat we ervoor zorgen dat we de kennis van de landstalen werkelijk bevorderen en ervoor zorgen dat iedereen die taal werkelijk leert kennen en appreciëren, wat nog als mooi bijproduct zou hebben dat Franstaligen gemakkelijker aan een job zouden geraken in Brussel. Deze beslissing om de verplichting NL te kennen op Waalse scholen, zo meen ik, was een kapitale fout en ondergraaft het respect voor Nederlandstaligen in dit land.
Om deze redenen ben ik van mening dat u zich helaas voor de kar van Belgische nationalistische en corporatistische structuren laat spannen door een weinig inhoudelijk gefundeerde argumentatie van ‘wij zijn het beu’ te gebruiken. (…) Ik kan best aannemen en er in komen dat u het identiteitsverhaal maar niets vindt (integendeel: het lijkt wel contraproductief want u mobiliseert ertegen!), maar dat ontslaat u bij het ondernemen van politieke actie niet van de taak een inhoudelijk diepgaande argumentatie op te stellen over waarom het status quo verkieselijk zou zijn. Het status quo in België is bijzonder slecht. (…) Vorige verkiezingen (en hoogstwaarschijnlijk de volgende nog meer) hebben als uitslag van dit dialectisch proces als resultaat gehad dat velen van mening waren dat het uitproberen van het status quo à la CD&V geen optie meer was. Ik denk dat daarom een reactie van de culturele wereld zoals u die op het getouw zet moet ingaan op de argumenten die daarvoor bestaan en moet schetsen waarom het Belgische status quo verkieselijk is of wat het alternatief is voor grotere autonomie dat de zgn. nationalisten voorstellen.

De argumenten van De Bièvre tonen aan hoezeer de politieke macht zichzelf liet ringeloren door onverkozen drukkingsgroepen die het meest essentiële domein van elk politiek beleid mogen uittekenen en waarbij de overheid hooguit nog als sponsor in nood fungeert, zoals ook nu weer bleek toen het IPA (interprofessioneel akkoord) werd afgeschoten en de regering in lopende zaken het akkoord redde door er enkele honderden miljoenen belastinggelden tegenaan te gooien. Dat het parlement geen wetten meer mag maar wel kan stemmen omdat een minderheid in de regering dat niet wil is een ander voorbeeld van de geïnstitutionaliseerde onmacht – de interne verdamping – van de Belgische federale instellingen. Deze afkalving is helaas niet merkbaar in de omvangrijke politieke instellingen en de talloze organisaties – waaronder in eerste instantie de politieke partijen zelf - die leven van dit manna. Als een staat zijn politieke partijen financiert met belastinggelden, dan moet dat eveneens kunnen voor de sociale zekerheid en de gezondheidszorg.

Hoewel Prof De Bièvre focust op de socio-economische teleurgang van politiek België is het belangrijk dat hij toch bondig verwijst naar de culturele (taal) problemen. Want veel belangrijker dan de instellingen en wat er van België overblijft is de zekerheid dat de taal- en cultuurgemeenschappen zullen blijven bestaan. Gewoon omdat ze veel essentiëler zijn dan politieke instellingen. Het zou daarom onwijs zijn om deze gemeenschappen tekort te doen wegens onaangepaste of zelfs overbodige instellingen die daarenboven het algemeen belang niet dienen.

Pjotr
ANDERS GELEZEN