12 juli 2011

Duidelijkheid

ANDERS GELEZEN

Aan allen een feestelijke groet ter gelegenheid van de Vlaamse feestdag.

Er zijn van die momenten, zoals nu, dat politieke duidelijkheid als een zucht van verlichting werkt. Nu nog even deze klaarheid anders lezen, of de formateursnota doorgeprikt. Jean Pierre Rondas in DS 9/07 en professor Hendrik Vuye in DM 9/07 fileren het communautaire luik BHV en wie ben ik om hen ongelijk te geven?!

Rondas verdiept zich in de francofone Brusselse hersenspinsels die aan de grondslag liggen van Di Rupo’s voorstel. Opmerkelijk maar terecht neemt hij de ondertussen bekende francofone Vlaming, Philippe Van Parijs op de korrel en beschuldigt hem van separatisme. De Brusselse stadstaat, uiteraard Franstalig, die zich wil onafhankelijk maken van de Vlaamse invloed. Wie mijn kritiek las op de eerste (september 2010) nota van Di Rupo zal hiervan veel terugvinden in de kritiek van Rondas. Even citeren uit zijn bijdrage onder de titel Het Brussels separatisme: “De inmenging van de Vlaamse Gemeenschap in het dagelijkse leven van de Brusselaar via onderwijs en cultuur zou zelfs de oorzaak zijn van de slechte prestaties van het Franstalige onderwijs. Puur door zijn aanwezigheid in het Brusselse onderwijslandschap zou Vlaanderen de Franstaligen verhinderen zich psychologisch te identificeren met een eigen, stimulerend stadsonderwijsproject (zo luidt de ietwat overtrokken conclusie van een onderzoek van Rethinking Belgium met o.a Van Parijs). (…) Tot nu toe hebben we de staat gestructureerd op basis van een compromis des Belges tussen beide opties. Dit compromis willen de Franstaligen nu ondermijnen en vervolgens opblazen. Daarmee ondergraven ze de hoofdstedelijke functie van de stad Brussel, maar op lange termijn ook het bestaan van hun geliefkoosde staat. Blijkbaar kan ze dat niet schelen. Daarom gaat het hier om separatisme. Het separatisme en zelfs het nationalisme van een middelgrote stadsagglomeratie: splijtzwam van België. Om dit doel te bereiken, zijn de Franstaligen overgegaan tot usurperende maatregelen, zoals de recente eenzijdige beslissing van het Brusselse Gewest om het belangrijke gemeenschapsmonopolie op onderwijsorganisatie in Brussel te doorbreken. Daarmee profileren ze zich als méér dan een volwaardig derde gewest; daarmee maken ze aanspraak op het statuut van een volwaardige derde gemeenschap. Een tweede usurpatiepoging bestaat in het eenzijdig uitroepen van de Fédération Wallonie-Bruxelles. Wat betekent deze Wallo-Brux-federatie? (…) In de Belgische context kan dat alleen betekenen dat zij zich gezamenlijk teweer willen stellen tegen het gevaarlijke fascinosum dat Vlaanderen heet. Samen willen zij het hoofd bieden, ofwel aan een autonomer of soeverein (maar toch nog transfers afdragend) Vlaanderen in een confederaal-Belgische context, ofwel aan de dreiging van een onafhankelijk (en geen transfers meer afdragend) Vlaanderen in de toekomst. Wie dit helemaal niet doorheeft, is de naïeve Johan Vande Lanotte. Na zijn mislukte informatieopdracht kwam hij de Gentse studenten vertellen dat zijn honderd dagen hem toch iets hadden geleerd, namelijk dat de Vlamingen ‘zich een gedacht gingen moeten maken over Brussel'. Later bleek wat hij daarmee bedoelde: de Vlamingen zouden de Vlaamse Gemeenschap in Brussel moeten opgeven. (…) Waarom maakten de Franstaligen zo'n haast met de installatie van hun ongrondwettige federatie, die tijdens de lopende regeringsonderhandelingen de verhouding met de Vlamingen zeker nog meer zou verzuren? Een eerste reden zou kunnen liggen in de omstandigheid dat de Franse Gemeenschap haar eigen onderwijsbevoegdheid in Wallonië en Brussel niet meer aankan, noch financieel, noch inhoudelijk. Door de vlucht vooruit te kiezen en onderwijsbevoegdheden te usurperen, ‘federaliseert' het Brusselse Gewest de kosten die de Franstalige Gemeenschap zelf niet meer kan dragen (wat dus wil zeggen dat Vlaanderen die kosten voor twee derde zal moeten betalen). In dat kader merkt men tegelijkertijd hoe het Vlaams onderwijs in Brussel wel degelijk beroemde tweetaligen aflevert. De school van Lukaku en de klas van Vincent Kompany spreken (Nederlandstalige) boekdelen. De Franstalige bevolking begint zich van haar eigen onderwijs af te keren, en met reden. Men begrijpt heel goed dat de francofonie het Nederlandstalig onderwijs in Brussel uit handen van de Vlaamse Gemeenschap wil nemen om het te vervangen door een zogenaamd ‘veeltalig' onderwijs dat, naar men beweert, veel beter zou scoren – een onbewezen stelling waarin vooral groene Vlaamse politici meegaan. Men weet onderhand wat het aanleren van de tweede taal (Nederlands) in het Brusselse Franstalige onderwijs voorstelt. Een tweede reden waarom er zo'n haast was bij de stichting van de Wallo-Brux-constructie als gemeenschapsvervangend instrument, ligt in de nu wel acuut geworden reorganisatie van het circus der negentien gemeenten. Al jaren waarschuwt Philippe Van Parijs tegen een Vlaams-Waals ‘condominium' van Brussel, als mogelijk resultaat van een compromis tussen Vlamingen en Franstaligen aangaande het beheer van Brussel. Toch is het gemeenschappelijke beheer van de Belgische hoofdstad niet zo'n extreem idee. Integendeel, want de ‘proximité' (subsidiariteit) zou gerespecteerd worden, en de stad zou alleen qua Europese, ecologische, externe mobiliteits- en gemeenschapsmateries bevoegdheden moeten delen met het federale niveau en met de gemeenschappen. Al de rest valt onder de soevereine Brusselse bevoegdheid. Welke hoofdstad in Europa zou daar niet voor tekenen? Jammer genoeg wordt zo'n mogelijke regeling van cobeheer nu al een hele poos door Van Parijs als ‘kolonialisme' gebrandmerkt, zonder dat iemand hem tegenspreekt. Vlaanderen en Wallonië zouden op die manier Brussel ‘koloniseren'. Zou Van Parijs dat echt zelf geloven? Of zou hij bij nader inzien en na vluchtig onderzoek van wat kolonialisme in de wereld echt heeft betekend, toegeven dat hij hier een wel zwaar aangezette retorische truc hanteert? Ik pleit voor het tweede. Wat boezemt de Brusselaars zo'n angst in? Stel dat de negentien gemeenten met hun annexen worden opgeruimd – en dat is nodig, want het Brusselse bestel staat op instorten – dan zou de machtsvermindering aan de kant van deze districtjes gecompenseerd worden door machtsvermeerdering op een hoger echelon, in dit geval de beide gemeenschapscommissies, de Vlaamse en de Franstalige. Vanzelf, en zonder enige wetsherziening of staatshervorming, zou er dus meer macht revolueren naar de vermaledijde Vlaamse Gemeenschap. Dat moet te allen prijze vermeden worden. Dat wil zeggen dat men nog liever de negentien laat aanmodderen dan dat men de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC) wil versterken en zo de Vlamingen een groter aandeel in het Brusselse bestuur geven. Naast de al vermelde subnationaliteit is dit het grootste onheil wat Brussel kan overkomen. Maar omdat de Franstaligen ook wel inzien dat er snel schoon schip moet worden gemaakt, bestaat de oplossing van hun dilemma erin de gemeenschappen, en dus zeker de VGC, zo te belasteren dat ze buitenspel worden gezet. En omdat het niet de bedoeling is de Franse Gemeenschap te ontmantelen, heeft de PS de andere Waalse partijen makkelijk zo ver gekregen dat ze die gemeenschap anticiperend een metamorfose hebben gegund in de Wallo-Brux-constructie. Vooraleer de circusbaronnen failliet gaan, moet de Vlaamse Gemeenschap in Brussel gecastreerd worden.”

Onder de titel Geen staatsmanschap maar boerenbedrog fileert professor Vuye het BHV luik minder plastisch dan Rondas maar al even vakkundig. Even meelezen: “ Wat Elio Di Rupo voorstelt is geen zuivere splitsing van B-H-V, maar wel een onzuivere uitbreiding van Brussel. (…) Unisono werd geschreven dat dit een vrij zuivere splitsing is. Dit is juist wanneer men alleen het hoofdstuk over B-H-V leest. De kieskring wordt gesplitst in drie kieskringen: Brussel, Vlaams-Brabant en Waals-Brabant. Het enige onzuivere element is dat de inwoners van de zes Vlaamse randgemeenten ook kunnen stemmen voor de kieskring Brussel, net alsof ze Brusselaars waren. Deze splitsing heeft tot gevolg dat geen enkele Vlaming zal verkozen zijn te Brussel. Maar hier toont Di Rupo zich vrijgevig. Hij vervangt de gecoöpteerde senatoren door gecoöpteerde Kamerleden, zodat de Vlaamse partijen één of meerdere Brusselaars kunnen aanduiden als Kamerlid. Hij noemt dit het corrigeren van "ondervertegenwoordigingen". Tot hier niets dan staatsmanschap en verdiend applaus. Maar wat staat er in de andere hoofdstukken? Wat het gerechtelijk arrondissement betreft volgt Di Rupo ogenschijnlijk het wetsvoorstel-Vandenberghe. Het parket wordt verticaal gesplitst in een parket Halle-Vilvoorde en Brussel. De rechtbanken worden horizontaal gesplitst in eentalige rechtscolleges. Welhaast onschuldig voegt de nota eraan toe dat binnen het gerechtelijk arrondissement B-H-V partijen zich kunnen wenden tot de rechtbank van hun taalkeuze. En voor de randgemeenten zullen er "bijzondere modaliteiten" komen. Wat een prachtige valkuil! Di Rupo wijzigt wezenlijke elementen van de taalwet in gerechtszaken van 1935 en niemand bemerkt het. Voor de burger die dit wenst, wordt Frans de gerechtstaal, net alsof men niet in Vlaanderen woont. In een ander hoofdstuk komt het taalgebruik in de randgemeenten aan bod. Voor een periode van zes jaar verlopen de contacten met de gemeente in het Frans. Na verloop van zes jaar krijgt men een Franstalig schrijven met het verzoek deze periode te verlengen. Dit betekent dat de Franstaligen in de zes Vlaamse randgemeenten nooit een Nederlandstalig contact hebben met hun gemeentebestuur, net alsof ze niet in Vlaanderen wonen. Hoe zit het dan met wat Mangain omschrijft als de "democratisch verkozen burgemeesters"? Een burgemeester wordt niet verkozen, maar benoemd door de gewestregering. Dit is niet alleen in Vlaanderen zo, maar ook in Brussel en Wallonië. In 1988, met de zogenaamde Pacificatiewet, hebben de Franstaligen al verkregen dat de schepenen in de zes randgemeenten rechtstreeks worden verkozen, net als de gemeenteraadsleden. Bovendien bepaalt de Pacificatiewet dat er een onweerlegbaar vermoeden bestaat dat deze mandatarissen Nederlands kennen. Surrealistischer kan moeilijk: zelfs indien een mandataris kennelijk geen woord Nederlands spreekt, dan wordt hij wettelijk geacht Nederlands te kennen. Dit is het soort van akkoorden uit de tijd van grote staatsmannen als Mark Eyskens en Louis Tobback, twee Leuvense orakels die nu graag de les lezen aan anderen. De enige gemeentemandataris waar de Vlaamse regering nog vat op heeft is de burgemeester. Wat stelt nu de nota-Di Rupo? Indien de Vlaamse regering weigert een burgemeester te benoemen, dan kan deze benoemd worden door het Grondwettelijk Hof. Op deze wijze ontsnapt de benoeming aan de Vlaamse voogdij, net alsof deze gemeenten geen Vlaamse gemeenten zijn.
Een ander hoofdstuk roept een samenwerkingsorgaan tussen gewestregeringen, provincies en gemeenten in het leven, de Brusselse "grootstedelijke gemeenschap" onder meer bevoegd op het vlak van werk, economie, ruimtelijke ordening, mobiliteit, openbare werken en milieu. Wat er staat, is echter niet wat het is. Door gemeenten te laten toetreden tot dit orgaan wordt ook een culturele samenwerking mogelijk - handig verzwegen in de nota - tussen een Brusselse gemeente en een verfranste gemeente uit de rand. Beide kunnen dan bijvoorbeeld gezamenlijk op Vlaams grondgebied een Franstalige bibliotheek oprichten die subsidies krijgt van de Franse Gemeenschap. Dit zijn extraterritoriale bevoegdheden en dus een doorbreken van het territorialiteitsbeginsel. Zo wordt de Franse Gemeenschap bevoegd in Vlaamse gemeenten, net alsof het Brusselse gemeenten zijn. En wat met de toepassing van de taalwetgeving? Voortaan is niet langer een Nederlandstalige kamer van de Raad van State bevoegd, maar wel het taalparitair samengestelde Grondwettelijk Hof. Subtiel gevonden, maar in de feiten komt dit neer op een afzwakken van de taalwetgeving. Waar de Raad van State steeds heeft gewaakt over het territorialiteitsbeginsel, beoefent het Grondwettelijk Hof, naar de woorden van emeritus voorzitter Paul Martens, een "belgitude juridictionnelle". Ruim geïnterpreteerde faciliteiten neigen naar tweetaligheid, net alsof deze gemeenten Brusselse gemeenten zijn. Als toetje maakt de nota ook het Brusselse en het Waalse Gewest bevoegd voor de ring rond Brussel. Ook dit zijn extraterritoriale bevoegdheden. En de kers op de taart is dat 10 Kamerleden verkozen worden in een federale kieskring, zodat men van Oostende tot Hasselt kan stemmen voor Franstalige kandidaten. Is dit groot staatsmanschap? Of is dit boerenbedrog? Wat Di Rupo voorstelt is geen zuivere splitsing van B-H-V, maar wel een onzuivere uitbreiding van Brussel.

Tot zover Vuye en Rondas. Hoe komt het dat journalisten van kwaliteitskranten – met uitzondering van Guy Tegenbos - deze bedenkingen niet zelf neerschreven en zo een ‘objectiever bijdrage’ leverden dan het oppervlakkig gemompel. Kunnen ze of willen ze het niet?

Wouter Van Besien (DS 11/07) : goed geprobeerd! Neen, Di Rupo viseert niet de gemiddelde Vlaming maar wel de A6 rijdende Belg met een welgevuld spaarboekje. Even kalm blijven. Ik behoor niet tot deze categorie en voel mij niet geroepen om hen te verdedigen, maar door één maatregeltje uit de formateursnota te halen, dat overigens nauwelijks iets zal opbrengen, poogt hij de globale Vlaamsgezinde kritiek onderuit te halen. TV en kranten sprongen erop zonder eenenkele kritische bedenking. Overigens, mochten al die zogezegde rijke Vlamingen er niet zijn, dan zou Wouter Van Besien de sociale zekerheid waar hij zoveel belang aan hecht mogen opdoeken. Dat hij vergeet dat dit geld door arbeid werd verdiend en daarop reeds belasting werd geheven kan de sympathieke Groen! voorzitter en Links in het algemeen, nauwelijks te deren. Kortzichtigheid troef.

Kris Peeters! Als er één reactie verdiende om de voorpagina te halen – quid non – dan wel zijn eis om de formateursnota te herschrijven. Schitterend door eenvoud en duidelijkheid. Want laten we wel wezen: mochten de echt Vlaamse partijen (niet Open VLD en SP.A) aan de tafel gaan zitten op basis van dergelijke onaanvaardbare eisen, dan verliezen ze altijd. Ik denk immers dat Di Rupo met zijn nota niet alleen N-VA eraf wilde rijden maar zoveel bijkomende eisen stelde om dan tijdens de gesprekken enkele te laten vallen en zo de Vlaamse partijen de kans te geven om naar hun electoraat toe te pogen een overwinning te claimen. De Franstaligen zullen heel bereidwillig deze toegevingen breed uitsmeren in de medeplichtige Nederlandstalige media en binnenskamers meesmuilen om zoveel domheid van Alexander De Croo en Co.

Di Rupo. Waarom zou hij premier moeten worden nu blijkt dat hij toch geen prijs wil betalen voor de Zestien? Hij spreekt niet eens de taal van de meerderheid en heeft op geen enkel manier blijk gegeven van onpartijdigheid.

Maar goed, waarom zou Di Rupo geen premier van België kunnen zijn, als Noord Korea de ontwapeningsconferentie van de Verenigde Naties mag voorzitten?

Pjotr
Anders Gelezen