25 juli 2011

Radicaal

ANDERS GELEZEN

De radicale wending in de regeringsonderhandelingen, ten gevolge van de bocht die CD&V nam - na lange tijd samen met N-VA front gevormd te hebben – om nu wel te willen onderhandelen op basis van de fameuze formateursnota van Di Rupo kan niet onderschat worden. Weliswaar zijn er enkele voorafgaandelijke voorwaarden gesteld, maar of dat voldoende is om van deze nota een basis voor onderhandelingen te maken is zeer twijfelachtig. Een precair evenwicht volgens Bart Sturtewagen in DS en terecht want vanuit een Vlaamsgezinde invalshoek is deze nota op talrijke punten helemaal niet evenwichtig. Tijdens de onderhandelingen zal zoals gebruikelijk bij een Belgisch compromis, elke bijkomende eis leiden tot marchanderen om uiteindelijk te resulteren in een zoveelste “scheve dromedaris” zoals Gaston Eyskens deze onzalige compromissen ooit noemde.

Gezichtbedrog: Welles, nietes.
Welles, N-VA heeft zichzelf buitenspel gezet door neen te zeggen.
Nietes, N-VA werd door de onaanvaardbare eisen van de PS – zo blijkt overduidelijk uit de recente reacties van onder meer Onckelinck (dS) en Milquet (DM) - verplicht om eruit te stappen zoniet zou ze haar kiezers bedriegen. Dat Wouter Beke hoort tot de aanhangers van de welles argumentatie en kiezersbedrog erbij neemt, is niet alleen moeilijk verteerbaar voor de Vlaamsgezinde CD&V vleugel maar voor alle Vlaamsgezinden. Of hoe CD&V toeliet dat het Vlaams front uiteengespeeld werd door de Franstaligen en waardoor de Vlaamse beweging, waaronder ook niet N-VA gezinden zoals de Gravensteengroep uitgesloten worden van machtsdeelname. Wat mij in mijn contacten vooral droef stemde was de vaststelling dat zelfs enkele Vlaamsgezinde sterkhouders binnen CD&V eveneens de welles redenering verdedigen en N-VA de rug toekeren. Net zoals voor de verkiezingen van 2010 toen CD&V de Vlaamse onderstroom bagatelliseerde, lijkt het er sterk op dat de partij opnieuw het breed gedragen front van misnoegden negeert. Nochtans weet men maar al te goed dat in de nota Di Rupo voldoende brandstof te vinden is voor vernietigende commentaren. Elk negatief voorstel, en zo zijn er nogal wat, zal als een onrechtvaardige of te dure toegeving worden ervaren. Zelfs een intelligente Wouter Beke zal daar zonder tsjeventaal weinig verweer tegen hebben. Meer zelfs, gezien een Vlaams afwijzingsfront over de partijgrenzen heen voor de hand ligt, zal dra blijken dat de nota Di Rupo alleen een assertieve Francofone agenda dient die zelfs niet Belgisch kan genoemd worden. Wie de moeite doet om deze nota te toetsen aan de Baert doctrine maar dan vanuit de visie van een onafhankelijk Wallo-Brux – zodra België niet meer loont - zal tot de vaststelling komen dat deze tekst perfect tegemoet komt aan deze doctrine. Dat de traditionele Vlaamse partijen hieraan willen meewerken is verbazingwekkend. Hoe kunnen ze geloofwaardig blijven?

Gelukkig verkleinen de kansen dat de gezagsgetrouwe media er zullen in slagen om de bevolking om de tuin te leiden en de ware draagwijdte van de voor Vlaanderen negatieve punten te verdoezelen of te negeren. Oh ja, ze zullen het wel proberen zoals bleek in DS (23/07) waar men de reactie van N-VA afdoet als oppositietaal; “het zal voor N-VA nooit genoeg zijn”. Het is zo voorspelbaar, maar dank zij de diverse nieuwe communicatiekanalen zal op zijn minst ook de kritiek op de formateursnota luider klinken dan Beke, Gennez en De Croo wel zouden willen. Ook de lezers van Anders Gelezen kunnen rekenen op degelijke informatie. Wordt vervolgd.

LLB 19/07 Francis Van de Woestyne in zijn editoriaal (vrije vertaling):
De Vlaams nationalisten wilden geen akkoord en onderhandelen met hen was gekkenwerk. Helaas moeten we wel onderhandelen met CD&V want ze zijn numeriek en politiek noodzakelijk. Tiens, de grootste partij van het land is dat niet?
Beke gedraagt zich als een verwend kind die eerst alles wil krijgen vooraleer te onderhandelen. Hem vandaag gelijk geven zou hem in de toekomst nog op slechtere gedachten kunnen brengen. Het schoothondje van N-VA is nu een verwend kindje geworden? In elk geval volstaan kleine stappen niet meer en dus is het tijd voor radicale veranderingen op voorwaarde dat de Franstaligen een federatie Wallonie-Bruxelles krijgen met uiteraard een geografische link tussen beide.

In zijn Journaal citeert Mark Grammens p.4663 journalist Monteyne (LLB) die het heeft over EU Raadsvoorzitter Herman Van Rompuy. Tijdens zijn rede onder meer voor de Vlaamse gemeenschapscommissie op 14 juni sprak hij met lof over de meertaligheid van de EU waar elkeen zijn eigen taal mag gebruiken. Helaas deed hij dat uitsluitend in het Frans hiermee de foute indruk geeft dat België een Franstalig land is en zijn moedertaal hem blijkbaar te min geworden is sinds hij zichzelf (althans op zijn visitekaartje) ‘The President’ noemt. Vermits hij zich openlijk bekent lid te zijn van de Orde van den Prince, mag hierbij vermeld worden dat dergelijke houding strijdig is met de gelofte die hij aflegde, namelijk om in zijn persoonlijk en maatschappelijk leven de Nederlands taal en cultuur te bevorderen. Het is een beetje zoals prominent Princelid indertijd die het genootschap verliet omdat hij niet verkozen werd tot afdelingsvoorzitter en vervolgens, uit schrik dat zijn lidmaatschap zijn toekomst in het Belgicistisch establishment zou hinderen, poogde alle sporen van zijn lidmaatschap te laten wissen. Hij werd baron, terwijl de stichter van de Orde van den Prince, Guido Van Gheluwe weerstond aan de pogingen tot beïnvloeding door het Hof.

Doorbraak – JP Rondas: Hoor, de koning ontbloot luidskeels zijn kroon.
“Baggot” zei de koning, alsof hij de Engelse naam die hij bedoelde wou laten rijmen op “maggot”. Het klonk als een vers scheldwoord. Waarom heeft geen enkele taalkundige raadgever hem verteld dat Sir Walter Bagehot zijn eigen naam liever liet rijmen op “gadget”? (…) Welke hoveling heeft de koning ingefluisterd om deze Engelse constitutionalist (1826-1877) in te zetten in een redenering die kant noch wal raakt? Waarom heeft geen enkele juridische raadgever de koning de goeie raad gegeven om die hele Bagehot onvermeld te laten? Het ligt nochtans voor de hand om in zo’n koninklijk leven (als van Albert II) minstens één keertje de drie belangrijke rechten te vermelden die de Victoriaan Bagehot aan de Britse vorst nog wou inruimen: het recht om door zijn ministers geconsulteerd (en dus vooraf geïnformeerd) te worden, het recht hen aan te moedigen, en het recht hen te waarschuwen. Het is deze klassieker uit de literatuur over de monarchie die door Albert werd geciteerd als rechtvaardiging om nu eens een publieke waarschuwing tot alle politici te richten. Waarom had hij dat beter niet gedaan?
Wel, om te beginnen was die Bagehot een zeer koele minnaar van de monarchie. Wie hem citeert, moet weten dat zijn verdediging ervan gebaseerd was op de goedgelovigheid van het volk in een koning die regeert bij Gods genade. Bagehot justifieert de monarchie als theatrale volksverlakkerij, als een magische poppenkast die het daglicht schuwt (“But we must not let in daylight upon magic”). (…) De constitutionele monarchie, schrijft hij, functioneert als een maskerade die het de werkelijke heersers toelaat onderling van plaats te verwisselen zonder dat de onoplettende (heedless) onderdanen het beseffen. (…) Tussen twee legislaturen in heeft de koning volstrekt niets te zeggen, en zo is het sinds Bagehot en tot de dag van vandaag nog altijd gebruikelijk in Groot-Brittannië. Het hoofdstuk “Regeringsvormingen manipuleren en beïnvloeden” komt in zijn boek The English Constitution niet voor. Dit is een specialiteit van het Belgische hof, waarvoor je dus niet naar de Engelse geleerde kunt verwijzen. Maar er is meer. Albert noemt de voormelde rechten (geïnformeerd worden, aanmoedigen, waarschuwen) namelijk “prerogatieven”. Niet alleen is dat een heel erg feodaal klinkend woord dat gedoemd lijkt om door de guillotine van zijn prefix te worden ontdaan. Het beduidt ook net het omgekeerde van wat Bagehot bedoelde. Voor deze auteur gaat het om een beperking (de koning mag slechtsdie dingen doen) en een taak (minstens dat moet hij doen), en niet om een prerogatief. Hij bedoelde evenmin dat de koning die waarschuwingen in het publiek mag uitdelen, integendeel. Alleen zijn ministers mag hij waarschuwen, en zeker niet alle politici via de toegesproken burgers. Deze ministers mogen ook slechts privé, in het kader van het heilige “colloque singulier”, gewaarschuwd worden. Deze colloque singulier, die door onze Franstalige landgenoten op een middeleeuwse manier “sacré” wordt genoemd, werd nu door de koning zelf verbroken. Dit alles heeft de koning op 21 juli dus met voeten getreden – en daardoor heeft hij luidkeels zelf zijn kroon ontbloot. Toch raar dat geen enkel journalist zoiets wil of kan schrijven. (…) Al in 2006 speelde de koninklijke scribent het klaar om de begrippen “omfloerst separatisme”, “subnationaliteit”, en “repli sur soi-même” in één alinea onder te brengen, allemaal ondubbelzinnig op de Vlaamse nationalisten gemikt. De koninklijke toespraken zijn namelijk gericht tot Franstalige oren, die heel goed begrijpen dat hij niet hen bedoelt, maar dat hij, over de Vlaamse koppen heen, tot hen over recalcitrante Vlamingen spreekt. Het afgezaagde “repli sur soi-même” en het opnieuw opgedolven poujadisme maken deel uit van de Franstalige woordenschat, niet van de Vlaamse. Daarom zijn Franstalige politici het ook altijd zo roerend eens met de koninklijke woorden. Door zo te spreken accentueert de koning de verdeeldheid, terwijl het ook anders zou kunnen. Maar daartoe moet hij eventjes in de toekomst kijken. Ook dit kan hij leren uit het Handboek van de koning van Robert Senelle (van motto tot conclusie). Waarmee ik niet wil suggereren dat het Senelle was die de hand van de koninklijke scribent vasthield. De toespraak moet geschreven zijn door iemand die Senelles boek slecht verteerd heeft. Want stel dat de monarchie een eenheidsfactor zou willen blijven, ook na een zeer ingrijpende hervorming die echte autonome deelstaten binnen een losse Belgische statenbond creëert, danzou de koning van zijn drie prerogatieven moeten gebruik maken tegenover de Vlaamse nationalisten. Juist hen zou hij dus moeten aanmoedigen, door hen zou hij zich moeten laten voorlichten, precies zonder hen permanent beledigend te waarschuwen. Hij zou van hen even “bang” moeten zijn als van de Waalse socialisten. Maar inzake de Vlaamse Beweging verder kijken dan de huidige dag kan de Coburgse familie nu eenmaal niet, dat hebben ze genoegzaam bewezen. Het resultaat is voorspelbaar: solus Rex.

Beste lezers, wat ik voorlopig uit de commentaren en talrijke reacties van de lezers onthou zijn vooral vragen waarop de politici van de Vlaamse traditionele partijen een antwoord moeten geven willen ze aan geloofwaardigheid winnen: geloven ze echt dat de onderhandelingen op basis van deze formateursnota zullen resulteren in een copernicaanse hervorming met duidelijk afgebakende bevoegdheden en verantwoordelijkheid zonder federale compensaties? Dat er nadien minder polarisatie zal zijn tussen de twee taalgemeenschappen? Mocht het antwoord negatief zijn dan blijft als resultaat van de CD&V bocht alleen het cordon sanitaire rond de Vlaamse beweging over. Kan dat de ultieme bedoeling zijn?

Pjotr
Anders Gelezen