07 februari 2012

Parlementaire democratie als het goed uitkomt

ANDERS GELEZEN


De kapstok voor deze Anders Gelezen leverde Bart Sturtewagen in dS van 04/02, waarin hij een commentaar wijdt aan de heersende kakofonie. Citaat: “Hoelang gaan we ons in dit land nog de luxe permitteren om de verkeerde debatten te voeren? De enige echte hoofdzaak is de vaststelling dat onze economie niet voldoende krachtig is om onze welvaart en het welzijn dat erop gebaseerd is, te garanderen. (…) We voeren liever geïsoleerde discussies over de billijkheid van de notionele intrestaftrek, over de belasting op bedrijfswagens, over de juiste prijs van de dienstencheques, over de fiscale aanwending van managementvennootschappen, over de mogelijkheid van een indexsprong, over de merites van een hogere btw-voet en over subsidies aan bedrijven die mensen ontslaan. Telkens klinken er argumenten pro en contra die elk hun verdienste hebben. Maar in welk plan passen al die maatregelen? Louter in kortetermijnoplossingen voor de begroting? Of in een strategisch plan?”

Geen of tegenstrijdige strategieën?

Inderdaad ontbreekt het dit België aan een strategisch plan en het zou dus goed zijn om – wat Sturtewagen in het bestek van zijn commentaar niet deed – zijn tekst eens Anders te lezen en zich af te vragen waarom dit zo is. Zou het alle voorgangers van Alexander De Croo, Wouter Beke en Bruno Tobback ontbroken hebben aan een visie? Of was echt staatsmanschap niet haalbaar omwille van de twee entiteiten die in méér verschillen dan ze gemeen hebben? Werden de grote visionaire verhalen, zoals onder meer de burgermanifesten van Verhofstadt, niet in de vuilnisemmer gekieperd omwille van de onvermijdelijke regeringssamenwerking met de PS? Hoe kunnen liberalen dromen van een eigen verhaal – zoals onlangs Karel De Gucht deed in dS, wanneer ze zich na de verkiezingen moeten prostitueren om samen met de PS  een regering te vormen? Dat wordt dan een internationale  vergadering met een conflicterende agenda, zoals hijzelf bekende.

Wanneer zullen ook de Nederlandstalige – in tegenstelling tot de Franstalige - hoofdredacteurs en journalisten van de Belgische media inzien dat een politiek (economisch, maatschappelijk én cultureel) verhaal niet kan gebouwd worden op compromissen tussen tegenstrijdige visies? Wanneer dringt het besef door dat de Belgische ziekte helaas het wezenskenmerk werd van een kunstmatige staat? Waarom niet enkel datgene samen doen waarover een gemeenschappelijke visie bestaat? Kan eindelijk de nefaste polarisering – de wij-zij tegenstelling werd niet veroorzaakt door de V-partijen maar door het verkwistend bestuur van de traditionele partijen – vervangen worden door een enthousiasmerende vrijheid en verantwoordelijkheidsbesef?

Tot zover de vragen, nu enkele voorbeelden

De particratie

In een opmerkelijk opiniestukje (dS 06/02) schrijft Walter Zinzen over “De staatsgreep van de partijvoorzitters”, met als openingsvraag, “Waarom mag Di Rupo niet zelf zijn ministers kiezen?”. Even meelezen: “De commotie over staatssecretaris De Block (Open VLD) herinnert ons, andermaal, aan één van de pijnlijkste uitwassen in het functioneren van onze parlementaire democratie: de macht van de partijvoorzitters.  (…) Toch heeft het haar partijvoorzitter behaagd haar te benoemen. Wat mij verbaast is dat niemand de vraag stelt: met welk recht? Partijvoorzitters kijken eerst en vooral naar hun eigen machtspositie, vervolgens naar die van hun partij en als het niet anders kan, wellicht in laatste instantie, naar het landsbelang. (…) De grondwet is nochtans overduidelijk: de federale ministers worden benoemd (en ontslagen) door de koning (die de formateur van een regering aanduidt), de regionale door de regionale parlementen.” Zinzen werpt zich aldus op tot de verdediger van de grondwet en dat is heuglijk nieuws, want nog niet zo lang geleden  - toen de grondwet werd verkracht door het parlement dat ongrondwettelijke verkiezingen valideerde – had hij heel wat minder respect voor de grondwet.

Hij hield het trouwens niet bij dat ene opmerkelijk verwijt aan de particratie. Even verder schreef hij: “Vervolgens mag ook de vraag worden gesteld waarom partijvoorzitters zich geroepen voelen om bijvoorbeeld de staat te hervormen. Wat is daarvoor hun mandaat en, vooral, hun deskundigheid? Waarom toch heeft niemand hen daaraan herinnerd tijdens de zich eindeloos voortslepende onderhandelingen? De staat hervormen is een taak van het parlement.” Opnieuw rees bij mij dezelfde vraag: Waar was hij toen de parlementaire democratie door partijleiders buitenspel werd gezet en Brussel-Halle-Vilvoorde niet mocht gestemd worden door een parlementaire meerderheid? Het zou mij interesseren mocht ik van hem vernemen waarom partijleiders via de uitvoerende macht, die zoals het woord het zegt gehouden is de wetten uit te voeren, ook de grondwettelijk gescheiden wetgevende macht, mogen kapen? Dit is geen acute opstoot maar  een sluipende dictatuur! Dat de traditionele politieke partijen hun macht gebruikten om zichzelf royaal te dienden van belastinggeld via partijdotaties is echt een brug te ver. Het zou hen sieren mochten ze in de huidige moeilijke tijden deze partijfinanciering drastisch inperken.

De vakbonden

In een lange maar wel lezenswaardige brief naar aanleiding van de algemene staking eind januari, richtte een groep studenten zich tot vakbondsleider De Leeuw (ABVV). Even enkele passages meelezen: “Iedereen beseft dus dat maatregelen niet kunnen uitblijven. (…) We zouden onszelf eens de vraag moeten stellen naar de aard van dit systeem. (…) Elke poging om het debat te openen werd steeds door u en uw collega’s beantwoord met drie woorden: “Verworven rechten. Afblijven!”. Maar wat zijn verworven rechten waard als ze onbetaalbaar dreigen te worden? En wat betekenen die verworven rechten voor degenen die ze niet genieten maar wel moeten betalen? (…) Maar we zijn wel het enige land waar er zoveel gelijkgestelde periodes meetellen voor het pensioen. We zijn ook het enige land waar je van werkloos zijn een beroep kunt maken, je leven lang. We zijn ook een land met één van de hoogste schuldgraden én dito belastingdruk.
(…)
Mogen wij u eraan herinneren dat vakbonden, mutualiteiten, werkloosheidskassen, enz. ooit begonnen zijn als vrijwillige verenigingen? In die tijden leverden ze schitterend werk in het voorzien van sociale zekerheid voor hun leden. Maar ze moesten ook moeite doen om leden te werven en dus moest hun systeem een combinatie zijn van solidariteit en duurzaamheid. Vandaag zijn de werknemers- én werkgeversorganisaties dermate geworteld in het politieke systeem dat die positieve concurrentie niet meer speelt. Want er bestaat nauwelijks een politiek beheersorgaan, vaak ook buiten de sociale zekerheid, waar de vakbonden en werkgevers niet in vertegenwoordigd zijn. (…) Uw organisatie is geen kleintje: u beheert miljarden belastinggeld, samen met de werkgevers. De vakbonden genieten bovendien van wettelijke privileges die u in andere sectoren bekritiseert. Zo pleit u tegen het bestaan van monopolistische marktspelers maar hebt u zelf wel wetgeving op zak die het oprichten van nieuwe vakbonden nagenoeg onmogelijk maakt. U beweert dat uw stakingskassen niet gespijsd worden met belastinggeld maar weigert wel elke vorm van inzicht in de financiën van de vakbonden. En dat terwijl de rekeningen van bedrijven door de overheid en door u worden uitgepluisd in een zoektocht naar de minste onregelmatigheid. (…) Ook wij kiezen voor een samenleving waarin het ‘wij’ een belangrijke plaats krijgt. Maar dat betekent niet dat bepaalde personen of instellingen het monopolie moeten krijgen om de mening van het ‘wij’ te vertolken. En dat betekent ook niet dat die instellingen hun regels mogen opleggen aan personen die er geen lid zijn, of dat die organisaties zich mogen verschuilen in de duistere hoekjes van het recht, zonder aansprakelijkheid voor hun daden of transparantie van hun werking.
(…)
Een voormalige slogan van het ABVV is het perfecte voorbeeld voor uw dubbelzinnige retoriek: “Wij kiezen voor u!”. Die dubbelzinnigheid is hier volgens ons op zijn plaats: een organisatie als de uwe, met al haar gevestigde belangen, kunnen wij niet beschouwen als een volledig onpartijdige en onbaatzuchtige entiteit, hoe vaak u dat ook herhaalt.
(…)
Of we ons nu aansluiten bij een vakbond of niet: u onderhandelt de normen die ons worden opgelegd. Indien werknemers al dan niet besluiten om te staken: de militanten zullen de poorten toch vergrendelen, ook voor de werkwilligen. Of men nu schade ondervindt door de stakingen of niet: de vakbonden kunnen niet aansprakelijk worden gesteld voor eventuele onregelmatigheden. Het feit dat we met ons eigen geld willen investeren in onze pensioenen of eerder in onze gezondheid, het maakt allemaal niets uit: de sociale zekerheid, die u mee beheert, maakt deze keuzes ‘voor ons’. En ze maakt die keuzes soms verkeerd, zoals we nu kunnen zien.” Is dat geen interessante bijdrage?

Een bazooka tegen fiscale fraude

In dS van 6/02 wordt aandacht besteed aan de bazooka tegen fiscale fraude, dwz dat de fiscus niet meer moet bewijzen dat er gefraudeerd wordt is maar moet de belastingplichtige zijn onschuld kunnen bewijzen. John Crombez (sp.a) wil als bevoegde staatssecretaris het ganse gamma aan fiscale fraudeurs aanpakken want de staat is armlastig en meer inkomsten is voor progressieven belangrijker dan de tering naar de nering zetten. Terwijl Open VLD daar geen oren naar heeft en stelt  “dat de fiscus niet zelf mag bepalen hoeveel belastingen er moeten worden betaald. Dat behoort toe aan het parlement.” Toch bizar dat Dewael namens de Open VLD het belang van het parlement vooropstelt, tenminste als het hem goed uitkomt, terwijl zijn partijvoorzitter het parlement permanent in een verlammende houdgreep houdt. 

CD&V vice eerste minister  Steven Vanackere (CD&V) is voorzichtiger: “Fraudebestrijding is natuurlijk heel belangrijk (...), maar het gaat heel ver om de indruk te wekken dat iedereen als een fraudeur moet worden bestempeld. Daar ben ik het niet mee eens” ( in De Zevende Dag). Hij verwees daarmee naar uitspraken van Crombez over een wijdverbreide fraudementaliteit bij ondernemers en beoefenaars van vrije beroepen. Zo haalde Crombez in recente interviews het voorbeeld aan van “een dokter die zijn vakantievilla in Zuid-Europa via een managementvennootschap als beroepskost inbrengt met de smoes dat hij er wel eens patiënten behandelt”.

Nochtans laat de huidige wetgeving ook al een en ander toe. Zo blijkt dat de Bijzondere Belastinginspectie (BBI), die jaagt op grote fraudeconstructies, het voorbije jaar meer dan 1,1 miljard euro aan extra belastingen en sancties heeft opgelegd. Dat is 25 procent meer dan in 2010, toen de BBI slechts 826 miljoen euro oplegde. Reken daarbij de mogelijkheid om verdachte inkomsten uit criminele activiteiten verbeurd te verklaren  – iets wat enkel gebeurt in de gerechtelijk arrondissementen Antwerpen en Dendermonde. Misschien zou men in Brussel eens  dat voorbeeld moeten volgen. In plaats van te bedelen.

Maar ongeacht het feit dat het meestal niet om fraudeurs gaat maar om mensen die de gaten in de complexe fiscale wetgeving benutten, kan deze discussie ten gronde ook Anders Gelezen worden. Immers, in dit debat ontbreekt een essentieel gegeven waarover ik nauwelijks iets las: de oorzaak van de toenemende fiscale fraude in België is  het onredelijk hoog ervaren staatsbeslag. Wie dus deze “fraudeurs” wil aanpakken zonder de belastingen te verminderen vaart een verkeerde (belastings)koers. Het zou pas getuigen ven staatsmanschap mocht men terzelfdertijd de oorzaken van deze fraude aanpakken. Zoniet zal deze inhalige regering nog meer ingaan tegen de Vlaamse grondstroom die  verandering wilt. Een grondstroom die blijkbaar niet alleen ouderen maar ook de jeugd aanspreekt.

Pjotr