ANDERS GELEZEN
Er zijn zo van die momenten waarop we naar
goed nieuws snakken en even blij zijn als een dorstige in de woestijn die een
oase ontwaart. Of is het een fata morgana? Goede morgen Vietnam, anders
gelezen.
Goede morgen Vietnam
De
politieke ‘goed nieuws’ show lijkt wel een georchestreerde reactie op de eisen
van de Europese donorlanden. Sinds François Hollande president werd van Frankrijk,
werd Europa op miraculeuze wijze een stuk gezonder. Als we de media-euforie te
lande en bezuiden mogen geloven kunnen we weer volop dromen van economische
groei en consumptie. Wie daar nog aan twijfelt is een spelbreker die het feest
vergalt. Hollande gaf alvast het goede voorbeeld door 3,5 miljoen euro te
spenderen aan zijn inauguratiefeestje; driemaal zoveel als zijn voorganger.
Poenscheppen is geen probleem meer voor Frankrijk en België, tenminste zolang
er een wilde geldschieter bestaat.
Ook
in eigen land waaide - niet gehinderd door enig media-obstakel - een zuiderse
‘goede nieuws’ wind door onze haren. Elio Di Rupo en zijn Nederlandstalige tolk
Steven Van Ackere vonden voor hun uh, uh, uh, goede nieuws show, gretige
toehoorders bij de gezagsgetrouwe media die zorgvuldig elke al te kritische
vraag achterwege lieten. De herauten van het goede nieuws dienden er zelfs
weinig voor doen, want ook zonder hun opbeurende inbreng vond dS (voorpagina, 7
juni) zelf het goede nieuws uit. “Al 100 miljoen euro bespaard op schuld”. Kijk eens, beste
lezers, hoe spaarzaam onze federale regering wel is. Maar leest u a.u.b. niet
het artikel want daarin staat dat het gaat over een rentedaling op de
overheidsschuld. Iets waaraan de regering geen verdienste heeft en noch minder
het gevolg is van besparingsmaatregelen. In de kritische pers (Knack) leest men
dan weer dat 75 % van de getroffen maatregelen bijkomende belastingen zijn.
Schrappen wat niet past.
Schrappen wat niet past.
Zo vriendelijk sommige media zijn voor de regering, zo
moeilijk hebben politici het om in de kritische pers hun geloofwaardigheid te
herwinnen. Zowel dS als De Morgen vertikten het om het tiende
Gravensteenmanifest – een kritische analyse van het communautaire compromis –
te publiceren in de gedrukte krant. Online kon Wouter Beke, voorzitter
CD&V, wel reageren op de aanklacht. De belangrijkste opmerking van Beke is
dat er géén Vlaamse onderstroom bestaat die het moeilijk heeft met het
regeringscompromis en dat de prijs die Vlaanderen betaalde wel redelijk is. Blijkbaar
beseft men nog niet in de cenakels van de traditionele partijen dat een grote
meerderheid het beu is om voor elk compromis te moeten betalen. Maar de zwakte
van zijn verweer werd vooral duidelijk tijdens zijn reactie in De Zevende Dag.
Om te bewijzen dat de prijs wel redelijk was somde hij alle compensaties op die
het Waalse parlement vroeg in ruil voor de splitsing. Met andere woorden, het
volstond blijkbaar voor onderhandelaar Beke dat hij neen durfde te zeggen tegen
totaal onaanvaarbare eisen. De lat veel te hoog leggen is een eeuwenoude truuk
waar de naïeve Beke en Co zijn ingetuind. Het blijft dus nog altijd wachten op
zijn argumenten waarom de wél ingewilligde eisen werden aanvaard. De
maatschappelijke en financiële kostprijs van wat de Franstaligen wél kregen.
Wat Beke redelijk vindt is trouwens ook voor de Vlaamse
vleugel binnen zijn partij te veel. In een dubbelinterview van Michel Doomst
(CD&V burgemeester Gooik) en Willy De Waele (ere-burgemeester Lennik) in
Doorbraak (juni 2012) wordt het duidelijk hoe moeilijk de Vlaamsgezinde
CD&V’ers zoals Doomst het hebben om de compromissenpolitiek van de
Belgicistische vleugel binnen Cd&V nog te verdedigen. Het valt te
betwijfelen of CD&V op die manier ooit nog aantrekkelijk kan worden voor hun
resterende Vlaamsgezinde kiezers die in 2010 toch nog maar hun stem gaven aan
de rustige vastheid. Uit alle opiniepeilingen sindsdien blijkt alvast heel
duidelijk dat de politieke keuze van Wouter Beke en zijn oudere raadgevers, die
blijven zweren bij het traditionele compromissen, niet kunnen zorgen voor een
ommekeer. Daar tegenover staat de heldere analyse van Willy De Waele waarop ook
Michel Doomst geen afdoende argumenten had. Kern van zijn analyse is de
onrechtvaardigheid van het Belgicistisch federaal model. Even citeren: “Inderdaad, naast de drie al bestaand vetorechten (de
grendelgrondwet, het belangenconflict en de alarmbelprocedure) worden er
nog 8 bijkomende vetorechten toegevoegd
door grondwetswijzigingen of bijzondere wetten: De splitsing van de kieskring (grondwetswijziging);
Het gerechtelijk arrondissement (grondwetswijziging); Belangenconflicten
(grondwetswijziging); Constitutieve autonomie (grondwetswijziging); Geschillenregeling
in de zes faciliteitengemeenten (bijzondere wet); Benoeming van de
burgemeesters in de zes faciliteitengemeenten (bijzondere wet); Brussels
Metropolitan Region (bijzondere wet); Financiering van de Brusselse
instellingen (bijzondere wet).
Het
zal u toch bekend zijn dat deze grondwetswijzigingen en de bijzonder wetten met
een dubbele meerderheid worden gestemd (procedure voorzien door artikel 4 van
de Grondwet): Een tweederde meerderheid en een meerderheid in de taalgroepen.
Dientengevolge kunnen deze grondwetswijzigingen en bijzonder wetten niet meer
worden gewijzigd zonder de instemming van de Franstalige minderheid. Deze veto
“democratie” maakt het mogelijk dat de voorrechten van de Franstalingen kunnen
afgedwongen worden door de Raad van State en het Grondwettelijk Hof monddood maken.”
Verder citeert De Waele uit de memoires van Wilfried MARTENS (2006): “Wegens de vele grendels zullen de Vlaamse
politici afhankelijk zijn van de goodwill van de Franstalige collega’s, wanneer
zij de werking van de Belgische staat op de Vlaamse noden willen afstemmen.
Daarbij bestaat het gevaar dat zij door de Franstalingen telkens zouden worden
gedwongen tot het betalen van een prijs, in ruil voor het verkrijgen van hun
fiat.”
Wie met deze uitspraak in het achterhoofd in oktober
het kieshokje binnenstapt, zal wellicht minder geneigd zijn om nog te stemmen
voor een partij die grendels aanvaardt op het moment dat een andere partij net
die grendels definitief weg wil. De inzet van de lokale verkiezingen, die precies
zoals vroeger beïnvloed worden door de gevoerde federale en gewestelijke
politiek, dreigt uit te monden in een keuze tussen een positief verhaal –
vrijwillige samenwerking zonder grendels in een confederaal land – versus een
verder lijdzaam ondergaan van een minderheidsdictaat in een uitgeleefd federaal
bestel. Met de gepaste communicatie lijkt dit een gemakkelijke keuze te worden.
Iedereen inbegrepen, ook stedelingen?
Walter
Pauli (Knack) heeft het over het schrijnend gebrek van CD&V om zich los te
maken van het overjaars dorpse karakter: “de partij van het echte Vlaamse leven
waar mensen spruitjes en rode kool met worst of kotelet eten.” Terwijl diezelfde
Vlaamse bevolking steeds meer leeft volgens de gangbare normen van
grootstedelijke omgevingen.
Rik
Van Cauwelaert die vooral bezorgd is over de solidariteit met mensen die echt
lijden onder de armoede, stelt in zijn bijdrage “De solidariteit is niet gered”
vast dat de traditionele partijen en hun zuilen helemaal niet wakker liggen van
de oproep “Red de solidariteit” die ze ooit steunden. Hij citeert daarvoor
Karel Gacoms, provinciaal secretaris van ABVV-metaal en lid van de
Gravensteengroep die als insider concludeert dat “de bonden verkeerdelijk de
solidariteit gelijkstellen aan de steun voor de Belgische status-quo.”
Neen,
er is geen reden voor goedkoop goed nieuws. Er zijn dingen die bewegen maar
andere zaken zoals het democratisch deficit dat ook de kernboodschap is van de
Gravensteengroep wordt niet alleen genegeerd door de media maar, veel erger,
onderuitgehaald door het onzalig politiek compromis dat geen enkele weldenkende
en maatschappelijk geëngageerde Vlaamse kiezer kan aanvaarden. Tegen beter
weten in blijven sommige traditionele politici zweren bij oude recepten, in
plaats van de vruchtbaarheid van het jarenlang braakliggende communautaire land
eindelijk opnieuw te exploiteren en met nieuwe scheuten een rijke oogst in het
vooruitzicht stellen.
Columnisten die zelf hun ongelijk bewijzen.
Het
is soms wel plezant om criticasters te lezen. Bij voorbeeld, een columnist die
in De Morgen (6/6) uit het boek van Jean-Luc Dehaene volgende passage citeerde.
“De splitsing
werd een absolute en op zichzelf staande eis. Dat was in mijn ogen een
tactische flater die recht naar een impasse leidde.” De verantwoordelijkheid
daarvoor legt Dehaene vooral in 2004, bij de electorale strategie van zijn
partij (toen in kartel met N-VA) en haar burgemeesters:“Michel Doomst zag de
kans schoon om zich in dit dossier te profileren (...) en wat erger was: Yves
Leterme steunde om opportunistische redenen de actie. (...) Alles was goed om
uit de oppositie te geraken: enig populisme werd daarbij niet geschuwd.”
Bij
het anders lezen van dit citaat dwaalden mijn gedachten af naar een bijdrage
van diezelfde columnist die in De Standaard met veel aplomb, maar weinig
academische zorgvuldigheid, beweerde dat de verkiezingen van 2006 helemaal geen
communautair karakter hadden en dus ook geen overwinning konden zijn van een
“Vlaamsgezinde” Leterme. Kijk eens aan, blijkbaar kunnen ook academici al op
jongere leeftijd last hebben van geheugenverlies als het hen goed uitkomt. Een
zichzelf tegensprekend professor is niet direct een voorbeeld van intellectuele
betrouwbaarheid. Komisch wordt het wanneer hij zichzelf in zijn bijdrage de
geuzentitel toekent van “intellectuele mierenneuker”. Een duidelijk voorbeeld
van een epitheton ornans; intelligentie als versiersel.
Pjotr
Anders
Gelezen