08 augustus 2012

Met vlag en wimpel, tussen pot en pint



ANDERS GELEZEN
Met vlag en wimpel
Vlaggengezwaai is niet mijn ding en ik verwonderde mij elke keer om het uithoudingsvermogen en de hardnekkigheid waarmee men via een vlag een politieke boodschap poogt te verkopen. Maar wanneer de omstandigheden zich ertoe lenen deed het mij wel iets, eens pronken met een vlag. We hoeven ons daarvoor niet te schamen.
Een zelfbewuste maar ook eenzame wandelaar met leeuwenvlag op de dijk te Middelkerke of een windscherm met Vlaamse wimpel waarachter een Vlaamsgezinde familie lekker ligt te zonnen, het zijn signalen die  ik niet zo direct associeer met een strandvakantie. Daartegenover zijn die opvallende leeuwenvlaggen langs het parcours van een wielerkoers oh zo Vlaams; ze vormen een  integraal onderdeel van het sportieve gebeuren. Dezelfde actie ‘Vlaanderen vlagt’, maar andere omstandigheden.
Volksfeesten: wie is er nog niet bewonderend blijven stilstaan bij een optreden van vendelzwaaiers? Prachtige souvenirs heb ik van de historische evocatie in de Karlstein burcht nabij Praag. Vendels, volksmuziek en historische kledij waar men terecht mee pronkt. Geen nostalgie maar respectvolle herinneringen die daarenboven nog wat geld in het laatje brengen. De stadsvlag, een Gilde en nog zoveel meer, allemaal symbolen van verbondenheid, net zoals de Vlaamse leeuw of de Waalse haan.
Op de Olympische Spelen pronken de winnende atleten met hun nationale vlag en klinkt de nationale hymne uit de talrijke luidsprekers. Het land heeft het weer eens gehaald en het volk associeert zich wat graag met de winnaar. Het zou een Vlaamse of Waalse winnaar kunnen zijn die pronkt met Leeuw of Haan, maar het is een Belgische vlag. Alleen bij tegenvallende resultaten vraagt men de Vlaamse minister voor sport of hij wel goed bezig is. Hieruit zou men kunnen afleiden dat voor sommige media en het Belgisch establishment alleen de winnaars Belgen zijn en de verliezers Vlamingen of Walen. Het moet in elk geval een grote frustratie zijn  voor ‘born-again’ Brusselaars  dat – bij gebrek aan een eigen gemeenschap - ze zelfs daarvoor niet in aanmerking komen.
Waar ik mij ook vlaggen en veelkleurige wimpels bij kan voorstellen, zijn jeugdkampen. Als er één plaats is waar het groepsgevoel bewust wordt aangezwengeld, zelfs een doel is, dan is dat tijdens die kampen. Het vormt zelfs een essentieel onderdeel van de militaire ‘teambuilding’: elk peloton zijn eigen wimpel, elk bataljon zijn eigen mascotte. Het getuigt dan ook van intolerantie wanneer een gemeentebestuur meent te moeten tussenkomen als Vlamingen zich als dusdanig willen manifesteren. De reactie van de Vlaamse beweging en N-VA daarentegen was een politiek signaal van verdraagzaamheid. Iets waarin we duidelijk geen lessen hoeven te krijgen van onze Waalse vrienden. Ik vermoed dat de haatcampagnes in de Franstalige media, met Le Soir en RTBF voorop, hier mee te maken hebben. Het werk van Belgicisten à la Béatrice Delvaux en Cie.
Tussen pot en pint
Er is iets merkwaardigs aan de commentaren naar aanleiding van het overlijden van PS politicus Michel Daerden. Herman Van Rompuy was er als een van de eersten bij om te laten weten dat Daerden warme gevoelens koesterde voor hem en zijn broer Eric. Elke kans is blijkbaar  goed om zichzelf te bewieroken. In dS (07/08) had Pascal Delwit het over de “Gainsbourg van de politiek”. Vooral de toegankelijkheid van deze politicus was belangrijk:”‘onmisbaar in de huidige politiek”, zo schrijft Delwit.
Even citeren uit het artikel: “Als we er rekening mee houden dat de verwachtingen ten aanzien van politici, niet in de laatste plaats van plaatselijke politici, tegenwoordig een stuk hoger liggen dan vroeger, dan lijkt het profiel van Michel Daerden achterhaald. Plaatselijke politici moeten meer dan ooit blijk geven van managerscapaciteiten, moeten hun beleid kunnen inpassen in Europese projecten of die zelf aandragen, hun stad met zin voor innovatie kunnen besturen of partners uit cultuur of bedrijfsleven kunnen aantrekken. Zo bekeken is het duidelijk dat het ‘imago' van Michel Daerden, zijn ‘rol', zijn ‘personage', niet spoorde met die verwachtingen. Je kunt trouwens goed zien hoe in de gemeentepolitiek het profiel van de bewindsploegen steeds meer verandert (…) De belangrijkste Franstalige politici stellen zich lokaal dan ook zeer benaderbaar op: denk aan Elio Di Rupo, Rudy Demotte of Charles Michel. Ze hechten daaraan, omdat ze het van wezenlijk belang vinden om aan politiek te kunnen doen.”
Wat Delwit hier voorstelt als een positief element is in feite niets anders dan een louche manier van “aan politiek doen”. Even anders lezen.
De lokale toegankelijkheid van politici à la Daerden en Di Rupo heeft weinig te maken met politiek inzicht maar vooral met electoraal opportunisme. Op zich niet zo erg maar wanneer een politicus zijn federale invloed gebruikt om zijn stad te bevoordelen, denk maar aan Stevaert en Vande Lanotte in Vlaanderen  en de ganse PS inclusief premier Di Rupo in Wallonië (denk maar aan de megalomane treinstations in Luik en binnenkort in Bergen), dan is er iets fundamenteels fout. Politici die hiervan een systeem maken zijn géén voorbeelden van goede bestuurders, laat staan van staatsmanschap. Dat Bart De Wever de dorpsstraat ziet als de noodzakelijke machtsbasis om ernstig genomen te worden in de Wetstraat mag dan al kloppen, het kan snel ontaarden in het omgekeerde:  de Wetstraat die gebruikt wordt om de eigen dorpsstraat te bevoordelen en de eigen (electorale) machtsbasis te bestendigen. Anders gelezen: dienstbetoon om mensen te helpen is vooral nodig wanneer de publieke diensten niet goed functioneren, terwijl dienstbetoon om mensen te bevoordelen vooral nodig is wanneer de publieke diensten wel objectief werken. Ja toch?      
Lezer  Peter P. uit Antwerpen reageerde op het artikel: “Dat zijn eigen kabinetschef, Sophie Brouhon hem zwaar beschuldigde voor zijn gedrag met vrouwen, sprak boekdelen. In Vlaanderen worden politici hiervoor van de kieslijst gehaald door klachten van politieke tegenstanders twintig jaar na de feiten. Soit, we leven in België met twee compleet verschillende culturen. Zijn carrière is hij begonnen als revisor bij wijlen André Cools. Diegene die de boekhouding en de zwarte kassen kent van de PS heeft veel macht. Na de dood van Cools komen een aantal zaken boven zoals OMOB en Agusta. Daerden weet veel en overheidsinstellingen moeten allemaal langs de kassa van zijn revisorenkantoor. Als nu deze tot op het bot corrupte politicus een rolmodel is van de PS, ben ik benieuwd wie er volgens Delwit het slechte voorbeeld is.
Anders gelezen: De Belgische ziekte voorstellen als een positief kenmerk van een politicus kan enkel in DIT België!
Pjotr
Anders Gelezen