ANDERS GELEZEN
Met vlag en wimpel
Vlaggengezwaai is
niet mijn ding en ik verwonderde mij elke keer om het uithoudingsvermogen en de
hardnekkigheid waarmee men via een vlag een politieke boodschap poogt te
verkopen. Maar wanneer de omstandigheden zich ertoe lenen deed het mij wel
iets, eens pronken met een vlag. We hoeven ons daarvoor niet te schamen.
Een zelfbewuste
maar ook eenzame wandelaar met leeuwenvlag op de dijk te Middelkerke of een
windscherm met Vlaamse wimpel waarachter een Vlaamsgezinde familie lekker ligt
te zonnen, het zijn signalen die ik niet
zo direct associeer met een strandvakantie. Daartegenover zijn die opvallende leeuwenvlaggen
langs het parcours van een wielerkoers oh zo Vlaams; ze vormen een integraal onderdeel van het sportieve gebeuren.
Dezelfde actie ‘Vlaanderen vlagt’, maar andere omstandigheden.
Volksfeesten: wie
is er nog niet bewonderend blijven stilstaan bij een optreden van vendelzwaaiers?
Prachtige souvenirs heb ik van de historische evocatie in de Karlstein burcht
nabij Praag. Vendels, volksmuziek en historische kledij waar men terecht mee
pronkt. Geen nostalgie maar respectvolle herinneringen die daarenboven nog wat
geld in het laatje brengen. De stadsvlag, een Gilde en nog zoveel meer, allemaal
symbolen van verbondenheid, net zoals de Vlaamse leeuw of de Waalse haan.
Op de Olympische
Spelen pronken de winnende atleten met hun nationale vlag en klinkt de
nationale hymne uit de talrijke luidsprekers. Het land heeft het weer eens gehaald
en het volk associeert zich wat graag met de winnaar. Het zou een Vlaamse of
Waalse winnaar kunnen zijn die pronkt met Leeuw of Haan, maar het is een
Belgische vlag. Alleen bij tegenvallende resultaten vraagt men de Vlaamse
minister voor sport of hij wel goed bezig is. Hieruit zou men kunnen afleiden
dat voor sommige media en het Belgisch establishment alleen de winnaars Belgen
zijn en de verliezers Vlamingen of Walen. Het moet in elk geval een grote
frustratie zijn voor ‘born-again’ Brusselaars dat – bij gebrek aan een eigen gemeenschap - ze
zelfs daarvoor niet in aanmerking komen.
Waar ik mij ook
vlaggen en veelkleurige wimpels bij kan voorstellen, zijn jeugdkampen. Als er
één plaats is waar het groepsgevoel bewust wordt aangezwengeld, zelfs een doel
is, dan is dat tijdens die kampen. Het vormt zelfs een essentieel onderdeel van
de militaire ‘teambuilding’: elk peloton zijn eigen wimpel, elk bataljon zijn
eigen mascotte. Het getuigt dan ook van intolerantie wanneer een
gemeentebestuur meent te moeten tussenkomen als Vlamingen zich als dusdanig
willen manifesteren. De reactie van de Vlaamse beweging en N-VA daarentegen was
een politiek signaal van verdraagzaamheid. Iets waarin we duidelijk geen lessen
hoeven te krijgen van onze Waalse vrienden. Ik vermoed dat de haatcampagnes in
de Franstalige media, met Le Soir en RTBF voorop, hier mee te maken hebben. Het werk van Belgicisten à la
Béatrice Delvaux en Cie.
Tussen pot en pint
Er is iets
merkwaardigs aan de commentaren naar aanleiding van het overlijden van PS
politicus Michel Daerden. Herman Van Rompuy was er als een van de eersten bij
om te laten weten dat Daerden warme gevoelens koesterde voor hem en zijn broer
Eric. Elke kans is blijkbaar goed om
zichzelf te bewieroken. In dS (07/08) had Pascal Delwit het over de “Gainsbourg
van de politiek”. Vooral de toegankelijkheid van deze politicus was belangrijk:”‘onmisbaar
in de huidige politiek”, zo schrijft Delwit.
Even citeren uit
het artikel: “Als we er rekening mee houden dat de verwachtingen ten aanzien
van politici, niet in de laatste plaats van plaatselijke politici, tegenwoordig
een stuk hoger liggen dan vroeger, dan lijkt het profiel van Michel Daerden
achterhaald. Plaatselijke politici moeten meer dan ooit blijk geven van
managerscapaciteiten, moeten hun beleid kunnen inpassen in Europese projecten
of die zelf aandragen, hun stad met zin voor innovatie kunnen besturen of
partners uit cultuur of bedrijfsleven kunnen aantrekken. Zo bekeken is het
duidelijk dat het ‘imago' van Michel Daerden, zijn ‘rol', zijn ‘personage',
niet spoorde met die verwachtingen. Je kunt trouwens goed zien hoe in de
gemeentepolitiek het profiel van de bewindsploegen steeds meer verandert (…) De
belangrijkste Franstalige politici stellen zich lokaal dan ook zeer benaderbaar
op: denk aan Elio Di Rupo, Rudy Demotte of Charles Michel. Ze hechten daaraan,
omdat ze het van wezenlijk belang vinden om aan politiek te kunnen doen.”
Wat Delwit hier
voorstelt als een positief element is in feite niets anders dan een louche
manier van “aan politiek doen”. Even anders lezen.
De lokale
toegankelijkheid van politici à la Daerden en Di Rupo heeft weinig te maken met
politiek inzicht maar vooral met electoraal opportunisme. Op zich niet zo erg
maar wanneer een politicus zijn federale invloed gebruikt om zijn stad te
bevoordelen, denk maar aan Stevaert en Vande Lanotte in Vlaanderen en de ganse PS inclusief premier Di Rupo in
Wallonië (denk maar aan de megalomane treinstations in Luik en binnenkort in Bergen),
dan is er iets fundamenteels fout. Politici die hiervan een systeem maken zijn
géén voorbeelden van goede bestuurders, laat staan van staatsmanschap. Dat Bart
De Wever de dorpsstraat ziet als de noodzakelijke machtsbasis om ernstig
genomen te worden in de Wetstraat mag dan al kloppen, het kan snel ontaarden in
het omgekeerde: de Wetstraat die gebruikt
wordt om de eigen dorpsstraat te bevoordelen en de eigen (electorale)
machtsbasis te bestendigen. Anders gelezen: dienstbetoon om mensen te helpen is
vooral nodig wanneer de publieke diensten niet goed functioneren, terwijl
dienstbetoon om mensen te bevoordelen vooral nodig is wanneer de publieke
diensten wel objectief werken. Ja toch?
Lezer Peter P. uit Antwerpen reageerde op het
artikel: “Dat zijn eigen kabinetschef, Sophie Brouhon hem zwaar beschuldigde
voor zijn gedrag met vrouwen, sprak boekdelen. In Vlaanderen worden politici
hiervoor van de kieslijst gehaald door klachten van politieke tegenstanders
twintig jaar na de feiten. Soit, we leven in België met twee compleet
verschillende culturen. Zijn carrière is hij begonnen als revisor bij wijlen
André Cools. Diegene die de boekhouding en de zwarte kassen kent van de PS
heeft veel macht. Na de dood van Cools komen een aantal zaken boven zoals OMOB
en Agusta. Daerden weet veel en overheidsinstellingen moeten allemaal langs de
kassa van zijn revisorenkantoor. Als nu deze tot op het bot corrupte politicus
een rolmodel is van de PS, ben ik benieuwd wie er volgens Delwit het slechte
voorbeeld is.
Anders gelezen: De
Belgische ziekte voorstellen als een positief kenmerk van een politicus kan
enkel in DIT België!
Pjotr
Anders Gelezen