09 april 2013

Meer dan cijfers


MEDIA EN POLITIEK   ANDERS GELEZEN
In een interview met Tom Naegels en Rik Van Cauwelaert in dS, laat laatstgenoemde optekenen dat hij kritiek levert op de Belgische constructie op basis van cijfers. Maar wat doe je wanneer er geen cijfers beschikbaar zijn; de besluitvorming verhuld wordt door een politieke boerka? Daarenboven zijn maatschappelijke problemen en hun oplossingen altijd een samengaan of een botsing van het verstand en de emoties; nauwelijks te vatten in wetenschappelijke feiten en cijfers. De kans is groot dat de media dan zwijgen. Alleen verdwijnen daarmee de problemen niet.
Meer dan cijfers
In zeer veel gevallen bestaan er cijfers, maar worden die niet prijsgegeven aan de openbaarheid, om diverse redenen. De omgang van de gevestigde macht, media inclusief, met klokkenluiders en onderzoeksjournalisten die durven cijfers openbaar maken, is ronduit bedroevend. Dat is een van de redenen waarom financiële schandalen zelden aan het licht komen en heel snel verzanden in een juridisch steekspel. Waardoor zelfs Justitie geen rechtvaardig oordeel meer kan vellen. Het wordt tijd dat we beseffen hoe permissief we geworden zijn ten aanzien van de weeffouten in het financieel circus en de uitlopers ervan. In naam van de privacy wordt – ook door personaliteiten en organisaties die de misbruiken aanklagen - duchtig geknabbeld aan het fundament van een solidaire maatschappij. Helaas zijn dat allemaal woorden die we de laatste tijd zeer dikwijls konden horen en lezen, maar nauwelijks nog iets betekenen.
In het maandblad Doorbraak stuurt Rik Van Cauwelaert het debat over de rol van het middenveld in de richting van een gewetensonderzoek en vraagt hij zich af of alternatieven (voor de openbare taken die ze uitvoeren, zoals de betaling van werkloosheidsuitkeringen en de terugbetaling van medisch kosten)  wel beter zouden zijn. Hopelijk wordt zijn insteek ter harte genomen door de politici en het middenveld en kan er een politiek debat gevoerd worden op basis van correcte feiten en cijfers. Maar daarnaast zijn er op zijn minst even belangrijke vragen die niet met cijfers kunnen beantwoorden worden, zoals volgende vraag:  Waarom ligt een levensbeschouwelijke opdeling aan de basis van organisaties die instaan voor de uitvoering van publieke taken en waarom zou dat zo moeten blijven? 
In een commentaarstukje in dS (28/03) heeft Béatrice Delvaux het eveneens over het middenveld. In “Toen België Griekenland was”, refereert ze naar een oudgediende, Henri Bogaert, voorzitter van het Planbureau, die gedurende de laatste drie decennia getuige was van de betrokkenheid van het middenveld (de sociale partners) bij het beleid. Ze verwijst naar zijn bijdrage in Le Soir waar hij het heeft over het belang van het sociale overleg en tot de ontnuchterende conclusie komt dat (citaat) “De sociale dialoog heeft geen enkele crisis kunnen oplossen. Elke keer heeft de regering moeten ingrijpen.” De echte macht lag volgens hem bij enkele personen waaronder de gewezen gouverneur van de nationale Bank, Alfons Verplaetste die door de ministers in het geheim werden opgetrommeld om de grote beslissingen voor te bereiden. Wie dus het telkens weerkerend ritueel van de sociale partners correct wil inschatten doet er goed aan om hiermee rekening te houden. Mij lijkt het vooral een soortement theater om met meer geld over de brug te komen in plaats van de tering naar de nering te zetten. Dat verklaart meteen waarom het niet werkt in crisistijden, als het geld op is. 
Brussel
Het is verheugend te horen dat er binnen N-VA diverse groepen nadenken over de rol van Brussel in een confederaal model. Maar aan Franstalige kant hebben ze hun huiswerk al gemaakt en is het voor hen een uitgemaakte zaak dat Brussel een derde evenwaardig gewest wordt, naast Vlaanderen en Wallonië. Nu ze de bijkomende financiële middelen binnen hebben – met dank aan de Vlaamse regeringspartijen en Groen - neemt hun zelfzekerheid buitenmaatse proporties aan. Charles Piqué heeft het in DT over Brussel “dat geen eiland is in Vlaanderen” maar toch wel een onafhankelijk gewest met volledige autonomie. Voor alle duidelijkheid, een autonoom hoofdstedelijk gewest betekent voor de Franstaligen dat Brussel niet langer de bestuurszetel kan zijn van het Vlaams gewest. Wie denkt dat dit blufpoker is of ordinaire opschepperij is ziende blind. De volgende staatshervorming – die hij wil - moet dus gaan over de oprichting van een volwaardig Brussels gewest waar enkel nog de Brusselaars de baas zijn. De prijs is bekend en het zullen sterke Vlaamse onderhandelaars moeten zijn om deze prijs niet te betalen. Op zich reeds een voldoende reden om niet meer aan tafel te gaan zitten als federale bedelaars maar enkel nog te onderhandelen over wat we samen willen doen. Pas dan zullen de Vlamingen als gelijken aan de onderhandelingstafel zitten. En voor wie nog altijd blijft steken in een semantisch dispuut: die gelijkheid, dat is het enorme verschil tussen het Belgisch federaal en een confederaal onderhandelingsmodel. Wat we in ruil voor deze prijs kunnen eisen loont de moeite voor een diepgaand debat, maar dat daar tegenover dezelfde volledige autonomie staat voor Vlaanderen (inclusief de faciliteitengemeenten) is alvast de bottom line. Onder Brusselse en Vlaamse autonomisten moet dat toch een win-win situatie zijn?
Charles Piqué vergeet echter over cijfers te spreken. Geen cijfers van een flamingant maar van Paul De Grauwe die in 1991 enkele cijfers verzamelde over het primair saldo. Mochten de drie gewesten autonoom geworden zijn in 1990 en dus verantwoordelijk voor hun eigen aandeel in de overheidsschuld, dan zou de situatie er nu (2010) ongeveer zo uitzien: het Waals deel in de overheidsschuld in 2010 zou opgelopen zijn tot 480 miljard, het Brussels deel tot 55 miljard en Vlaanderen zou een tegoed hebben van 194 miljard euro. Met gescheiden beurzen zouden deze feiten zichtbaar zijn. Nog beter: ze zouden Wallonië, maar ook Brussel, al lang gedwongen hebben om de nodige saneringsmaatregelen te nemen. In het Belgisch huishouden waar alles in een grote pot gegoten wordt en iedereen er evenveel mag uitpikken, sommigen zelfs wat meer, worden de feiten verborgen achter de Belgische cijfers. Met als gevolg dat problemen die als Belgisch worden voorgesteld in feite reuzengrote Waalse en Brusselse problemen zijn.
Maar er is een alternatief: we blijven van het statuut van Brussel af en laten alles bij het oude. Dan zitten we in een situatie zoals reeds bestaat in Groot-Brittannië waar er eveneens een asymmetrische bevoegdheidsverdeling van toepassing is. Vlaanderen en Wallonië nemen het beleid in eigen handen als autonome deelstaten terwijl Brussel verder afhankelijk blijft van het gemeenschappelijke (con)federale beleidsniveau.
De pogingen van enkele BV’s om er iets van de maken via een typisch Belgisch compromis, zijn niet hoopgevend. Walter Zinzen is alvast bereid de prijs te betalen zonder tegeneis. Of toch: voor onderwijs en cultuur krijgt Vlaanderen “inspraak”! Waarmee hij bedoelt dat Vlaanderen moet betalen. Overigens, waarom voor cultuur en niet voor alle andere sociale diensten, die voor veel meer mensen belangrijker zijn dan een cultuurtempel? Van een progressief ex-journalist zou men meer sociale bekommernis verwachten.
Een reactie liet geen spaander heel van zijn voorstel: “Maar u die journalist was, mijnheer Zinzen, vergeet nog iets in uw verhaal. De verzekerde politieke positie van de Vlamingen in Brussel was en is een consequentie van de verzekerde positie van de Franstaligen op federaal vlak. In uw verhaal wordt dit niet meer relevant genoemd. Wel goed, dan heeft het Belgische model ook geen betekenis. Maar ja, Rondas en de Gravensteengroep dwalen, natuurlijk.
Het kan ook grappig: Allez voesj, Brussels Hoofdstedelijk Gewest / Région Bruxelles-Capitale/ Brussels Capital Region, Dos altait moyin om te moyènèiren, haa moe ni gezopen hemme oem comik te doen, as den oeil stoet zakt 't verstand in de kluute.
Ondertussen blijkt uit een onderzoek van de VUB bij 2.500 Brusselaars dat Brussel steeds meer een vreemde eend in de bijt wordt: de studie toont dat het aantal inwoners van de hoofdstad die het Frans, Nederlands of Engels beheersen, daalt ten opzichte van 2006. Toen spraken 95,6 procent van de ondervraagden Frans, ten opzichte van 88,5 procent nu. Ook het gebruik van het Engels (van 35,4 procent naar 29,7 procent) en vooral van het Nederlands (van 28, 3 naar 23,1 procent) daalt. Het Arabisch daarentegen is aan een stevige opmars bezig. Waar in 2006 nog 6,6 procent van de Brusselaars Arabisch spraken, is dat vandaag 17,9 procent. Het Arabisch steekt daarmee het Spaans (van 7,4 naar 8,9 procent) voorbij en wordt de vierde meest gesproken taal in de hoofdstad.
Citaten
Herman Van Rompuy (dS): “Kijk naar de cijfers. Geen enkel cijfer duidt aan dat wij ons kapot bespaard hebben. Wat heeft België structureel bespaard? 0,5 procent in 2010, 0 procent in 2011 en 0,7 procent in 2012. Dat is heel beperkt.”
Kaaiman Koen Meulenaere in DT: “En dan komt er een vent en die zegt: Mannekes, luister eens hier, ik ga een coöperatieve bank oprichten. Maar eerst moeten jullie me allemaal 20 euro geven. Voor provocaties van dit niveau bestaat een geijkte procedure: de ketel met pek wordt warm gestookt en in het hoenderhok wordt een passende hoeveelheid veren bij elkaar geveegd. Tenminste, daar gaat u vanuit. Nee dus! Twintigduizend naïevelingen, anders kan je ze niet benoemen, hebben al de eerste dag 20 euro gestort, en minstens evenveel volgden de dagen nadien. Voor iets wat niet bestaat en wat ook nooit zal bestaan. Binnen de week driekwart miljoen euro in de zakken van die Marc Bontemps, die zijn familienaam zelden zo bewaarheid zag als in deze tijd."
Hugo Claus citaten die de traditionele media niet halen wegens niet passend in het Belgisch verhaal (Doorbraak online): “Ik voel me Vlaming, ik houd van de Vlamingen en ik blijf schrijven in het Nederlands'. (...) In 1965 nam hij zelfs nadrukkelijk een politiek standpunt in toen De Nieuwe Gazet hem vroeg hoe hij zou stemmen in een referendum over federalisme, toen een erg radicaal-Vlaams project. Claus aarzelde even en zei toen dat hij vόόr zou stemmen omdat de bestaande toestand zo absurd is. Men kan zich moeilijk een meer absurde toestand indenken. (...) In een federalistisch verband zouden we het gevoel krijgen dat we reageren op iets dat meer met ons verbonden is dan het vrij abstracte België van vandaag. Gesteld dat er bijvoorbeeld een of andere knoeier van een minister is, dan zouden we als Vlaming beter op zijn Vlaamse vingers kunnen tikken.” In het Franse literaire programma Apostrophes in 1985 gaf Claus graag zijn visie op het ontstaan van België: In 1830 hadden Frankrijk, Engeland en Duitsland die neutrale zone gecreëerd, die aan niets beantwoordt, die geen gezicht heeft, die geen identiteit heeft, en die men België heeft genoemd. K.U. Nieuws noteerde in 1991 bij hem: Het streven van Vlamingen naar een eigen staat vind ik niet eens zo'n onedele drift. Natuurlijk, als het de vorm aanneemt van rare ridders en lid willen zijn van de grote Arische stam, dan is dat minder aangenaam. Maar de idee zelf, om een soort duidelijke entiteit te willen verwerven, daar ben ik niet tegen. Als een Nederlander zegt: Wij zijn Nederlanders, dan klinkt dat natuurlijk. Maar zeggen: "Ik ben een Belg" is gewoon ridicuul. Dan begin ik al te proesten.
Hij zag in België ook voordelen en noemde 'het lekkere eten en de deugddoende chaos' (1969, Brabants Dagblad). Het eeuwige gesjoemel bood wel voordelen, vond Claus. Over een eventuele politieke meerwaarde van België als land of natie lijkt Claus het nergens te hebben gehad.
Mark Grammens over Claus: Ook Claus was in de jaren zestig, toen ik hem persoonlijk kende, een overtuigd Vlaams-nationalist, maar niemand die de stapels papier die bij zijn overlijden aan Claus werden gewijd, heeft gelezen, kon daar zelfs maar een vermoeden van hebben. Het kliekje dat hem in zijn laatste jaren omringde en het monopolie bezat op zijn in memoriam, heeft zijn nagedachtenis exclusief geplaatst in het teken van het eigen ideologisch gelijk, met miskenning van de volledige mens in zijn vele aspecten.
Tom Naegels over de herdenking van Claus in DM: "Claus, de Jan Breydel van een kosmopolitische natie": Naegels betreurt dat Claus postuum wordt ingezet als de dappere, rebelse, kosmopolitische artiest, die op zijn eentje het machtige rijk van de bourgeois en de nationalisten deed wankelen, die de hypocrisie van de kapitalist ontmantelt met zijn kwikzilveren ongrijpbaarheid, en die zo de wérkelijke identiteit van Vlaanderen heeft getekend. Hiermee reageert hij op Gerard Mortier die in zijn Clauslezing heel nadrukkelijk Claus “misbruikte”.
Peter De Roover vermoedt dat de Hugo Claus in de volle kracht van zijn leven een geschikte kandidaat zou kunnen geweest zijn voor de Gravensteengroep en nog niet eens voor de voorzichtige vleugel daarvan.
Rik Van Cauwelaert in dS: Waar hebt u in uw lange carrière als commentaarschrijver het verschil kunnen maken? “Bijvoorbeeld in het besef dat je geen nationalist hoeft te zijn om over een nieuwe staatsstructuur na te denken. Dat is natuurlijk niet alleen mijn verdienste, maar ik ben blij dat ik daartoe kon bijdragen.”
Pjotr
Anders Gelezen