03 juli 2013

Tussen droom en werkelijkheid


MEDIA EN POLITIEK   ANDERS GELEZEN


 Er waren afgelopen week enkele interessante onderwerpen die de dagelijkse waan overstegen. Eén daarvan was de oproep van jongerenvoorzitters om een federale kieskring te organiseren. Geen nieuws zou men denken, maar dat de politieke partijen hier weinig brood in zien betekent nog niet dat het geen verrijking zou zijn om er een verkiezingsthema van te maken in 2014. Er zijn immers zelden belangrijker keuzes te maken dan deze tussen twee tegengestelde “dromen”: de Vlaamsgezinde autonomiedroom en de Belgicistische droom van een unitair België. Wie het politieke reilen en zeilen in België een beetje kent zal moeten toegeven  dat beide dromen beter zijn dan de huidige geldverslindende en vergrendelde politieke constructie. Jammer genoeg hebben te weinig politieke commentatoren en media-iconen voldoende durf om dit debat onbevooroordeeld te steunen. Eens anders lezen.

De Belgicistische droom



Aanvankelijk werd de federale kieskring voorgesteld door de politieke lobbygroep “Pavia”. Woordvoerders zijn de Franstalige econoom en filosoof Philippe Van Parijs en de Vlaamse Prof. Kris Deschouwer (VUB). Onder de 19 leden vinden we de  politologen Carl Devos en Dave Sinardet. De argumentatie van deze groep is eenvoudig: om België bijeen te kunnen houden moeten politici niet enkel denken aan hun eigen gewest/gemeenschap maar aan alle inwoners en dus moeten ze verkozen/afgestraft kunnen worden door de ganse bevolking. Een eenvoudige en correcte analyse die perfect kadert in het streven naar een unitair België. Alleen wordt die argumentatie door de Paviagroep zelf vanaf het begin ondermijnd door twee  belangrijke inperkingen: hoe de kiezers ook kiezen het aantal verkozenen per taalgroep mag niet veranderen én het gaat slechts om 15 van de 150 verkozen volksvertegenwoordigers. Daarenboven wijzigt dit voorstel niets aan de bestaande grendels waardoor de Franstalige minderheid haar ultieme greep op dit vernieuwde unitaire België behoudt. Een vergrendeling die in het oude unitaire België niet eens bestond.  
Dat deze oproep kadert in een streven naar een unitair België wordt met klem ontkend door de protagonisten. Toch eens anders lezen.
Wanneer men oproept voor één kieskring en dus alle tenoren verplicht om zich verkiesbaar te stellen in Vlaanderen en Wallonië, dan is het evident dat deze verkozenen verplicht worden om elke communautaire agenda op te bergen. Daarmee worden de Vlaamsgezinde partijen (en alleen zij) die het land op basis van de communautaire verschillen (economisch én cultureel) politiek willen reorganiseren, feitelijk opgesloten in hun eigen regio; zoiets heet discriminatie op basis van een politiek programma. Deze doelbewuste keuze voor een programmatorische onderdrukking is democratisch niet netjes, maar het is klaarblijkelijk geen beletsel voor de voorstanders. Hun antwoord hierop is dat in een federale kieskring alle partijen kunnen opkomen. Maar daarvoor is geen federale kieskring nodig. Niets belet de Franstalige partijen om in 2014 op te komen in Vlaanderen net zoals dat voor de Vlaamse partijen kan in Wallonië. Deze drogreden verbergt een andere agenda die - in tegenstelling tot het artikel 1 van N-VA – niet expliciet wordt vermeld: dat dit initiatief uiteindelijk gaat om de restauratie van een unitair België. Op zich overigens een volkomen legitieme droom.
Wanneer alle tenoren verplicht worden tot een federale agenda dan is het ook heel logisch dat ze hun eigen politieke macht willen versterken via meer bevoegdheden voor “hun” niveau, als ultieme heer en meester. Daarmee wordt de autonomie van de deelstaten afgeblokt. Een voorbeeld hiervan was de oproep om de buitenlandse handel opnieuw federaal te organiseren. Wat zowel de  protagonisten als de tegenstanders van een federale kieskring gemeen hebben, is hun vaststelling dat de huidige structuur te complex is en niet langer in staat is om het land goed te besturen. Zonder dit argument zou dit voorstel voor een federale kieskring (zonder te sleutelen aan de bevoegdheidsverdeling) enkel bedoeld zijn om de autonomiegedachte in Vlaanderen op een omfloerste manier monddood te maken. Uiteraard wil geen van de ondertekenaars dat toegeven, want daaruit zou weldenkend Vlaanderen enkel kunnen besluiten dat het een anti-Vlaams project is en helemaal geen heel-Belgische visie. Hun droom, zo wil ik hopen, is een positieve droom: een land met één regering. In deze denkwijze kunnen de gewesten wel beleidsruimte krijgen om eigen klemtonen te leggen, maar is het de prioritaire taak van het federale niveau om de regionale verschillen uit te vlakken. Een voorbeeld waar dit toe kan leiden is de oneerlijke concurrentie van de luchthaven van Zaventem door Charleroi. Mocht het omgekeerde gebeuren, zou het kot te klein zijn. In deze visie wordt de bonus van de Vlaamse prestaties vastgeklonken aan de prestaties van Wallonië. Voor een goede verstaander betekent dit dat Vlaanderen permanent van zijn welvaart moet afstaan wanneer Wallonië het minder doet. Verarming wegens de belangrijker geachte Belgische solidariteit. Een duidelijk objectief dat ook wel eens de nodige aandacht mag krijgen.
 
Dat deze strategische politieke visie niet kan rekenen op veel partijpolitieke steun is nog geen reden om er geen verkiezingsthema van te maken. Want hoe men het ook leest, zowel een unitair België als een confederaal België zijn te verkiezen boven de huidige politieke imbroglio. Duidelijkheid zou dus welkom zijn, want nu wordt enkel Vlaamsgezind Vlaanderen verweten separatistische bedoelingen te hebben, hoewel iedere opiniemaker en politoloog weet dat het overgrote deel van de Vlaamsgezinde kiezers in 2014 een kans wil geven aan een confederaal model dat niet gaat over onafhankelijkheid. Zouden de opiniemakers dit nu eens willen aanvaarden?

Ogenschijnlijk gaat voor de komende verkiezingen de electorale prioriteit van sp.a, Open VLD en Groen uit naar een sterker België. Ook al verkopen ze dit in een sloganeske vertaling van “sterkere deelstaten in een sterker België”. CD&V wil vooral tijd winnen, omdat het door interne meningsverschillen niet kan kiezen. De reden voor deze dijzige Belgitude bij de traditionele partijen is begrijpelijk: het zou hen zuur opbreken mocht men in 2014 aan de kiezers vragen om zich hierover uit te spreken: een unitair België of een confederaal model. Een confederaal model, waarvan het belangrijkste organisatorisch kenmerk is dat er voor éénzelfde beleidsdomein slecht één niveau en één minister bevoegd en verantwoordelijk is. Kunnen de traditionele partijen ons ten minste uitleggen waarom ze deze zo belangrijke strategisch keuze voor het land uit de weg gaan?

De Vlaamsgezinde droom


 

Met artikel 1 van zijn programma wil N-VA dat Vlaanderen onafhankelijk wordt. Dat is de uiteindelijke droom waarvoor (dixit vice-voorzitter Ben Weyts) er nu geen voldoende groot draagvlak bestaat. Maar toch vinden de tegenstanders van het N-VA-voorstel voor een confederaal systeem net die “opgeborgen” droom voldoende om neen te zeggen tegen een confederaal model. Een model waar zowel de VLD indertijd als de CVP/CD&V zelf voorstander van waren.

Het respect voor het (gebrek aan) democratisch draagvlak en  het pragmatisme van N-VA zijn twee elementen die ervoor gezorgd hebben dat deze partij het vertrouwen kon winnen van heel veel Vlamingen. Dat met deze opgang groeipijnen gepaard gaan is onvermijdelijk maar geen reden tot ongerustheid. Het heeft wel spektakelwaarde voor de media die soms al te graag meedoen aan het verguizen van die nieuwkomer. Naast een deel van de elite die zich verzet tegen elke eerlijke analyse, wordt N-VA geconfronteerd met een tweede probleem: de verdeeldheid binnen de Vlaamse beweging.

Laten we dit even concreet voorstellen: in 2010 behaalde het Vlaams Belang 7,76 %, of 506.697 kiezers; goed voor 12 zetels in de kamer van volksvertegenwoordigers. Lijst Dedecker haalde 2,31 % of 150.577 kiezers; goed voor één zetel. N-VA behaalde 17,40 % of 1.135.617 kiezers en dat gaf recht op 27 zetels. Tellen we het aantal kiezers samen dan zouden ze samen 27,47 % halen met 1.792.918 stemmen. Delen we dit aantal door de nodige stemmen voor een N-VA zetel (42.060 stemmen) dan had N-VA 43 zetels gehaald. Dat zijn drie zetels meer dan de afzonderlijke optelling en meer dan de helft van de Vlaamse vertegenwoordiging in het parlement. Dat er dus iets schort aan het verdelingsmechanisme van de zetels is duidelijk. Maar nog veel erger is het verlies aan soortelijk gewicht door de versnippering. Hoewel elke gesprekspartner deze zwakheid toegeeft blijft men volharden in de boosheid. Een jammerlijke strategische fout die N-VA slechts ten dele kon goedmaken door het overlopen van een deel van de kiezers van de andere V-partijen en als alternatief voor de Vlaamsgezinde progressieve daklozen.

Vandaag beklemtonen opiniemakers zoals Carl Devos, naar mijn aanvoelen terecht,  dat N-VA een grote overwinning moet behalen om haar confederaal project op de agenda te kunnen plaatsen. Dan zullen ook de andere partijen wel aanspreekbaar zijn en kan zeer snel een Vlaamse regering gevormd worden. Indien deze analyse klopt dan zou elke weldenkende Vlaamsgezinde kiezer, zich vandaag één vraag moeten stellen: geef ik mijn stem aan een onmogelijke droom (VB) waardoor Di Rupo samen met de traditionele Vlaamse partijen kan verder doen, of geef ik mijn stem aan N-VA om met een confederaal project Vlaanderen grote autonomie te geven? Voor alle duidelijkheid, géén onafhankelijkheid maar uitzicht op zelfstandig Vlaams bestuur voor de belangrijkste beleidsdomeinen? Wanneer deze bewustwording zich doorzet dan lijkt het zeer goed mogelijk dat Vlaanderen met een eensgezinde stem – voor het eerst – de blokkering van een Franstalige minderheid kan overwinnen. Vooral daar kan naar mijn aanvoelen het verschil al of niet gemaakt worden. Een gemeenschappelijke oproep van diverse Vlaamsgezinde verenigingen zou hierbij een grote rol kunnen spelen. Momenteel steunen ze helaas vooral de diversiteit, verdelen ze liever dan te verenigen. Eén van de argumenten is dat een sterk Vlaams Belang na de verkiezingen samen kan gaan met N-VA en er dus wel een meerderheid kan gemaakt worden. Ik vrees dat dit geen goede reden is, want zoals politoloog Bart Maddens opmerkte zal dit slechts werken als beiden samen de absolute meerderheid halen. Een onmogelijke opgave. Wanneer echter N-VA de kiezers van de andere V-partijen kan overhalen om voor haar project te stemmen dan is het zeer waarschijnlijk dan N-VA 40 % haalt. Met deze score zullen ook de opiniemakers, zoals Carl Devos, toegeven dat N-VA recht van spreken heeft en de steun verdient van de media om hun confederaal project te realiseren. Op dat ogenblik zal ook Franstalig België begrijpen dat hun jarenlang verzet tegen de Vlaamse eisen mislukt is en ze zich beter neerleggen bij een confederaal model waar er nog altijd plaats is voor een transparante solidariteit, eerder dan zelf onbetaalbare separatistische wegen te bewandelen.

Tussen zowel de Belgicistische als de Vlaamsgezinde droom en de werkelijkheid staan de verkiezingen. De kans is reëel dat België verder sukkelt wanneer het Vlaanderen ontbreekt aan eensgezindheid en vijf minuten moed.  

 

Citaten van de week


 
Wim Van De Velde in De Tijd (over de nieuwe BFW): “Niemand mocht verliezen. Dat was het grote politieke uitgangspunt bij de hervorming van de financieringswet. Maar volgens een nieuwe studie van Vives, het onderzoekscentrum dat verbonden is aan de KU Leuven, komt daar niets van in huis. De Vlaamse Gemeenschap is de grote verliezer, en in mindere ook het Waals Gewest en de Franse Gemeenschap. 'De hervorming van de financieringswet bouwt belangrijke mechanismes in die de ontvangsten van de gemeenschappen zullen afremmen', luidt het. De enige winnaar is de federale staat. 'De doelstelling om de leefbaarheid van de federale staat te waarborgen zal worden bereikt, tenminste aan de ontvangstenzijde. (…) Dat de deelstaten meer belastingautonomie krijgen, wordt in de Vives-studie weerlegd. 'Die doelstelling wordt te weinig bereikt. Dat komt doordat de hervorming van de financieringswet een toename van de 'vertical fiscal gap' veroorzaakt, met name van het verschil tussen de ontvangsten van de gemeenschappen en gewesten en het deel daarvan dat bestaat uit eigen belastingopbrengsten. De belastingautonomie van de gemeenschappen en gewesten stijgt op zich wel, maar de totale ontvangsten van de gemeenschappen en gewesten stijgen nog sterker dan de belastingautonomie van de gemeenschappen en gewesten.” Meer info over deze studie: http://www.econ.kuleuven.be/VIVES
 
Bart Sturtewagen in dS over de situatie in Egypte: De geest is uit de fles. Mensen die de geur van de vrijheid hebben geroken, keren niet terug naar de slavernij. Het pad naar de democratie loopt niet over rozen en de weg loopt ook niet strak rechtdoor naar het einddoel. Maar zelfs in een onvolkomen democratie kan het volk zijn wil doordrukken. Tegen een golf van onvervulde verwachtingen is een falend bestuur niet opgewassen. Het kan een tijd duren, het kan bij momenten hopeloos lijken. Maar je kan niet iedereen de hele tijd voor de gek houden.”
Willy Claes in dS (over de spionage van de EU door de VS): Ik ben verbaasd over de verbazing. “Niet dat ik dit goedkeur, maar doorheen de hele geschiedenis is spionage – ook van bevriende naties – een constante. De VS blijven een supermogendheid, die nog altijd de hele wereld onder controle wil houden en geïnformeerd wil zijn over alles wat er gebeurt. En we hadden toch al jaren geleden, ten tijde van George W. Bush jr., moeten concluderen dat Europa niet langer de gepriviligieerde bondgenoot van de VS is.
Over de gevolgen van dit incident is Claes dan ook kort: “Mijn pronostiek is dat we zeer snel naar een normalisering van de relaties zullen gaan.”
Commentaar van dS journalist:
“In 2003 lekte uit dat er afluisterapparatuur zat in het Justus Lipsius-gebouw in Brussel, waar de Europese Raad bijeenkomt. Twee verdachte technici hadden een opleiding gekregen bij een Israëlisch telecombedrijf, wat het vermoeden deed rijzen dat de Mossad erachter zat. In 2010 verviel het strafonderzoek, omdat de daders onbekend waren.”

Pjotr