04 september 2013

Raadselachtig


MEDIA EN POLITIEK  ANDERS GELEZEN

 

Waar N-VA voor staat


 
Nadat de N-VA kopstukken Jan Peumans, Geert Bourgeois en Theo Francken in dS mochten vertellen waar zij voor staan, was het zaterdag (31/08) de beurt aan Siegfried Bracke. Dat de eerste drie eenzelfde lijn trokken en het confederale model vooropstellen als een oplossing voor de sociaal economische problemen, zonder hun droom van een onafhankelijk Vlaanderen te verloochenen, lag in de lijn van de verwachtingen en de partijstatuten. Dat zag de kiezer ook in N-VA: een pragmatische Vlaams-nationale partij die de institutionele hervormingen ziet als een middel om Vlaanderen zijn eigen sociaal-economische boontjes te laten doppen. Wie de opener van de partijstatuten eens aandachtig zou lezen in plaats van te interpreteren naar eigen welbevinden, zou dat al lang moeten weten. Lees even mee: “In haar streven naar een beter bestuur en meer democratie kiest de Nieuw-Vlaamse Alliantie logischerwijs voor de onafhankelijke republiek Vlaanderen, lidstaat van een democratische Europese Unie”. Een duidelijk ‘maatschappelijk streefdoel’ dat men best kan bereiken door baas te zijn in eigen huis, lijkt mij de juiste kwalificatie van dit statement. Wie wil er géén baas zijn in eigen huis?
 
Dit streven naar beter bestuur, in 2010 vertaald als ‘verandering’, bleek aan te slaan bij heel veel mensen die misnoegd zijn over de gang van zaken in dit gecompliceerd land en zo werd N-VA de grootste partij in Vlaanderen en België. VRT-vedette Siegfried Bracke, die erbij gehaald werd om stemmen te halen maar bij de laatste gemeenteraadsverkiezingen niet echt uit de verf kwam in het rode Gent, is niet iemand die als voormalig socialistisch sympathisant gebeten is door de nationalistische microbe. Sneu voor  Bracke is dat hij door deze ontboezeming riskeert dat zijn eigen tournee “Op café bij Bracke en vrienden” minder geloofwaardig wordt. Gelukkig kreeg hij op dinsdag in dS de kans om met een opiniestukje zijn verwarrende communicatie recht te zetten en klonk het al veel duidelijker: “Als de hefbomen niet naar de Vlamingen willen komen, moeten de Vlamingen maar naar de hefbomen gaan, dat is het idee dat achter mijn sortie van dit weekend zit. (…) Het is een en-en verhaal: sociaal-economisch hervormen gaat hand in hand met confederalisme, met beleid op maat. Het een kan niet zonder het ander”.
 

Politologen lezen het anders


 

Hoogleraar Carl Devos

Wie ben ik om te twijfelen aan het scherpe inzicht van een gereputeerde politoloog als Carl Devos. Maar ik blijf wel een kritische lezer. De stelling van hoogleraar Carl Devos komt hierop neer, dat N-VA beter de kaart trekt van een sociaal-economisch programma en minder op het ‘confederale’ project focust. In een eerdere column ‘Nuttige stemmen’ online bij deredactie.be schrijft Devos: ‘Als de N-VA écht, écht meent dat de staatshervorming maar een middel en niet het doel is, dat het echte doel die sociaaleconomische en andere veranderingen zijn, dan is het logischer dat de partij in januari 2014 een heus welvaartscongres eerder dan een confederalismecongres organiseert’.
 
Daar heb ik twee vragen bij: de eerste is of N-VA een ander sociaal-economisch programma kan schrijven dat echt anders is dan dat van de traditionele partijen en ten tweede is het maar de vraag of N-VA zonder een systeemverandering wel dit programma zou kunnen forceren. Een hele opgave waar de traditionele beleidspartijen de laatste dertig jaar niet in geslaagd zijn: het doorbreken van de taboes en de macht van de PS. Ik vrees dat Carl Devos de beleidscapaciteiten van de traditionele partijen onderschat en die van N-VA overschat. De waarheid is dat de links-rechts tegenstelling nooit een eenvormig beleid heeft mogelijk gemaakt. En laat het nu zo zijn dat die tegenstelling overeenstemt met de communautaire opdeling tussen Vlamingen en Franstaligen, en dan ligt het voor de hand dat elke socio-economische verandering moet gepaard gaan met een andere aanpak op basis van deze regionale verschillen. Wie dus pleit voor een welvaartscongres, zal net zoals de traditionele partijen in het verleden botsen op een socio-economisch NON van de Franstalige socialisten. Het resultaat kan daarom niet anders zijn dan een flauw afkooksel van de eigen inbreng. De vrees is terecht dat ook in sociaal-economische onderhandelingen N-VA evenmin het verschil zal kunnen maken.
 
Ook electoraal is het niet evident. De grote verkiezingsoverwinningen van CD&V kwamen er niet omwille van hun maatschappelijke visie maar enkel wanneer tijdens de verkiezingen CD&V een ‘Vlaamse opstoot’ kende. Daarna volgde helaas telkens een gebrek aan volharding of woordbreuk, waardoor de verkiezingsoverwinning niet resulteerde in de gewenste veranderingen. De appetijtelijke Vlaamse pudding zakte telkens als een mislukte soufflé in elkaar.
 
Waar Carl Devos ongetwijfeld een punt heeft is dat N-VA moet aantonen waarom institutionele hervormingen noodzakelijk zijn om de welvaart van Vlaanderen te verzekeren. Gezien de ingewikkeldheid van de huidige politieke besluitvorming, de geldverslindende particratie, de torenhoge kosten voor het overheidsapparaat en de democratische tekortkomingen, zou dat voor N-VA geen groot probleem mogen zijn. 
 
Welke politieke systeemwijziging nodig is kunnen we afleiden uit een vaststelling van Open VLD kopstuk Karel De Gucht, die de permanente verdeeldheid van de federale regering vergelijkt met een besluiteloze internationale vergadering (dus net alsof er twee  onafhankelijke staten aan tafel zitten). Wanneer men op federaal niveau geen éénduidig beleid kan voeren dan is het beter om die domeinen volledig te decentraliseren. Of dat in een pakket of stapsgewijs gebeurt, maakt weinig uit. Als het maar gebeurt.  Daarvoor moet  N-VA wel deel uitmaken van de regering zodat ze vanuit haar beleidspositie de aanpak kan wijzigen. Te beginnen met de stopzetting van de discussies over wat wij zelf willen doen en de prijs die we daarvoor willen/moeten betalen. Als regeringspartij moet ze voorop gaan in de onderhandelingen over wat we nog samen willen doen. En of dat nu in een confederaal model is ‘à la belge’ (Art 35 invullen) of een confederatie volgens de internationale rechtsregels maakt in het ruimer Europees kader weinig uit.
 
Het grote pijnpunt – waar Carl Devos niets over zegt - blijft echter  de Vlaamse verdeeldheid. Want geen enkele weldenkende democraat  die twijfelt aan de mogelijkheid van een verzamelde Vlaamse politieke wereld om België om te bouwen tot een goed functionerend geheel of totaal uit te kleden, ondanks elke Franstalige weerstand en ondanks de politieke grendels.

 
Professor Bart Maddens


In dS (3/09) vindt Bart Maddens dat Siegfried Bracke gelijk had met zijn uitspraak dat het sociaal-economische voorgaat op het communautaire. Zijn redenering is dat men N-VA na de verkiezingen overal zal buiten bonjouren en dat het dus belangrijk is dat op Vlaams niveau  61 Vlaams-nationale zetels ervoor zorgen dat N-VA incontournable wordt. Zo schrijft hij: Het komt er dus op aan om het blok van Vlaams-nationale zetels in het Vlaams Parlement zo groot mogelijk te maken. Opschuiven naar het centrum is voor de N-VA dan ook de meest aangewezen strategie. Als de N-VA zich communautair radicaal profileert kan de partij wel zetels inpikken van Vlaams Belang, maar ze zal er ook verliezen aan de traditionele partijen. Op die manier daalt het aantal Vlaams-nationale zetels. Als de N-VA daarentegen naar het centrum verschuift, dan zal ze zetels verliezen aan Vlaams Belang, maar kan ze er bijwinnen bij de traditionele partijen. Het zetelaantal van de N-VA blijft dan constant. Maar het totale aantal Vlaams-nationale zetels neemt toe, en de kans stijgt dat de N-VA onmisbaar wordt in de Vlaamse regering”.
 
Terzijde, mag ik nog eens in herhaling vallen met volgende vraag: kan iemand mij zeggen welk verlies het voor Vlaanderen zou zijn, mochten alle kiezers van het VB stemmen op N-VA?
 
Maddens redenering klopt slechts in zoverre  hij uitgaat van een tweedeling: ofwel gaat N-VA voor het socio-economische en verliest ze VB kiezers of omgekeerd. En in dat geval verkiest Maddens voor de sterkst mogelijke Vlaams-nationale vertegenwoordiging en mag N-VA het VB niet verzwakken. Ik vraag mij af of er onderzoek geweest is dat aantoont dat N-VA met een socio-economisch programma bijkomende kiezers zou kunnen winnen van de traditionele partijen? Ik vraag mij eveneens af of de VB kiezers die in 2010 de overstap maakten naar N-VA dat deden omwille van zijn nationalistisch predikaat of omdat ze de onmacht van het VB beu waren en liever wedden op een winnend paard. Ze deden dat wellicht in de hoop dat N-VA de multiculturele problemen zou aanpakken inclusief de uitholling van het sociale vangnet door de fraude. Ze deden dat echter niet omwille van het socio-economisch programma, vermits de VB kiezers voordien in grote mate socialistische kiezers waren die eerder afgeschrikt worden door een rechtser N-VA programma.    
 
Waar Bart Maddens wel gelijk heeft is dat tijdens de regeringsonderhandelingen de twee aspecten, het socio-economische en het communautaire, mekaar beter niet in de weg staan. Dat blijkt ook dé bezorgdheid te zijn van de N-VA-top. Dat zou kunnen leiden tot principiële ‘confederale afspraken’ zonder dat deze tijdens de regeringsonderhandelingen worden uitgewerkt. Gevaarlijk? Ja, maar mits deze afspraken vooraf publiekelijk bekend gemaakt worden, kunnen ze ook een troef zijn voor N-VA als regeringspartij. Dan heeft ze ook uitzicht op een fundamentele herziening van de Grondwet in 2019.
 
Een centrumrechtse regering zonder de PS aan Franstalige kant, met enkel de steun van Open VLD en MR (maar zonder CD&V wegens een veto van het ACW) is weinig waarschijnlijk. Het is ook maar zeer de vraag of het MR van Didier Reynders een voldoende betrouwbare partner is voor een partij die rechtlijnigheid hoog in het vaandel voert?
 
De conclusie van deze discussie zou kunnen zijn dat, ongeacht de keuze van N-VA, de onderhandelaars uiteindelijk opnieuw terecht zullen komen in een chicken-game.

Citaten van de week


 

Commentaar van Guy Tegenbos in dS: “De overheid gaat op een ongelofelijk slordige manier om met haar managers, en vaak ook met andere personeelsleden. Ook in haar ambtelijke diensten heeft een aantal ambtenaren soms langer dan een jaar ‘hogere functies vervuld’ omdat de regering er maar niet in slaagde politieke overeenstemming te bereiken over de leiding van die diensten. Die zijn daarvoor niet eens betaald.
De overheid zou in die zaken behandeld moeten worden als een gewone werkgever. Als die over de schreef gaat,wordt hij gestraft. En als die mensen benoemt of ontslaat op puur politieke gronden, wordt die zonder pardon veroordeeld voor discriminatie”.
 
Luc Huyse in dS (30/08): De tijd is gekomen om te zoeken naar technieken die de beperkte reikwijdte van verkiezingen kunnen compenseren. Die de burger promoveren van citoyen électeur tot citoyen controleur, zoals de Franse historicus Pierre Rosanvallon bepleit. Er circuleren momenteel vele voorstellen en hier en daar zijn projecten al volop in uitvoering, teveel om hier te bespreken. Dat gebeurt binnenkort wel in een nieuw boek van David Van Reybrouck. Maar de grootste uitdaging is er voor te zorgen dat wat, met dank aan Tina, van de kiezers is gestolen hen terug te geven. Dat zal niet gemakkelijk gaan. Maar er is ook goed nieuws. Alle onderzoek dat bericht over het groeiende wantrouwen van kiezers toont ook dat zij nog steeds geloven in de toegevoegde waarde van de democratie. Noem ze geen verzuurde burgers, maar gefrustreerde democraten. Laat ons de komende maanden ook debatteren over de toekomst van de verkiezingen. Anders gelezen kunnen we alvast ervoor zorgen dat elke stem evenveel waard is en blanco stemmen ook een betekenis krijgen.
 
Rik Van Cauwelaert in De Tijd: “U was het wellicht al vergeten, maar dat Kringloopfonds, opgericht in 2003, was ook een project van de ondernemende Johan Vande Lanotte, toen vicepremier in paars I en minister van Begroting en Overheidsbedrijven. Hij werd enthousiast gesteund door Els Van Weert, toenmalig staatssecretaris van Duurzame Ontwikkeling van Spirit.
Het Kringloopfonds, dat investeringen in de sociale economie zou stimuleren, haalde via een obligatielening 75 miljoen euro op. Een volkslening, als het ware. Amper zes jaar later ging het fonds in vereffening. (…) Het Kringloopfonds fungeerde als een doorschuifluik voor organisaties uit het bevriende en politiek vertakte middenveld. Via Sowescom, een loot van de Waalse Gewestelijke Investeringsmaatschappij, beschikte de Waalse regering bij het Kringloopfonds over een kredietlijn van om en bij 12 miljoen euro. Al vrij snel ondervonden de bestuurders van het Kringloopfonds de grootste moeite om het midden te vinden tussen ethiek en rentabiliteit. Met de goedkeuring van de politiek benoemde bestuurders stapten zij zonder omkijken in gevaarlijke gestructureerde beleggingen aangeboden door KBC Financial Products en Dexia Asset Management. De financiële crisis haalde de beleggingen onderuit. Met als gevolg dat finaal een banklening, met staatswaarborg, moest worden aangegaan om de obligatiehouders terug te betalen. Voor de financiering van de vereffening van de coöperatieve vennootschap, die nog tot 2029 zal aanslepen, kende de Belgische overheid nog eens een lening toe van 26,9 miljoen euro en werd de spons gehaald over het verlies van 18,6 miljoen euro op de gestructureerde KBC-producten.
Welke precies de bijdrage was van het Kringloopfonds aan de sociale economie, dat blijft tot vandaag erg onduidelijk. Voor 2008 is er zelfs geen jaarverslag van de investeringsactiviteiten beschikbaar. Wel duidelijk is dat geen van de fondsverantwoordelijken door de voogdijministers ernstig tot de orde werd geroepen. Gewezen directeur Jan Depoortere werkt nu voor Triodos Bank, ooit een bevoorrechte partner van het Kringloopfonds. De voorzitter van het Kringloopfonds, Guy Hendrix, een geroutineerde veteraan van de sp.a- en PS-kabinetten van Johan Vande Lanotte, Bruno Tuybens en Paul Magnette, is vandaag aan de slag bij Infrabel, een filiaal van de NMBS Holding.
En zo wordt de eerste regel van de Belgische politiek gerespecteerd: niemand verliest zijn job. Want het systeem moet blijven draaien. En dat heeft een prijs, te betalen door een dankbare bevolking”.
Anders gelezen vraag ik mij af waarom zo weinig journalisten de moed hebben om de pijnpunten van dit België bloot te leggen en de verantwoordelijken om uitleg te vragen? Zijn ze medeplichtig of onbekwaam?

Pjotr

01 september 2013

Massavernietigingswapens


MEDIA EN POLITIEK   ANDERS GELEZEN


 
Het recente gebruik van chemische wapens in Syrië wekte de woede van de Westerse democratieën. Dat kon men niet ongestraft laten. Terecht, maar ook een beetje hypocriet.
 
De kunst van de oorlogsvoering heeft grote hoogten bereikt. Het gevecht, man-tegen-man, vergde veel moed en was niet efficiënt. Dank zij de introductie van  kleine en later zwaardere vuurwapens werd het veel gemakkelijker. Men doodde vanop afstand en de eigen risico’s werden steeds kleiner, zodat het ook minder moed vergde. Het is de natte droom, die aan de basis ligt van de wapenwedloop, om ooit hét wapen te bezitten waartegen geen enkele vijand opgewassen is. Invincible, onoverwinnelijk als ultieme doel van elke potentaat en een bron van gigantische inkomsten voor de oorlogsindustrie. Onuitputtelijk zolang er argumenten zijn of gevonden worden om die wapens ook effectief te gebruiken.
 
Voor ons is de Eerste Wereldoorlog het ijkpunt voor het gebruik van chemische wapens (Yperiet). Maar dat was niet de echte doorbraak van de massavernietigingswapens. Het gebruik ervan leverde ook geen beslissend voordeel op omdat de middelen om dit gas in voldoende hoge concentraties in vijandelijke rangen te droppen te beperkt waren en zeer snel (rudimentaire) beschermingsmiddelen beschikbaar werden.
 
Door de ontwikkeling van het nucleaire wapen werd de wapenwedloop een heel stuk gevaarlijker. Dat weten vooral de Amerikanen, die als eersten en enigen dit massavernietigingswapen inzetten (Hiroshima op 6 augustus 1945, Nagasaki op 9 augustus). Dat andere landen zich eveneens verzekerden van dit ultieme wapen is de logica zelve van een wapenwedloop en het is al even logisch dat zodra een land beschikt over dit wapen het meteen een grote tegenstander is van verdere proliferatie. Immers, hoe minder landen erover beschikken, hoe groter hun afschrikking.
 
Waar we nooit bij stilstaan is dat deze wapens de kloof tussen de haves and have-nots onoverkomelijk maakten en dat dit als onrechtvaardig ervaren werd en ook is. Niemand heeft recht op absolute dominantie en het is een voldoende reden voor  landen die zich dergelijk wapen niet kunnen permitteren, om alternatieven te zoeken en te vinden: chemische wapens, weleens de massavernietigingswapens van de armen genoemd.
 
Vooral de vroegere Sovjet-Unie bouwde een omvangrijke chemische capaciteit op (voornamelijk neurotoxische agentia, Sarin en Soman). Maar ook de Verenigde Staten lieten zich niet onbetuigd (onder andere VX) en verfijnden in de jaren zeventig de technologie zelfs zodanig dat ze in een ‘oogverblindende show’ lieten weten dat ze hun oude stocks aan chemische munitie zouden vernietigen. Wat ze er niet bij vertelden was dat ze ondertussen een nieuwe generatie  chemische wapens ontwikkelden, de ‘binaire wapens’ bestaande uit twee niet-toxische agentia die slechts na lancering een dodelijke cocktail werden. Op die manier werden ook de beperkingen op de stockering van toxische agentia omzeild. Ondertussen zijn deze wapens alweer voorbijgestreefd dank zij een andere evolutie: de ‘war by computer’. Maar ook deze nieuwe evolutie veroorzaakt eenzelfde  frustratie bij de tegenstander, want de aanvaller zit ver weg en ‘untouchable’ achter een scherm. Een  kop koffie binnen handbereik.
 
Het grote verschil tussen nucleaire en chemische wapens is dat de eersten een strategische slag kunnen toebrengen aan de vijand, terwijl chemische wapens enkel een plaatselijke overwinning kunnen forceren. Maar ethisch worden ze toch in dezelfde categorie ondergebracht: massavernietigend. Daar valt nochtans over te discussiëren en het verschil voor een slachtoffer dat door een chemisch wapen, een brandbom of een splinterbom sterft, is al helemaal niet relevant. Maar voor de landen die beschikken over nucleaire wapens zijn andere landen (en terroristische organisaties) met een chemische capaciteit wel een bedreiging. Men mag dus bij zoveel verontwaardiging niet voorbijgaan aan het eigenbelang van de Westerse democratieën die toevallig ook allemaal nucleaire wapens bezitten. Vooral niet omdat ze tot op heden nooit verklaarden dat het enkel om te spelen is en niemand zich bedreigd hoeft te voelen. Zou het verschil in reactie tussen Duitsland en Frankrijk hierdoor niet te verklaren zijn?
 
Deze bijdrage verscheen eveneens in BRON:
http://de-bron.org/content/massavernietigingswapens 

Pjotr