03 oktober 2013

Weg met het archaïsch ambtenarenbeleid

Beste lezers,

De niet altijd 'dagvaste' publicatie kan voor sommigen storend zijn. Weet echter dat een mailtje via de reactieknop volstaat om de nieuwsbrief (met bijkomend voorwoord) rechtstreeks te ontvangen.

MEDIA EN POLITIEK  ANDERS GELEZEN

 
Door het ballonnetje dat staatssecretaris voor ambtenarenzaken Hendrik Bogaert opliet in De Morgen (01/10) krijgt een modern personeelsbeleid voor ambtenaren opnieuw wat media-aandacht. Blijft het weer bij een wensdroom?
 
Met de storende slordigheid die de kwaliteitskranten in toenemende mate kenmerkt, wordt het moeilijker om  een correct beeld te krijgen van wat nu juist gezegd en bedoeld wordt. Voor zowel DS als DM is het duidelijk: binnen twee à drie weken bestaan er geen vastbenoemde ambtenaren meer. Een journalist die zoiets schrijft heeft alvast geen last van enige kennis terzake en voert zijn journalistieke opdracht wel heel slordig uit. Het duurde trouwens niet lang vooraleer ook de reactie van de vakbonden gepubliceerd werd en er van het voornemen van de staatsecretaris nog weinig overbleef: dat ambtenaren na twee negatieve evaluaties kunnen ontslagen worden is immers nu ook mogelijk.
 
Maar juist daarom is de denkoefening van Hendrik Bogaert en zijn kabinet niet minder relevant én noodzakelijk. Alleen getuigt ze niet van de nodige moed om eindelijk de taboes te doorbreken zodat een oplossing ten gronde mogelijk wordt. Immers, een modern personeelsbeleid vraagt veel meer dan de aanpassing van het sanctiebeleid en de invoering van tijdelijke medewerkers. Een globale visie begint met de erkenning van alle bestaande pijnpunten. Hieronder enkele die niet aan bod kwamen – noch bij Bogaert noch bij andere ‘middenveldspelers’ - en nochtans tot de meest essentiële behoren om een efficiënt ambtenarenapparaat uit te bouwen.

 

Politieke benoeming is een ziekte

 

Het eerste en belangrijkste pijnpunt is de politisering van de topfuncties in de ambtenarij én de druk vanuit de politieke partijen om zoveel mogelijk (lager) personeel uit de eigen regio aan te werven.
 
Het enige argument voor de veralgemeende politisering van de topambtenaren - wat geen enkele partij openlijk durft toe te geven - is dat politici ervan uitgaan dat niet-partijgebonden ambtenaren niet in staat zijn om het beleid van ‘hun’ regering correct uit te voeren. Dat is onaanvaardbaar, want onbewezen. Ondertussen woekert de overtuiging, dat politieke benoemingen noodzakelijk, zijn als een kanker binnen de ambtenarij en is de voornaamste oorzaak van het intern wantrouwen en een partijpolitiek geïnspireerde besluitvorming. Een kaakslag voor al wie werkelijk een modern management vooropstelt. Zolang geen enkele partij het aandurft om dit taboe te doorbreken zal een modern personeelsbeleid nauwelijks meer zijn dan een verkiezingsslogan. Lippendienst aan het electoraat en dat geldt voor alle partijen.
 
Voor de politieke partijen met regeringsverantwoordelijkheid was het openbaar ambt vooral een tewerkstellingsmachine. Dat vooral Franstalige politici hiervan een erezaak maakten, kon ik zelf vaststellen in het departement Defensie. Indertijd voegde de defensieminister op de aanvraag van een werkster uit zijn kieskring, gericht aan de personeelsdirecteur, volgende kleine notitie toe, ‘je me permets d’insister’. Een voorbeeld uit de duizenden die schering en inslag waren. Interventies als deze zijn nu enkel wat subtieler geworden. Vandaag worden alleen partijgenoten binnen de administratie aangesproken om hun ‘partijpolitiek personeelsbeleid’ erdoor te drukken. Een kanker die men nodig heeft om de eigen mensen te kunnen bevoordelen.
 
In dergelijke omstandigheden moet men ook vraagtekens plaatsen bij een objectieve evaluatie. Immers, het risico is niet denkbeeldig dat de minst gepolitiseerde of meest kritische medewerkers de eerste slachtoffers van strengere evaluaties zullen worden. 
Wat we alvast weten is dat het huidig systeem precies daarom weinig negatieve evaluaties toeliet. Wordt het een maat voor niets?

Vakbonden zijn conservatieve bastions

 

Vakbonden die in de eerste plaats oog hebben voor het algemeen belang bestaan niet. Vakbonden willen vooral zoveel mogelijk personeel kunnen bevoordelen en zo weinig mogelijk afremmende ‘autoriteit’. Hun overdadige macht binnen de administratie werkt reeds lange tijd verlammend. Onder het motto van ‘hoe meer leden’ hoe meer invloed, werken ze elke modernisering tegen die het aantal leden zou kunnen verminderen. Het zou toch voor iedereen duidelijk moeten zijn dat zonder het kortwieken van de vakbondsmacht een modern personeelsbeleid onmogelijk blijft.
 
Ook het corporatisme zorgt voor een krakkemikkig ambtenarenbeleid. Elke administratie heeft vanuit een corporatistische reflex een metershoge muur opgetrokken rond de eigen administratie. Flexibiliteit is een idee dat volgens de vakbonden en andere conservatieve krachten met de grootste kracht moet bestreden worden. Nochtans zijn er binnen bepaalde administraties duizenden hogeropgeleiden die onnodig werk doen terwijl er andere administraties slecht functioneren bij gebrek aan personeel van hetzelfde opleidingsniveau. Zolang het taboe op flexibiliteit en corporatisme blijft bestaan zal er nooit sprake zijn van een modern personeelsbeleid.

    

Gezocht: zinvol werk

 

Het zal wel waar zijn dat sommige ambtenaren de kantjes eraf lopen en dat zij zo de ambtenarij als geheel een slechte naam bezorgen. Is het te ver gezocht om te stellen dat hun aantal onder meer afhankelijk is van de graad van syndicalisering van de dienst?
 
Het is ook waar dat politici zich nauwelijks geroepen voelen om hun ambtenaren tegen dergelijke veralgemeningen te beschermen. Een staatsecretaris die ambtenaren catalogeert als  “ambetantenaren”, is symptomatisch voor het platvloers populisme dat ook regeringsleden niet schuwen wanneer het electoraal lonend is.

 

Media die enkel aandacht hebben voor het spektakel van administratieve fouten en zich nooit afvragen waarom er wetten bestaan die aan de basis liggen van heel wat ‘ambetantenarij’  getuigen van oppervlakkigheid en doen aan misleiding. Zo geven ze de kans aan politici om hun verantwoordelijkheid te ontlopen. Men kan geen goede ambtenarij hebben zonder een degelijk politiek beleid.
 
Dat veel ambtenaren nauwelijks zinvol werk hebben, daar horen we niets over. Hoeveel wetten worden door de politici gestemd maar blijven dode letter wegens onuitvoerbaar? Hoeveel tijd en energie worden verspild aan beuzelarijen en interventies vanuit de ministeriële kabinetten? Hoeveel hoog gekwalificeerde ambtenaren worden bezig gehouden met de voorbereiding, evaluatie en rechtvaardiging van een politieke beslissing, waarvan de uitkomst reeds vooraf vastligt? Zo wordt ten minste de helft van de hogere officieren en hun administratieve medewerkers bij defensie ‘onledig’ gehouden. Elk dossier wordt door deze bekwame medewerkers bestudeerd met een bewonderenswaardige intellectuele hardnekkigheid. Maar we zouden het evengoed naïviteit kunnen noemen, vermits ze zelf goed weten dat enkel de elementen die de vooraf gemaakte politieke keuze ondersteunen in aanmerking zullen genomen worden. Het zou getuigen van respect en intellectuele eerlijkheid om die draaimolen stop te zetten.

Kennis, stabiliteit en flexibiliteit

 

In een wereld die almaar complexer wordt is het evident dat een degelijke opleiding en permanente bijscholing aan de basis liggen van elk modern personeelsbeleid. Momenteel is daar veel te weinig aandacht (en geld) voor. Daarenboven worden belangrijke synergievoordelen door een gebrek aan samenwerking gemist. Een van de best functionerende administraties inzake opleiding en voorgezette vorming is Defensie. Mits het slopen van enkele muren liggen daar belangrijke mogelijkheden voor andere administraties voor het grijpen.
 
Een voorgezette vorming inclusief specifieke bijscholingscursussen kan het corporatisme tegengaan en de onontbeerlijke flexibiliteit ondersteunen. Helaas lijkt het alsof daarover zelfs nog niet werd nagedacht.
 
Een vast statuut heeft niet enkel nadelen. Een groot personeelsverloop is ook voor privé-bedrijven een indicator dat men ‘slecht’ bezig is. Wie werkt op korte termijn – met de goedkoopste werkkrachten - is niet bezig met de langere termijn die nood heeft aan  stabiliteit en kennis. Daarenboven vergeet men wel eens dat elke administratie ook heel specifieke kennis vereist en een permanente vorming absoluut onontbeerlijk is. Hoe zouden ambtenaren anders nog aan de toenemende kwaliteitseisen kunnen voldoen? De bomen nog kunnen onderscheiden in het voortwoekerend bos van regels en wetten?
 
Voor alles moeten politici duidelijk maken wat ze verwachten van de administraties. Te beginnen met duidelijke richtlijnen in plaats van ad hoc beslissingen te nemen die meestal het gevolg zijn van onbedoelde effecten van een slordige wetgeving. Voorts moeten ze leren afstand houden van de wettelijke procedures in plaats van deze te willen beïnvloeden.

 

Het algemeen belang dienen 

 

Men moet ook meer aandacht opbrengen voor de plichten van ambtenaren. De voornaamste plicht van de ‘publieke dienaar’ wil dat hij/zij enkel het algemeen belang  dient. Een tweesnijdend zwaard voor zowel de foefelende politici als de onbetrouwbare ambtenaar, maar de  enige manier om een transparant uitvoeringsbeleid mogelijk te maken. Topambtenaren die een ‘gepersonaliseerd’ beleid gaan voeren, of erger hun macht gebruiken om zich persoonlijk te verrijken zijn totaal uit den boze. Een onafhankelijke controle is noodzakelijk en zal veel efficiënter zijn dan een interne dienst die al even gepolitiseerd is als de dienst zelf.
 
Een administratie kan pas efficiënt werken wanneer er een coherent politiek beleid gevoerd wordt. Een beleid dat niet om de haverklap doorkruist wordt door partijpolitieke belangen. Welke politieke familie heeft de moed om deze pijnpunten op tafel te leggen?

Citaten van de week

 
Tinneke Beeckman in dS 23/09: “Pascals ideeën blijven actueel. Een koningin die haar aanzien wil verhogen door nieuwe protocollaire eisen te stellen, (koningin Mathildee wil aangesproken worden met koningin ipv mevrouw zoals haar voorgangster) heeft niet begrepen dat haar positie niet van haar verdienste afhangt, maar door het toeval werd bepaald. Wat het vandaag pijnlijk maakt, is dat er geen eilandbewoners meer zijn, die denken dat de koninklijke familie een geschenk is uit de hemel. Pascals raad is duidelijk: koningen moeten helder nadenken over wat anderen hen echt verschuldigd zijn. Aangezien dat doorgaans veel minder is dan ze zelf denken, eisen ze beter niets dat hen niet toekomt.”
 
Jan Verheyen in Knack gelezen: “In dit land worden kunstenaars zo gepamperd dat ze zich tegen het regime aanschurken. De N-VA is een bedreiging voor het status-quo waarin de kunstwereld zich goed kan vinden. In andere landen zijn kunstenaars per definitie critici van het regime. In dit land worden ze zo gepamperd dat ze zich ertegen aanschurken. Het is net zoals in de middeleeuwen, toen de vorsten kunstenaars betaalden voor fijne muurschilderingen of voor amusement tijdens het diner. Kunstenaars zijn soms echte narren, en onze huidige generatie is daar geen uitzondering op. Wellicht doen ze dat onder het motto: better the devil you know than the devil you don’t know. De N-VA is een bedreiging voor het regime, ergo de N-VA is een bedreiging voor het status-quo waarin de kunstwereld zich goed kan vinden. Ik sta soms met verbazing naar dat conformisme te kijken. … Kunstenaars moeten zich soms vragen durven te stellen’, gaat hij voort. ‘Als een bakker een brood bakt dat niemand lust, zal zijn bakkerij niet lang openblijven. Ook al roept hij luid dat hij zijn tijd ver vooruit is en dat de mensen over tien jaar zijn brood wel zullen lusten. I don’t think so. Ik denk dat zijn brood niet te vreten is.”
 
Jaak Peeters in Doorstroming: Wat is er toch aan de hand met de Vlaamse pers? Wie de kranten – over de VRT zwijgen we best, liefst zo zedig mogelijk – doorneemt, , kàn niet anders dan deze vraag te stellen. Een heel pijnlijke vraag. … Nog een voorbeeld: “hypocriete N-VA zet de deuren wagenwijd open voor Roemenen en Bulgaren op de Vlaamse arbeidsmarkt.” Zo ongeveer staat breed uitgesmeerd de uithaal van SPA-er Crombez in het Nieuwsblad van 13 september. Die krant had daar 177 woorden voor over. Hoewel zowel Crombez als de redactie best wel weten dat de Vlaamse regering gewoon niet de bevoegdheid heeft om die Roemenen of Bulgaren te weigeren – oekazes van het oh zo gezellige Europa, weet U wel? – gaan ze beide – de redactie én Crombez – lustig door met het verspreiden van leugens. Anders kan men zoiets toch niet noemen? Dat Crombez door de verkiezingskoorts is gegrepen kan iedereen begrijpen. Maar waarom plaatst de redactie geen commentaar bij de toch wel erg hatelijke uithaal van de SPA-er? En stel je voor dat Muyters zou gedààn hebben wat Crombez zegt? Welk gehuil zou er dan opstijgen? Kan iemand zich niet de koppen in onze “Vlaamse” pers voorstellen – het eeuwig geheven vingertje van Yves Desmet op kop? … Het halve “Vlaamse” krantenwereldje schreeuwde moord en brand omdat het N-VA – college van Antwerpen 1400 ambtenaren laat afvloeien – zonder naakte ontslagen weliswaar, zodat niemand zijn werk verliest. Termont, de alom bekende Nieuwspraak-ridder uit Gent, wist ons mee te delen dat Gent zo’n duizend ambtenaren laat afvloeien. Herinnert iemand zich iets van heisa over dit Gentse feit ergens in onze kranten? De provincie Limburg ontslaat 50 ambtenaren. Naakte ontslagen. Dat in een provincie die door de sluiting van Ford al zo zwaar getroffen werd. Herinnert iemand.... Het wordt eentonig, schreef Eduard Douwes Dekker...”
 
Knack online lezersreactie door Hans Hoppe  16/09/2013: “Socialisme is in Vlaanderen vervallen tot een schaamlapje voor het opborrelende geweten van enkele rijken. Kaviaar etende loftbewoners, overbetaalde professoren, bonustrekkers, dynastiepolitiekers, tuttebelletjes in dure haute-couture pakjes,....kortom het allooi mensen waar de werkende mens zich niet meer wil door laten vertegenwoordigen. Als dergelijk toch al overrijke mensen dan nog continue, bijna congenitaal bepaald, gaan sjoemelen om toch maar aan de macht te blijven, dan is het hek helemaal van de dam. Als men dan kan schrijven dat het de socialisten niet mee zit en dat ze voorlopig niets doen om het tij te keren. Integendeel zelfs. Dan zucht ik: gelukkig maar, want dit soort socialisten hebben wij echt niet nodig in Vlaanderen”.
Pjotr