07 november 2013

Weense dromen, Brusselse werkelijkheid


MEDIA EN POLITIEK   ANDERS GELEZEN


 

Filosoof Philippe Van Parijs is een gezaghebbende Brusselse stem waar we ook in Vlaanderen best naar luisteren. Maar zijn Weense droom voor Brussel kan moeilijk de toets met de realiteit doorstaan.
 

In De Morgen (3/11) kreeg Philippe Van Parijs ruimte om zijn visie over Brussel nog eens te verduidelijken. Dat naar aanleiding van de N-VA-keuze om Brussel niet dezelfde bevoegdheden te geven als de deelstaten Vlaanderen en Wallonië. Dat deze voorstellen niet in vruchtbare aarde vallen bij een Brusselse patriciër en wereldburger, zal niemand verbazen. Hij schrijft dat N-VA “een vorm van apartheid, gecombineerd met een condominium door de twee andere regio's” wil opleggen aan Brussel.
Zijn argumenten zijn al langer bekend maar vooral zijn Weense aspiratie voor de toekomst van Brussel – tegelijk hoofdstad én deelstaat - verdient meer aandacht. Na zelf zowel in Wenen als in Brussel gewoond te hebben vind ik zijn visie nogal ambitieus.

Geografische troeven van Wenen


 
Wenen is een stad die zich geografisch ontwikkelde langs de oevers van de machtige Donau. Een stroom die het wereldrijk bediende van West (het Duitse Zwarte Woud) naar Oost (tot voorbij de Hongaarse Oostgrens). Een geografisch bindteken dat men niet mag onderschatten.
 
Terwijl Brussel gebouwd werd op en rond zeven heuvels en geografisch eerder te vergelijken valt met Rome, ligt Wenen in de brede Donau-vallei, scheidslijn tussen de uitlopers van de Alpen in het Westen en de Pannonische vlakte en de Karpaten in het Oosten. De beschikbare ruimte voor een uitdeinende stadsontwikkeling was in vergelijking met Brussel veel groter en het bouwen van infrastructuur en verkeersassen veel gemakkelijker. Hiervan getuigt onder meer het zeer uitgebreide Weense metronet. Zowel Rome als Brussel moeten het met een veel bescheidener metro stellen.
 
Heuvels bevorderen de eenheid niet, een vallei omgeven door heuvels wel. Terwijl het Brussels erfgoed verspreid ligt over verschillende stadsdelen heeft Wenen een vlak aaneengesloten en gemakkelijk bereikbaar centrum waar zich het overgrote deel van het historisch en cultureel patrimonium bevindt. Met ruimte voor ontspanning ( het Prater) en talrijke gezellige stadsparken. Rond dit centrum  liggen goed bereikbare kastelen, parken en een zoo. Wat kan een stad nog meer verlangen?
 
Een minder bekend geografisch voordeel is dat Wenen profiteert van de omliggende bergen waardoor de watervoorziening weinig kost. Immers de Schneeberg (2076 m hoogte) zorgt voor een continue aanvoer van uitstekend drinkwater dat zomer en winter aan dezelfde temperatuur uit de kraan stroomt. Pompen zijn slechts voor een heel klein deel van Wenen noodzakelijk.
 
Wenen heeft daarenboven een landklimaat. Veel stabieler dan het zeeklimaat in België. Warmer in de zomer en kouder met sneeuw in de winter. Heerlijk voor wie er woont en de ganse zomer kan genieten van zonovergoten parken en in de winter op nauwelijks een uur rijden kan genieten van ontspannende sneeuwpret.
 

Wenen hoofdstad van een wereldrijk    


 

Wie in Wenen komt als toerist wordt getroffen door een schitterend en goed onderhouden architecturaal patrimonium dat nauwelijks zijns gelijke heeft in Europa en waarmee Brussel niet te vergelijken valt al was het maar omwille van de historische belangrijkheid van Wenen. In 1438 werd Wenen de hoofdstad van het rijk, in 1469 werd het ook de bisschopszetel en tenslotte in 1526 hoofdstad van het Habsburgse keizerrijk. Gedurende meer dan zes eeuwen (tot het einde van de Oostenrijks-Hongaarse monarchie op 31 oktober 1918) profiteerde Wenen van de weldaden die het immense rijk verzamelde in Weense schatkamers. Het zou ons veel te ver leiden om een inventaris te maken van de kunstschatten, maar wie op Wikipedia de vergelijking maakt tussen de Brusselse en Weense bezienswaardigheden beseft dat het cultuurpatrimonium van beide steden in dezelfde verhouding staat tot het historisch belang van beide hoofdsteden. Dat de Weense binnenstad behoort tot het werelderfgoed van de UNESCO, is voor Brussel een onhaalbare ambitie. Van Parijs weet dat uiteraard ook.

 

Wenen kunststad


Wenen is een uiterst conservatieve stad gebleven ondanks het praktisch onafgebroken socialistisch beleid sinds 1955. Dat mocht onder meer Gerard Mortier ondervinden toen hij als leider van de Salzburger Festspiele in de clinch ging met de Weense autoriteiten. Maar Wenen was wel de woon- en werkplaats van veel kunstenaars met wereldfaam.  Denk maar aan beroemde componisten zoals Wolfgang Amadeus Mozart, Joseph Haydn, Ludwig van Beethoven, Franz Schubert, Johannes Brahms, Anton Bruckner, Johann Strauss sr., Johann Strauss jr., Gustav Mahler, ...  Een Nieuwjaarsconcert dat door meer dan een miljard mensen wereldwijd beluisterd en bekeken wordt, zal ook voor Van Parijs wel een droom blijven.
 
Het hedendaagse Wenen gebruikt zijn vele podia om eigentijdse kunst te brengen. Wie tijdens een bezoek aan Wenen alleen barok zag en klassiek hoorde heeft een deel van Wenen gemist. Het volledig hernieuwde ‘Museumkwartier’ hartje centrum, is hiervan een prachtige getuigenis.
 
Dat Brussel eveneens een boeiende culturele scene ontwikkelde kan men alleen maar toejuichen. Maar er blijft een lange weg te gaan vooraleer Brussel massaal kunstverbruikers van buiten België zal kunnen aantrekken. Iets waar echte kunststeden zoals Wenen en Salzburg moeiteloos in slagen.

 

Internationale troeven 


 
Met een van de drie zetels van de Europese Unie, naast Straatsburg en Luxemburg, heeft Brussel een belangrijke internationale troef. Ook het hoofdkwartier van de NAVO draagt bij tot de internationale uitstraling van de stad. Maar voor deze uitstraling betalen zowel de inwoners als de andere regio’s een grote prijs.
 
Vooral de inplanting van de EU-hoofdkwartieren in het centrum van Brussel zorgt voor veel overlast. Brussel heeft gewoon onvoldoende ruimte om omvangrijke internationale organisaties te herbergen zonder dat de eigen bevolking verdrongen wordt.
 
Wenen is één van de drie VN-zetels. Het huisvest een indrukwekkend aantal internationale organisaties, waar onder het UNIDO (United Nations Industrial Development Organization), het IAEA (International Atomic Energy Agency, een VN organisatie), het OPEC (Organization of the Petroleum Exporting Countries) en het CIOFF (International Council of Organizations of Folklore Festivals and Folk Arts; gerelateerd aan de UNESCO). De volledige lijst (hier) telt een vijftigtal organisaties.
 
 
Deze internationale organisaties zorgen echter voor weinig overlast voor de Weners. Ze zijn gehuisvest ver  buiten het centrum en voor de  belangrijkste vestiging, de VN-zetel, werd aan de overzijde van de Donau een totaal nieuw internationaal centrum gebouwd dat niet enkel ruimte biedt aan de VN-instellingen maar ook plaats biedt aan duizenden deelnemers aan internationale conferenties. Er is slechts één belangrijke internationale organisatie die haar zetel heeft in het centrum van Wenen (de Hofburg): de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE). Heel praktisch voor de deelnemers van de ambassades die ook dicht bij het centrum liggen.
 
Hoeft het te verbazen dat Wenen met zijn historische en toeristische troeven een gegeerde conferentiestad is? Ook dat blijft een moeilijke oefening voor Brussel. Nochtans zou men wel veel meer kunnen bieden dan nu mogelijk is.
 
Het uitgestrekte koninklijk domein te Laken zou een perfecte plaats kunnen zijn voor het inplanten van internationale organisaties en voor congressen. Wanneer Van Parijs het N-VA-voorstel afdoet als ‘voorbijgestreefd’, dan zou hij toch geen moeite mogen hebben om dergelijke kostbare ruimten te onttrekken aan het privé-gebruik van een even ‘voorbijgestreefde’ want op erfrecht gestoelde instelling.
 
Of is het nog van deze tijd dat één familie, hoe belangrijk ook, een sta-in-de-weg-is voor een stad die beweert uit haar voegen te barsten en daarom almaar blijft aanspraken maken op het grondgebied van Vlaanderen?
 

Wenen eigentijdse hoofdstad


 
Wenen is altijd de aanvaarde hoofdstad van een natie geweest. Dat is wellicht voor Brussel de grootste handicap. Het wordt hoog tijd om eens duidelijk te maken dat niet zozeer Vlaanderen een probleem heeft met Brussel maar vooral Brussel een probleem heeft met Vlamingen.
 
Hoe anders te verklaren dat ook vandaag nog Nederlandstalige inwijkelingen ingeschreven worden als Franstaligen? Hoe anders te verklaren dat het Franstalig onderwijs nog steeds weigert het Nederlands als verplichte tweede taal op te leggen? Dat Van Parijs nu pleit voor tweetalig onderwijs is al te doorzichtig. Waar het Frans gecombineerd wordt met het Nederlands duurt het niet lang vooraleer enkel het Frans overblijft. Brussel zelf met zijn maatschappelijk opgedrongen verfransing is daar het beste voorbeeld van. Dat een verstandig man als Van Parijs zoiets voorstelt doet mij twijfelen aan zijn goede bedoelingen.
 
De politieke beleidsstructuur van Wenen is veel eenvoudiger dan de Brusselse versnipperde macht. Eén burgmeester in  Wenen in plaats van negentien en een overdaad aan versnipperde politieke mandaten in Brussel zorgen voor een gefragmenteerd beleid.
 
Hoewel Van Parijs schrijft dat men hierover nadenkt – na zovele jaren zou het er nog aan mankeren – blijkt uit niets dat de politieke partijen, PS op kop, van plan zijn om veel postjes te schrappen. Behalve dan voor Nederlandstaligen. De Weense ‘Bezirken’ (districten) hebben duidelijk afgebakende bevoegdheden en dat leidt tot nabij bestuur met inspraakmogelijkheden. Kortom wanneer Van Parijs Wenen als voorbeeld stelt dan kan hij alvast voor dit aspect de Brusselse politici aanporren. Daar hoeft hij dus geen aansporingen voor te krijgen vanuit de ander regio’s. 
 
Wenen heeft net zoals alle grote steden te maken met immigratie en mulitculturele problemen. In 2008 had Wenen 32 procent inwoners met een andere culturele achtergrond, vooral Joegoslaven, Turken en Chinezen. Brussel telde eind 2008 zo’n 35 procent inwoners van niet-Europese afkomst. Maar ondanks de grote toevloed heeft Wenen zijn eigen karakter weten te bewaren, wat niet het geval is voor grote delen van Brussel.
 
Daarvoor is een eenvoudige verklaring. Toen na de val van de Berlijnse Muur – het ‘eerste gat’ kwam er via de Oostenrijks-Hongaarse grens - , Oostenrijk en vooral Wenen overspoeld werden met vluchtelingen uit het Oostblok, dreigde de lakse politiek van de socialistische bestuurders uit te draaien op een teloorgang van het traditionele Wenen. Daarop kwam de bevolking echter in opstand en koos in oktober 1999 duidelijk voor de rechts-populistische FPÖ (Freiheitliche Partei Österreich) van Jorg Haider.
 
Opgeschrikt door dit resultaat en dank zij een moedige ÖVP (Oostenrijkse Volkspartij; christendemocraten van kanselier Schüssel) werd het FPÖ betrokken in het regeringswerk. Dat gaf aanleiding tot een kordater optreden tegen overlast, criminaliteit en de uitwassen van sociale misbruiken. 
 
Zo voorkwam men erger en het resultaat is zichtbaar een succes geworden want vandaag is het in Wenen beduidend rustiger en veiliger – ondanks een blijvend groot aantal immigranten – dan in Brussel. Daar voert de PS, bij gebrek aan een tegenkracht, nog steeds een hangmatbeleid dat vooral kansarme buitenlanders aantrekt. Toen ik Van Parijs ooit persoonlijk confronteerde met de informatie die ik van een procureur-generaal kreeg, namelijk dat Brussel in vergelijking met andere Europese hoofdsteden veel meer kansarmen aantrekt, bleef hij het antwoord schuldig. Hij zou het onderzoeken en blijkbaar was dat niet zo eenvoudig. Of was het een onwelkome waarheid?
 
Voor levenskwaliteit is ‘levensruimte’  - ondanks de nare klank van dat woord - belangrijk en voor dit criterium zijn de verschillen enorm. In Brussel leven meer dan zevenduizend inwoners per km² terwijl Wenen slechts vierduizend inwoners telt per km².     
 
Werken doe je in Wenen net zoals overal. Maar de Oostenrijkse (Duitse) efficiëntie van de openbare diensten is voor Belgen die er wonen alvast een verademing. Veiligheid is een topprioriteit en men is erin geslaagd om de drugsscene onder controle te brengen. Géén eenvoudige opdracht en het werk is nooit af.
 
Het dagelijks leven is er comfortabel dank zij een aanbod van zowel buurtwinkels als kleine supermarkten; Aldi heet daar Hofer. De verschillende markten in het centrum zijn heel populair. Het cultureel aanbod, voldoende sportaccomodaties en uitgebreide ontspanningsmogelijkheden, zijn troeven waarover weinig andere steden in dezelfde mate beschikken. Vergeten we niet dat het hinterland op zich één enorm groot recreatiegebied is, zowel in de zomer als in de winter. Het Wienerwald zorgt in de zomer voor afkoeling en voorkomt dat regenwolken uit het Westen de stad bereiken. Wenen geniet daardoor van een uitzonderlijk micro-klimaat.
 
Het Prater, met zijn permanente kermis, kent iedereen die ooit in Wenen was, maar het vijftien kilometerlange Donauinsel weten toeristen gelukkig niet liggen. Het biedt zowel ruimte voor familie-etentjes als een naturistenstrand. Met de fiets kun je er in alle rust rondtoeren. Overigens is Wenen dank zij zijn vlak profiel uiterst geschikt voor fietsuitstappen. Iets waar men in Brussel met zijn nijdige hellingen en zonder fietspaden nauwelijks van kan dromen.
 
Culinair stellen Wenen en heel Oostenrijk een beetje teleur. Van daar dat veel van de betere Weense restaurants Italiaans zijn. Maar de wijnen zijn absoluut drinkbaar. Een avondje in een typische Weinstube (buiten het toeristisch circuit) staat garant voor gezelligheid. Maar glaasje op, laat je rijden, is in Oostenrijk wel een kostenbesparend advies.
 

Wenen deelstaat van Oostenrijk


 

Van Parijs wil dat Brussel net zoals Wenen naast hoofdstad ook een volwaardige deelstaat wordt. Ambitieus voor een stad waarvan hij zelf toegeeft dat ze altijd financieel afhankelijk zal blijven van de andere deelstaten. Maar er zijn ook verschillen waar hij geen rekening mee houdt.
 
Wenen wordt door de hele Oostenrijkse bevolking erkend als hoofdstad. Terwijl dat met Brussel niet het geval is. Wallonië koos immers voor een eigen hoofdstad, Namen.
 
Wenen weegt ten aanzien van de andere deelstaten veel zwaarder door dan Brussel. Wenen telt ongeveer twintig procent van de totale bevolking terwijl Brussel nauwelijks meer dan de tien procent telt. Slechts de helft van het Weense aandeel in Oostenrijk.
 
Hoewel ik over geen vergelijkbare cijfers beschik vermoed ik sterk dat de enorme toeristische inkomsten die Wenen genereert – naast de internationale organisaties en activiteiten – beduidend hoger liggen dan die van Brussel. Wenen is wellicht ook ‘rijker’ dan Brussel waar de belastinginkomsten sterk verschillen van het gepresteerde aandeel in het BBP (tien procent belastingen voor vijfentwintig (?) procent aandeel in het BBP).
 
Er speelt nog een andere factor mee. De bevoegdheidsverdeling tussen de deelstaten en de federale overheid zijn in Oostenrijk veel duidelijker gescheiden dan in België. Daar heeft Brussel net als Vlaanderen en Wallonië geen schuld aan. Maar het maakt het wel moeilijker voor iedereen.   
 

De Brusselse werkelijkheid


 

Tussen droom en werkelijkheid staan nogal wat obstakels die niet zomaar kunnen opgeruimd worden. Van Parijs stelt in DM dat Brussel nooit zelfbedruipend kan zijn omwille van de talrijke kansarme immigranten, de vele arme buitenlandse studenten en zeer veel internationale ambtenaren die geen belastingen betalen.
 
Maar zoals reeds vermeld, weet hij dus ook niet waarom er zoveel kansarmen naar Brussel komen. Zou het niet kunnen zijn omwille van het lakse immigratiebeleid en de mogelijkheden om zich door de sociale hangmat te laten verwennen?
 
Zijn tweede reden, veel arme studenten, is onbegrijpelijk. Zijn er dan zoveel meer arme studenten in Brussel dan in Leuven of Louvain-la-Neuve? Deze studenten worden nergens in de armoedecijfers vermeld.
 
Over de internationale ambtenaren heeft hij ongetwijfeld een punt. Ze betalen geen belastingen maar brengen wel onrechtstreeks geld in het laatje. Cijfers hierover kon ik niet vinden. De vraag is of de balans wel zo negatief is, want Brussel is immers een sterk merk, zegt hij zelf, dank zij die internationale organisaties. Overigens vraag ik mij af of hierover geen betere afspraken met de EU mogelijk zijn.
 
Tenslotte zijn het weinig efficiënte bestuur van Brussel, het slechte Franstalig onderwijs, de beperkte dienstverlening, een gebrek aan tweetaligheid, enzovoort, niet iets wat hij een Vlaamse politieke partij kan verwijten.
 
In plaats van te fulmineren tegen een Vlaamse partij zou Van Parijs zich beter zorgen maken over de in gebreke blijvende Franstalige politieke partijen die niet naar hem willen luisteren. Mochten zij dat wel doen, dan zou het voor de Vlamingen een stuk gemakkelijker zijn om hem te geloven.

Dit artikel verschijnt binnenkort eveneens bij De Bron
 
Pjotr 

 


 

03 november 2013

Suggestieve media


 


MEDIA EN POLITIEK   ANDERS GELEZEN



Negeren tot het overbodig is


Er zijn soms discussies tussen verstandige mensen die je best met enige zin voor humor leest. Dat overkwam een lezer van dS die een journaliste van de krant wijst op een fout in een artikel over de staatsschuld.
 
Lezer L.D. schrijft op 18 oktober: “In DS van donderdag 17 oktober 2013 las ik uw interessant artikel over de staatsschuld van de USA. Daarin stond een grafiek waarbij ook de Belgische staatsschuld is vermeld. Met een heel lichte stijging naar 97,8% in 2013. Als ik de cijfers van het agentschap voor de schuld er bij neem zie ik in 2012 99,8 %. Ik lees overigens regelmatig dat we nu in 2013 licht boven de 100% zitten, en dat de regering in 2013 “potentiële maatregelen zal identificeren” om de staatsschuld onder de 100% van het BNP te brengen (eventuele via gedeeltelijke verkoop participatie in Belgacom en BPost). Dat betekent dan impliciet dat we nu boven de 100% zitten. Bij Eurostat staat een percentage van 99,6% eind 2012. Dus allemaal tekenen dat de schuldratio hoger is  dan het percentage en de grafiek in uw artikel . Hoe verklaart U dat? Moet dat niet via een rechtzetting duidelijk gemaakt worden aan de lezers van De Standaard?”
 
Blijkbaar zit de journaliste een beetje verveeld met die pertinente vraag en wordt naar gewoonte niet gereageerd. Dat noemt men bij dS blijkbaar de volhardingstest. Maar helaas voor dS, lezer L.D. is een kuitenbijter en een week later stuurt hij volgende rappel naar de journaliste: “Ik ontving nog geen reactie van uw kant over de foute grafiek. Ondertussen las ik in De Tijd (en niet in DS) dat de staatsschuld van België zou opgelopen zijn tot 105% van het BNP (Eurostat) en ik heb ook al een cijfer geciteerd gezien van 104% (Oeso). Ik weet dat die 105% een ‘tussentijds’ cijfer is, maar alles duidt in dezelfde richting, grotere schuldratio dan wat in uw grafiek stond. 2 %  (99,8 min 97,8) van het Belgisch BNP is wel eventjes 7 miljard euro... Zorgt U voor een rechtzetting aub?
 
Na vier dagen dubben over haar antwoord ontvangt de lezer dan volgend antwoord: “Geachte heer, de grafiek van The Wall Street Journal heeft als groot voordeel dat een vergelijking tussen verschillende landen mogelijk is, wat de toestand in de VS tastbaarder maakt voor onze lezers. DS zal ongetwijfeld nog vaak over de Belgische staatsschuld schrijven. Met beleefde groeten, E.N”.
 
Lezer L.D. maakt zich hierover vrolijk en laat mij weten dat hij met haar antwoord smakelijk moet lachen, want vergelijkingen gaan pas op wanneer de vergeleken elementen ook juist zijn.
 
Anders gelezen, heeft L.D. gelijk. Het antwoord slaat nergens op en ondertussen is het te laat voor een rechtzetting. Het had de journaliste gesierd mocht ze toegegeven hebben dat ze (bij gebrek aan tijd of uit luiheid) de grafiek gewoon had gecopy-pastet in plaats van aan te passen. We mogen dus onthouden dat het bij dS niet komt op een slordige zeven miljard. Maar goed ook, want anders zouden ze ook nog over de transfers juiste informatie moeten geven en dat zou nog moeilijker zijn.

 

Subtiele taal


Zo rijk is onze taal. Om ons van een punt naar een ander te bewegen, zijn er schier eindeloze mogelijkheden. We lopen, wandelen of slenterden. We hinken wegens een blaar op onze voet en spurten naar de wachtende bus. Maar er zijn ook omschrijvingen waarbij de manier van voortbewegen tegelijk iets zegt over de bedoeling ervan of over de omgeving. We struinen markten af op zoek naar prullaria, maar begeven ons naar het kabinet van de burgemeester. Een koning schrijdt al gebeurt dat soms wat haperend. Dan zijn er de beeldschone modellen die defileren. Ja zelfs militairen defileren voor de grote heren en op 21 juli zelfs voor het gewone volk. Op de Piazza Navone te Rome paraderen dan weer mooie dames om indruk te maken op koffienippende heren. De fanfare zorgt ervoor dat we netjes in de pas stappen tijdens een processie. Niet zo een zootje ongeregeld tijdens een betoging.
 
We kunnen ook marcheren, maar dat is niet hetzelfde als stappen in de pas van de fanfare. Marcheren roept een associatie op met gedrilde militairen die vooral niet mogen nadenken. Peloton halt, dan stop je ook al is daar geen reden voor. Voorwaarts Mars! Links Links! Rechtsom Keer! Die discipline voor de goede gang van zaken wordt dan weer helemaal anders wanneer politici marcheren. Dan is Hitler nooit veraf. In de tijd dat duizenden strompelden naar de uitroeiingskampen.
 
De woordkeuze van journalisten is dus niet onschuldig. Soms houdt ze een boodschap in, een interpretatie die de onoplettende lezer gemakkelijk slikt. Een voorbeeld hiervan vond ik in een recent nummer van Knack. Ann Peuteman begint haar bijdrage over ‘De Kracht van verandering: doorlichting van de gemeenteraadsverkiezingen van 2012’ met volgende zin: “14 oktober 2012. Bart De Wever marcheert in de richting van het Antwerpse stadhuis. Zijn partij heeft de verkiezingen gewonnen en niet alleen in Antwerpen”.
 
Oud nieuws maar ook bij Peuteman is het woord ‘marcheren’ dat toen gebruikt werd door de politiek-correcte media, blijven hangen. Hiermee bevestigt ze een negatief beeld over Bart De Wever en zijn partijgenoten. Overigens marcheert hij alleen maar ‘in de richting’ en weten we dus niet of hij wel aangekomen is. Wanneer een verstandige journaliste het werkwoord ‘marcheren’ gebruikt is dat geen slordigheid maar een bewuste interpretatie. Zou het niet anders geklonken hebben mocht ze geschreven hebben dat De Wever samen met zijn eveneens verkozen partijgenoten naar het stadhuis wandelde? 


RTBF demoniseert N-VA

Geen Zevende Dag maar wel een ‘Faire le Point’ op RTBF. De Franstaligen waren unisono tegen het N-VA voorstel. Het cordon tegen het N-VA is een feit. De Vlamingen van dienst, Guy Van Hengel, Open VLD en Eric Van Rompuy, CD&V hekelden met veel enthousiasme het N-VA voorstel. Separatisme punt uit. Geen argumentatie wel een oproep aan de Franstaligen om niet openlijk een cordon sanitaire in te stellen. Met de nadruk op openlijk, wel te verstaan.
 
Ze hadden ook N-VA uitgenodigd maar er kwam niemand opdagen. Altijd prijs. Want stel u even voor dat er wel iemand was van N-VA: één tegen zes en wees maar gerust dat de antwoordtijd nog meer in het nadeel zou zijn. Verstandige mensen bij N-VA om weg te blijven. Dat de Franstalige kijkers op die manier eenzijdig worden geïnformeerd is voor de staatszender – met nadruk op ‘staat’ - nog nooit een punt van discussie geweest. Zou er één Vlaamse journalist tegen deze ondemocratische handelswijze durven protesteren? Tenslotte wordt zo éénderde van de Vlaamse kiezers a priori buitenspel gezet.

  

Citaten van de week


Walter Pauli in Knack (nr 41): "Dat is het mandaat dat De Wever van de kiezer vraagt: kies voor ons, en wij verlossen u van fr PS. Hij staat daarmee niet helemaal alleen. Er is niet één interview met Wouter Beke bekend waarin hij zegt DE Wever in die ambitie te willen dwarsbomen". Anders gelezen, voor de haan drie keer kraait zullen er nog veel bochten genomen worden.
 
Ewald Pironet in Knack online: "De regering onder leiding van Elio Di Rupo (PS) is de ploeg van de gemiste kansen. Dat is de conclusie van twee begrotingsexperts, Wim Moesen (KU Leuven) en Herman Matthijs (UGent en VUB). Op verzoek van Knack onderzochten ze de meer dan 400 begrotingsmaatregelen van de huidige regering. Ze concluderen dat de regering-Di Rupo, in tegenstelling tot wat de oppositie bijna dagelijks beweert, niet zozeer een belastingregering is maar wel de regering van de eenmalige maatregelen. Dat is nog erger, want het knip- en plakwerk dat Di Rupo presenteerde als begrotingen heeft ons niet op het pad gezet van de structurele gezondmaking van onze overheidsfinanciën. Het budgettaire lijk wordt nu weer over de verkiezingen van mei 2014 getild. De volgende regering mag het oplossen, samen met de verantwoordelijken bij de regionale en lokale besturen, die met de staatshervorming een deel van de budgettaire miserie doorgespeeld kregen.
In zijn boekje Domheid voor beginners - een stoomcursus onderscheidt Matthijs van Boxsel drie tijdperken van de domheid. Allereerst is er de klassieke domheid, gekenmerkt door fundamentele naïviteit: 'Heer, vergeef hen, want ze weten niet wat ze doen.' Dan is er de moderne domheid: 'Heer, zij weten niet wat ze doen, en dat is maar goed ook.' Nu zitten we volgens Van Boxsel met postmoderne domheid: 'Heer, ze weten wat ze doen, maar doen het toch.' Dat is de domheid van de federale regeringen van ons land: sinds 2000 weten ze welke gigantische uitdagingen ons met de vergrijzing te wachten staan - zeker in het licht van onze precaire overheidsfinanciën. En toch hebben ze gehandeld alsof er niets aan de hand is. Zo veel domheid is onvergeeflijk".
 
Jan Jambon in dS online: “De lokale besturen kregen deze week een brief van de FOD Financiën met de raming van de gemeentelijke opcentiemen op de personenbelasting. Die belasting wordt geïnd door de federale regering, die het deel van de gemeente daarna doorstort. De federale regering laat nu aan de lokale besturen weten een pak minder geld door te storten. Het tegoed zal pas in 2014 aan de gemeenten worden toegekend. Op die manier gebruikt de federale regering een zoveelste eenmalige maatregel om haar begroting recht te trekken”.
 
DS ieder zijn waarheid
Bart Brinckman in zijn commentaar (02/11; vakantieweek): “De door Siegfried Bracke geopende discussie is beslecht. Het confederaal project weegt zwaarder dan een sociaal-economisch herstelprogramma voor België. Daarbij loopt de partij een dubbel risico. De Vlaamse liberalen maken van de aanpak van de crisis wel een topprioriteit, een bekommernis die ook de werkgevers steeds meer delen”. Anders gelezen, een mooie suggestie om voor Open VLD te stemmen. Volgens Brinckman is dat de rol van een journalist.
Marc Hooge in dezelfde editie, in de rubriek opinie: “De typische Vlaams-nationalist is teleurgesteld omdat de staatshervorming helemaal geen doel op zich meer is in de tekst, maar enkel een middel om het uiteindelijke doel, namelijk een rechts economisch beleid, mogelijk te maken. Waar moet de oprechte flamingant dan naartoe, die veel meer autonomie voor Vlaanderen wil, maar die tegelijk de indexering van de lonen wil behouden? De N-VA breekt radicaal met de traditie van de godsvrede binnen de Vlaamse Beweging. Al in 1919 stelde de Frontpartij immers dat de Vlamingen een ‘godsvrede’ moesten sluiten: alle ideologische twisten moesten opzij gezet worden om samen te streven naar Vlaamse ontvoogding. De N-VA breekt nu met die erfenis van de Frontbeweging door ondubbelzinnig te kiezen voor een rechts economisch programma. Sociaal bewogen, of linkse flaminganten – ja, die bestaan ook – blijven daardoor verweesd achter”. Anders gelezen, blijft de vraag hoe rechts N-VA is en hoe sociaal de sp.a eenmaal de verkiezingen zullen voorbij zijn en de facturen moeten betaald worden.

 
Pjotr