19 november 2013

Weense dromen, Brusselse werkelijkheid (2)


 


MEDIA EN POLITIEK  ANDERS GELEZEN


 
De vergelijking van Brussel met Wenen zorgde voor enkele instemmende reacties maar ook voor een gewaardeerd antwoord van filosoof professor Philippe Van Parijs. Zoals het hoort vindt u hieronder zijn reactie in extenso, waarna we dieper ingaan op zijn drie belangrijkste overwegingen. Hoewel dit deel afzonderlijk kan gelezen worden is het aanbevolen om vooraf het eerste deel ‘Weense dromen, Brusselse realiteit’ te lezen in De Bron (7/11).

Het antwoord van Philippe Van Parijs


 
Hartelijke dank voor dit leerrijk stuk, dat ik trouwens dankzij het uitmuntende selectiewerk van onze vriend Matthias Storme reeds gedetecteerd en naar mijn collega publiek recht Edoardo Traversa (op sabbatical in Wenen) doorgestuurd had.
Ja, ik heb ambitie voor Brussel. We zullen van de Zenne geen Donau maken en onze heuveltjes niet plat trappen. En wat Breughel in de Brusselse Hoogstraat geschilderd heeft zullen we van het Kunsthistorisches Museum nooit terug krijgen. We zullen ook nooit het grootste deel van de Brusselse conurbatie binnen de grenzen van het Brussels Gewest krijgen, wat Wenen wel heeft kunnen verwezenlijken (met een bevolking 1.5 keer talrijker dan het BHG en een territorium 2.5 groter) en uiteraard veel van de verschillen die u vermeldt verklaart: Brussel zou bij voorbeeld helemaal geen nood hebben aan transfers vanwege wie buiten Brussel slaapt indien Brussel een flink stuk van Vlaams Brabant en Waals Brabant, de twee rijkste provincies van België, had kunnen inlijven. Dit is niet gebeurd en zal niet gebeuren, om begrijpelijke redenen die niets met goed bestuur te maken hebben.
Andere aspecten van de vergelijking (verbonden met de drie punten in mijn artikel in DM) kunnen ons wel verder inspireren, soms om de huidige situatie te bevestigen, soms om hervormingen te suggereren.
 
1.  Brussel is de hoofdstad van alle Belgen zoals Wenen de hoofdstad is van alle Oostenrijkers (NB: Namen is wel de hoofdstad van deelstaat Wallonië zoals bv Innsbruck voor Tirol; er was wel één ‘Land’ dat Wenen als hoofdstad had gekozen: Niederösterreich, dat Wenen helemaal omringt, maar zoals u weet is die anomalie een kwarteeuw geleden verdwenen en is Sankt Pölten nu de hoofdstad van Niederösterreich) en is tegelijkertijd evenals Wenen geen condominium van andere deelstaten maar een volwaardige deelstaat, met bijzondere rechten en plichten wegens zijn hoofdstedelijke functie (in het Brussels geval, van de Europese Unie en van de Belgische federatie).
 
2. Een politieke organisatie volgens het "Personalprinzip" (vs Territorialprinzip), met aparte regeringen, parlementen, onderwijs, sociaal beleid en belastingen voor de verschillende "Nationen", werd een eeuw geleden voor Wenen en de andere meertalige gebieden van Oostenrijk voorgesteld door de socialistische leiders en juristen Karl Renner en Otto Bauer (in prachtig geargumenteerde boeken respectievelijk in 1902 en 1907 gepubliceerd), maar werd er (gelukkig voor Wenen) nooit uitgevoerd. Wel in Cyprus en in Zuid Afrika.
 
3. Zoals Parijs eerder, Berlijn of Antwerpen later heeft Wenen (grotendeels) reeds in 1904 van opgeslorpte autonome dorpen Gemeindebezirke van de gemeente Wenen gemaakt. Brussel heeft ook zoiets in 1921 gepoogd (met de aanhechting van Laken, Neder-Over-Heembeek en Haren), maar minder krachtig dan deze andere steden. Jammer. Indien toen de gemeente Brussel een territorium zo groot als Wenen had kunnen grijpen, zouden de N-VA en ik nu niet nog voor de fusie van de Brusselse gemeentes moeten pleiten.
 
Fulmineren tegen een partij of tegen een stad is geen vruchtbare bezigheid. Wat wel vruchtbaar kan zijn is met een open geest en zonder taboes over gelijkenissen en verschillen tussen steden en landen nadenken, over hun oorzaken en hun gevolgen, en op deze basis voorstellen maken die ernstig genomen kunnen worden als oprechte pogingen om het leven van alle betrokkenen te verbeteren. Deze denkoefeningen mogen gemotiveerd zijn door ongenoegen, zelfs woede over het huidig beleid en de huidige structuren. Maar ze maken een veel grotere kans op succes indien ze de juiste attitude vertonen tegenover de plaats en de bevolking waarvoor de voorstellen gemaakt worden. Brussel heeft zoals Wenen en zoals alle steden en dorpen in de wereld een vorm van liefde nodig, van empathie, van tederheid. Het was voor mij niet evident dat deze in uw tekst aanwezig was. 
 
Ze ontbrak ook in het beruchte artikel van Jean Quatremer ("Bruxelles pas belle, in Libération), met wie ik deze woensdag moet debatteren. Dit zal ik hem zeggen — en ook dat men België niet goed kan begrijpen en onpartijdig beoordelen indien men uitsluitend de Franstalige pers leest en hoort.
 

Het antwoord van Van Parijs nader bekeken


 

Het antwoord van Philippe Van Parijs bevat drie interessante overwegingen:
 

(1)  Hij betreurt dat Brussel nooit de kans gekregen heeft om ruimtelijk te groeien zoals Wenen dat wel kon. Dat gebrek aan ruimte verklaart volgens hem ook de verschillen tussen beide steden.

(2)  Hij vindt dat de politieke organisatie moet berusten op het territorialiteitsbeginsel en niet op het persoonsbeginsel.

(3)  Zoals elke stad heeft Brussel nood aan empathie in plaats van afwijzing.

 
In zijn reactie ontbrak echter een verklaring (of rechtvaardiging) voor de aangehaalde taalgebonden argumenten. Onder meer mijn bedenking dat Brussel, of beter gezegd ‘Bruxelles’ een probleem heeft met Nederlandstaligen, blijft onbeantwoord. Deze problemen zijn ook niet te rechtvaardigen door de beperkte ruimte die hij als voornaamste oorzaak ziet voor de verschillen tussen Wenen en Brussel.
 
 
(1)            ‘Brussel heeft nood aan meer ruimte’

 
Over de geografische verschillen met Wenen schrijft hij dat het jammer is dat Brussel niet dezelfde mogelijkheden gekregen heeft als Wenen. Dat is volgens hem ook de reden waarom Brussel niet kan zonder financiële steun.  
 
Hoewel Brussel in de ogen van de Franstaligen nooit de kans heeft gekregen heeft om geografisch uit te groeien tot een echte metropool, heeft het wel de kans gekregen om het land te domineren en dus ook de kans om zich op te werpen als de hoofdstad van iedereen.
 
Het Franstalige establishment blokkeerde echter en zag enkel heil in gebiedsuitbreiding. Jammer dat de hoofdzakelijk Franstalige (financiële)  elite deze kans miste en liever het geïndustrialiseerde Wallonië leegzoog dan te investeren in een succesvolle reconversie. Toen daar geen geld meer te rapen viel keerde Brussel zich af van Wallonië en ‘ontfermde’ het zich over de opkomende economische troeven van Vlaanderen, nu het Vlaamse gewest én van de Brusselse Vlamingen. 
 
Als Brussel grote delen van het ommeland had kunnen ‘inlijven’ (zijn woordkeuze), dan was er een heel andere situatie ontstaan dan nu het geval is. Met deze uitspraak erkent Van Parijs echter dat het huidige Brussel te klein is voor zijn ambitie als volwaardige deelstaat.
 
Tenzij hij stiekem blijft dromen van een bijkomende territoriale uitbreiding. Ook al beseft  hij dat zoiets een wensdroom zal blijven. Rest alleen nog de kronkelweg van het Belgisch compromis om de omliggende gebieden op een omfloerste manier aan Brussel te binden. In deze Franstalige optiek zet de huidige staatshervorming met de oprichting van een Metropolitane Gemeenschap een belangrijke stap in de door hen gewenste richting. Het is dus slechts een kwestie van tijd vooraleer het duur betaalde communautaire compromis opnieuw onder druk zal komen te staan. Niet door sommige Vlaamse partijen, maar door de expansiedrang van francofoon Brussel.
 
Overigens, in diezelfde logica past eveneens het Waals-Brussels initiatief om een federatie Wallo-Brux in het leven te roepen, wat ongrondwettelijk is. Dit initiatief lijft de facto de Brusselse Vlamingen in de Franstalige Gemeenschap. Het is ook een methode  om Wallonië – zoals in het verleden – te gebruiken voor het waarmaken van een in wezen nationalistische Brusselse ambitie. 

 
(2)            Een territoriale politieke organisatie

 
Een tweede bemerking die Van Parijs maakt gaat over een politieke organisatie volgens het persoonsgebonden principe versus het territoriaal principe.
 
Dit argument verdient bijzondere aandacht want deze principes botsen reeds sinds de opdeling van België in ééntalige gewesten en een tweetalige hoofdstad. In Vlaanderen verdedigen de Franstaligen het persoonsgebonden principe voor de Franstalige inwoners, terwijl men in Brussel de toepassing van dit principe ten gunste van de Vlamingen weigert. Hoezeer de Vlaamse federale regeringspartijen en Groen dat ontkennen, de zesde staatshervorming is een betekenisvolle toegeving  aan deze Franstalige visie.
 
Hier dient aan toegevoegd dat de territorialiteit de regel is voor beide ééntalige gewesten, Wallonië en Vlaanderen. In het  tweetalig hoofdstedelijk gebied werden precies omwille van de taalverscheidenheid persoonsgebonden bevoegdheden gegeven aan de daar aanwezige gemeenschappen. Bewijzen daarvan zijn het onderwijs en de  rechtbanken met zelfs op het hoogste niveau ééntalige Kamers (Grondwettelijk hof). Ook het middenveld (o.a. de mutualiteiten) zijn met hun afzonderlijke taalgebonden organisaties en eigen normen actief in Brussel. Dan is er nog de ‘de facto’ opdeling wegens gebrek aan tweetalig personeel, dat zich vooral situeert in de gezondheidssector (hospitaalpersoneel) maar ook in sommige administraties.
 
Een à la carte toepassing van het territorialiteitsprincipe (wel in Brussel niet in Vlaanderen)  is intellectueel en ook politiek moeilijk verdedigbaar. Daarom zou het goed zijn mochten de Franstalige Brusselaars eens duidelijk maken aan welk principe ze de voorkeur geven. Immers, zonder duidelijke stellingname kan men twijfelen of het werkelijk de bedoeling is om voor álle Brusselaars de beste keuze te maken.
 
Het zou ook interessant zijn om te weten of de keuze voor het territorialiteitsprincipe ook de afschaffing van de faciliteiten inhoudt? Of, wat in het licht van zijn ambitie voor Brussel wellicht meer aannemelijk is, men eerst de faciliteitengemeenten wil toevoegen aan Brussel en pas nadien dit principe wil toepassen?

 
(3)            Brussel heeft nood aan liefde

 
Een derde interessante overweging in zijn antwoord gaat over de nood aan liefde, empathie, tederheid voor Brussel.
Hoewel deze overweging een beetje melodramatisch klinkt vind ik ze bijzonder belangrijk omdat precies het gebrek eraan een mogelijke verklaring is voor wat er mis gelopen is in het verleden en waarom Van Parijs’ ambitie – hoe intellectueel verdedigbaar ook - vandaag nog altijd geen schijn van kans maakt. Dan hebben we het over die andere cultuur en taal. Het argument waarop hij geen antwoord gaf.
Ik neem aan dat niemand twijfelt aan het historisch Vlaams (Brabants) karakter van Brussel. Mocht dat wel zo zijn dan volstaat het om het boek van historicus Paul De Ridder te lezen. ‘Brussel. Geschiedenis van een Brabantse stad’  Mens & Cultuur Uitgevers, 1988
Voor de verfransing van Brussel zijn de Franstalige Brusselaars verantwoordelijk. Men moet al van slechte wil zijn om niet in te zien dat deze opgedrongen situatie niet bevorderlijk was en nog steeds niet is voor het oproepen van tedere gevoelens bij de Vlamingen. Stel echter dat Brussel geëvolueerd was van een Vlaamse stad naar een moderne internationale hoofdstad zonder zijn Vlaamse ‘roots’ op te geven. Een hoofdstad waar de zeer talrijke ingeweken Vlamingen – die onder zware sociale en administratieve druk Frans leerden en spraken – voldoende politieke macht zouden gekregen hebben om daadwerkelijk mee het beleid te sturen en om niet gediscrimineerd te worden. Zou Brussel dan niet veel meer kans gemaakt hebben op de sympathie vanuit Vlaanderen? Waarschijnlijk wel. Maar dat deed ‘Bruxelles’ niet.
 
Als er één constante is in het denken van de Franstalige Brusselse politieke klasse, dan is het de afwijzing van elke verbondenheid met het Vlaamse ommeland. Dat is hét drama van Brussel: het heeft een historische kans gemist om Vlaanderen voor zich te winnen. Daarom vrees ik dat Van Parijs zijn oproep om van Brussel te houden in dovemansoren zal vallen.
 
De kans is veel groter dat een afwijzing zonder een grondig debat over het N-VA voorstel voor Brussel de tegenstellingen enkel zal doen toenemen. Met als gevolg dat het volgend Vlaams voorstel wel eens veel minder positief zou kunnen zijn voor Brussel.
 
Mag ik herinneren aan het demoniseren van toenmalig verkiezingskampioen Yves Leterme in 2007 door de Franstaligen, wat ertoe leidde dat ze in 2010 Bart De Wever in de plaats kregen.

 
Dit artikel verschijnt eveneens in De Bron

PJOTR