28 december 2014

In de luwte van het aflopend jaar



MEDIA EN POLITIEK  ANDERS GELEZEN


 

Naar jaarlijkse gewoonte sluiten we het jaar af met enkele overwegingen die alvast voor mij het binnenlands politiek nieuws van 2014 samenvatten.
 

Het politiek jaar


2014 werd ongetwijfeld het jaar van Bart De Wever en zijn partij, de N-VA. De verkiezingen werden gewonnen met een grote voorsprong en N-VA werd de grootste partij van Vlaanderen en België. De Vlaamse regeringsvorming was eigenlijk een afknapper. Het onnodig getreuzel werd enkel doorbroken dank zij de PS die, met steun van cdh, hun macht op het regionale niveau bestendigden en zich daarbij weinig gelegen lieten aan de federale situatie. Ze waren bij het ‘Institut Emile Vandervelde’, de studiedienst van de PS, duidelijk niet van plan om rekening te houden met de Vlaamse verkiezingsuitslag. Dat de Franstaligen eerst hun keuze dienden te maken vooraleer een aarzelende CD&V over de streep kon getrokken worden, was een eerste signaal dat bij CD&V niet Vlaanderen maar België nog altijd voorgaat. Het tweede signaal kwam er toen ook de Open VLD, hoewel overbodig, op Vlaams niveau mocht meedoen om federaal te kunnen slagen.
 
Open VLD kon het electoraal verlies gelukkig beperken dank zij de monsterscore van Maggie De Block die, o ironie, met haar strenger migrantenbeleid, veel stemmen afsnoepte van het Vlaams Belang.
 
Voor sp.a was het een annus horribilis. In plaats van een wederopstanding bevestigden de verkiezingen alleen maar de algemeen gedeelde perceptie van een partij zonder boodschap. Een zwalpend schip met een schipper die de situatie niet meer meester is en nauwelijks een muiterij kan afhouden.
 
Klein Links kwam wel aan de venster piepen maar veel stelt het allemaal niet voor. Ook Groen onder leiding van de sympathieke Van Besien gooide geen hoge ogen. Ze mogen nochtans niet klagen over een gebrek aan sympathie bij de media.  
 
Begrijpelijk dat na het succes van N-VA, Open VLD en CD&V weinig zin hadden om federaal opnieuw met de PS scheep te gaan. Zeker niet voor Open VLD, maar minder evident voor CD&V dat kost wat kost ‘aan de macht’ wil blijven om het ARCO-lijk op te ruimen zonder nog meer schade voor het ACW. Maar het alternatief, onderhandelen met zo’n ballast op de rug met een sterkere en meer ervaren tegenstander (N-VA) dan in 2009, was al evenmin een cadeau.
 
Het regeerakkoord werd naar aloude traditie een compromis dat niet direct enthousiast onthaald werd. Het communautaire verdween in de koelkast en het sociaaleconomisch luik oogt als een onvoldragen werkstuk met als grootste ‘losse eind’ de communautaire ballast van de vorige regering: de zesde staatshervorming die voor de enen niet hoeft (wegens nadelig voor Vlaanderen) en wat wel mag voor de anderen (Wallonië) financieel niet kan. Daardoor zal er niets veranderen aan de grootste Vlaamse bekommernis: de steeds zwaarder doorwegende financiële transfers. Daardoor moet Vlaanderen de broodnodige investeringen in sociale en economische doelstellingen op de lange baan schuiven. Maar blijkbaar zijn de wachtrijen en files nog niet lang genoeg, de scholen nog niet helemaal ingestort, … Kortom, het doet blijkbaar nog niet genoeg pijn. 
 
De federale regering - zonder de socialisten - waarvan De Wever droomde werd realiteit. Maar ondanks deze ‘toverformule’, blijkt nog maar eens hoe moeilijk het is om voor heel  België eenduidige politieke keuzes te maken. Na onderhandelingen die al bij al vlot verliepen kan geen enkele partij victorie kraaien.  Het werd een compromis met een veel minder uitgesproken rechts beleid dan sommigen verwachtten van de drie partners MR, Open VLD en N-VA.
 
De indexsprong kan men moeilijk zien als een rechtse overwinning vermits niemand minder dan de overleden J.L. Dehaene hiervoor  al pleitte in volle verkiezingstijd. Problematisch werd het toen CD&V vanaf de eerste tekenen van sociaal verzet zichzelf ging profileren als ‘het sociale gelaat’ van deze regering en zo de solidariteit binnen de regering onder druk zette.
 
Maar nog veel belangrijker voor de toekomst lijken mij de taboes die overeind bleven. Het is daarom niet ondenkbaar dat de voorgenomen maatregelen van deze onuitgegeven coalitie ten gronde onvoldoende verandering zullen brengen.
 
Een regering met aan Franstalige kant slechts één partij, die regionaal in de oppositie zit, en aan Vlaamse kant een grote partij zonder regeringservaring op federaal niveau zorgt voor heel wat problemen. Dat verschillende MR en N-VA ministers  geen ervaring hebben is onvermijdelijk. Dat sommigen het mikpunt zijn van allerhande aanvallen is al evenmin een verrassing in dit landje waar tolerantie slechts voor de ‘goeden’ weggelegd is. Maar dat zelfs een minister in functie (Jan Jambon, minister van Binnenlandse Zaken) door twee belangrijke PS burgemeesters (Paul Magnette en Yvan Mayeur) beschouwd wordt als persona non grata is ongehoord. Hier stelt zich de fundamentele vraag of de PS nog wel een democratische partij is. Het is trouwens niet de eerste keer dat deze partij haar gebrek aan burgerzin etaleert. Meer voorbeelden hiervan kan u lezen in ‘Burgerzin in de PS-staat’. 
 
N-VA heeft niet alleen een tekort aan ervaring, de partij heeft ook heel wat moeite om geschikte medewerkers te vinden. De schrik voor een fatwa door sommige Belgischgezinde milieus voor wie het aandurft om te collaboreren met de vijand, de N-VA, is helaas niet ongegrond.
 
Evenmin vergeten is de politisering van de administraties die eveneens in het nadeel speelt van nieuwe partijen zoals N-VA. Het zou trouwens kunnen dat deze situatie aanleiding geeft tot nog meer politisering in plaats van minder. Met het geld dat de politieke partijen zichzelf toeschuiven is dat alvast financieel geen enkel probleem.

Taboe blijft overeind


Ondanks de vaststelling dat het regeerakkoord vele aanzetten bevat om uit het dal te kruipen, blijft een hardnekkig taboe overeind: De tweedeling van het middenveld tussen de vakbonden en de ondernemers. Tussen de ‘verdedigers’ van de armen en zwaar getroffen medemensen en de verdedigers van de ‘asociale’ rijken. Deze tegenstelling die ook het maatschappelijk weefsel aantast bezorgt vooral CD&V koppijn. Immers, samen met de socialisten hebben vooral zij er in de afgelopen decennia voor gezorgd dat de huidige aangeklaagde ‘onrechtvaardigheid’ in wetten en decreten werd vastgelegd en het profitariaat zowel aan de bovenkant als de onderkant van de maatschappij welig kan tieren.      
 
Hoewel er helemaal geen sprake was van een vermogenswinstbelasting, werd CD&V door de vakbondsvleugel gedwongen om deze na de onderhandelingen alsnog op tafel te leggen. Dat het slechts om een symbolische belasting zal gaan en geen mirakeloplossing kan zijn, zal weldra blijken.
 
De maatschappelijke wrevel gaat echter over een taboe dat rust op transparantie. We mogen niet weten hoeveel de rijken bezitten en we mogen niet weten hoeveel geld het sociale middenveld bezit. Daarover gaat het in werkelijkheid: de angst bij de rijken voor een vermogenskadaster waardoor iedereen kan weten wat ze ‘verdienen’ en evenzeer de angst van de vakbonden voor rechtspersoonlijkheid en een transparante boekhouding.
 
Zolang de vakbonden elke verantwoordelijkheid weigeren en hun financiële middelen beheren zoals vermomde bankiers - en ondertussen bewezen evengoed te kunnen sjoemelen als echte bankiers - missen ze elke morele autoriteit om zich op te werpen als de verdedigers van  solidariteit en rechtvaardigheid. Rechtvaardigheid zonder verantwoordelijkheid is net als drie Weesgegroetjes na de biecht. Een introspectie van de vakbondsleiders is onafwendbaar. Het kan hen helpen om dit artikel ‘Waarom we vakbonden nodig hebben’ eens te lezen.
 
Dat de politieke wereld – zowel de Wetgevende als de Uitvoerende Macht – de mogelijkheid open liet om zich niet solidair te gedragen, maakt van de politici de voornaamste schuldigen voor de toenemende ongelijkheid. Maar het is al even populistisch om de mensen te laten geloven dat een rijkentaks de oplossing is voor het tekort aan geld om de armen te ondersteunen.

Enkele belangrijke dossiers


Voor een regering zijn er niet alleen de partijprogramma’s die bepalen welke problemen ze willen of moeten oplossen. Er zijn de lijken in de kast. Met deze onuitgegeven federale regering  is er nu ten minste één partij die zich niet bezwaard voelt door de eigen schuld aan de huidige situatie. Hoewel de N-VA niet anders kan dan publiekelijk de schuldvraag niet te stellen, zal ze toch afgerekend worden op de manier waarop ze al die lijken een definitieve begrafenis zal geven. In het afgelopen half jaar was daar nog weinig van te merken.
 
Meer democratie
Hoewel N-VA pleit voor de afschaffing van de senaat kwam er een compromis uit de bus dat niemand bevredigt en nog het minst van al de senatoren die daar hun tijd zitten te verdoen. Maar de democratie versterken vereist veel meer dan het reduceren van het aantal politici. De macht van de particratie moet aangepakt worden. De partijfinanciering gevoelig verminderen zou al een stap in de goede richting zijn. Daartegenover moet er een instelling komen die elke politieke partij toegang geeft tot dezelfde correcte gegevens. Gedaan met machtige studiediensten die belangrijke gegevens (via gepolitiseerde administraties en partijpolitiek gelinkte organisaties) voor zich houden en zo het algemeen belang reduceren tot het partijbelang of nog erger, het belang van de eigen organisatie.
 
Over de ondemocratische zetelverdeling (en dus de macht) blijven de media angstvallig zwijgen. Hoewel deze scheeftrekking al evenzeer onrechtvaardig is en op de schop moet. Wie hierover meer informatie wil inclusief structurele oplossingen, kan dit hier vinden.
 
Rechtvaardige belastingen
Hopelijk komt er in dit dossier een echte doorbraak. Maar het was alvast niet voor 2014 en weldoordachte oplossingen vragen meer dan een kortzichtige reactie op de waan van de dag. Het kan overigens ook blijven bij rommelen in de marge. Niemand pijn doen.
 
Het energiebeleid
Kan u zich inbeelden dat een land waarvan het Bruto Nationaal Product per persoon bij de hoogste ligt ter wereld niet in staat is om de energievoorziening te garanderen? In België werd nooit een ernstig energiedebat gehouden. Verhofstadt (uitstap kernenergie en de gouden handdruk voor de Franse energiereus GDF Suez) en Vande Lanotte (hernieuwbare energie) hebben in dit dossier meer kwaad dan goed gedaan.
 
Het probleem ten gronde overstijgt uiteraard België en zelfs de EU. Zonder eigen energiebronnen zijn wij de speelbal van zij die aan de olie- en gaskranen zitten. En dan zijn er nog de adepten die met alle macht de nucleaire energie willen bannen. Momenteel nog altijd de belangrijkste stabiele en milieuvriendelijke energiebron die ons kan beschermen tegen internationale chantage. Chantage waaraan ook de aankoop van enkele nieuwe gevechtsvliegtuigen weinig kan veranderen.  
 
Het milieudebat is al even zwanger aan geloofbelijdenissen als het energiedebat. Elke voorzichtig geformuleerde bedenking dat de mens misschien niet de voornaamste oorzaak zou zijn van de klimaatwisselingen wordt weggezet als ketters. Nochtans komen we met dat ‘geloof’ niet dichter bij de waarheid. We weten het gewoon niet en sommigen willen het ook niet weten. Maar dat hiermee veel geld te verdienen valt, kan niemand ontkennen.
 
Het mobiliteitsprobleem
Dat dit probleem zich vooral voordoet in het dichtbewoonde Vlaanderen en daardoor van de federale regering proportioneel veel meer geld had moeten krijgen was ongetwijfeld een voldoende reden voor de Franstaligen om akkoord te gaan met de regionalisering van deze bevoegdheid. Nu deze zware last al een tijdje geregionaliseerd is, blijkt dat Vlaanderen onvoldoende geld heeft om de nog toegenomen mobiliteitsproblemen op te lossen.
 
De eerlijkste manier zou zijn om de inkomsten die mobiliteit kan genereren eveneens te regionaliseren. Een Vlaamse kilometerheffing of forfait voor iedereen die het wegennet  gebruikt zou niet alleen veel rechtvaardiger zijn, het zou ook meer geld opbrengen voor wie meer wegeninfrastructuur ter beschikking stelt; Vlaanderen dus. Verkeersboetes worden dan aangewend daar waar ze geïnd worden.
 
Een spoorwegennet zal veel efficiënter kunnen, mits het afgestemd is op de grote assen voor het goederenvervoer (van en naar de zeehavens) en verder vooral het personenvervoer opvangen via een netwerk tussen de centrumsteden. Rond de grote steden, Antwerpen en Gent, kan het doorgaand verkeer maximaal gescheiden worden van het lokale verkeer en door verplichte verkeersassen op te leggen voor het zwaar vervoer. Het zijn slechts bedenkingen, maar toch …
 
Oosterweel   
Dat is een voorbeeld van archaïsche besluitvorming (eerst kiezen voor een brug en dan verbaasd zijn wanneer de vox populi niet volgt). Maar eenmaal een beslissing werd genomen, is het onverantwoord om – zoals Patrick Janssens deed in dit dossier - hierop terug te komen. Daardoor zullen gedurende vele bijkomende jaren nog miljoenen ‘werkuren’ verloren gaan in files die zelfs nooit zo lang hadden moeten worden ware de Liefkeshoektunnel zoals voorzien ook verbonden met de E17 richting Gent.
 
Een catastrofale politieke besluitvorming zoals ook projectleider Lode Franken schreef in De Standaard (24/12): “Dat er een brug moest komen, dat was niet onze keuze. Dat bepaalt de opdrachtgever. Dat was de politiek-maatschappelijke keuze die een paar jaar eerder gemaakt was. Wij proberen alleen maar zo goed mogelijk te doen wat men ons vraagt. Als je zo’n project in de markt zet, is het niet de bedoeling dat je dat om de zoveel tijd compleet omgooit.”  

 

Het falen van de media


De grote maatschappelijke beroering met stakingen en betogingen die goed opgevolgd worden gaat over onrechtvaardigheid. De ‘werkende mens’ wordt gepakt terwijl de rijken en grootverdieners (inclusief de grote firma’s) nauwelijks belastingen betalen. Over minder belastingen op arbeid en meer op financiële inkomsten is er nochtans nauwelijks discussie. Maar wanneer zelfs de door ons gesponsorde media het debat vervuilen en populistische praat verkopen wordt een degelijk debat onmogelijk gemaakt. Dan wordt het een provocatie. Tim Pauwels, de nieuwe presentator van De Zevende Dag en klaarblijkelijk een fervente sympathisant van N-VA, slaagde erin Bart De Wever volgende vraag te stellen:
“Laat ons het nu eens hebben over het belangrijkste argument van de vakbonden: het is onevenwichtig. Neem nu eens de rentenier met een winkelpand op de Meir in Antwerpen. Die verhuurt dat aan een internationale keten. Ja, huurgelden worden niet belast. Dat zit waarschijnlijk in een patrimoniumvennootschap. Als ie het ooit verkoopt géén meerwaardebelasting op aandelen, successierechten wordt wel opgelost. Als het pand meer dan 5 jaar in bezit is geweest géén meerwaarde op de verkoop ervan. Dat zijn  dingen die in het buitenland wel bestaan. Hoe draagt die rentenier nu bij aan de inspanning die we allemaal leveren?”
Daar kon zelfs een mondige Bart De Wever geen afdoend  antwoord op geven. Omdat het antwoord veel te lang zou zijn en Tim Pauwels het toch niet zou begrijpen (anders zou hij dergelijke vraag niet stellen). Maar vooral omdat de voorstelling van Pauwels totaal fout was. Een omstandig antwoord hierop kregen we later van Ivan Van de Cloot (denktank Itinera). Elk van de beweringen van Pauwels werden door zijn argumenten van de tafel geveegd. Nadien volgde een veelzeggende stilte.
 
De media hebben in dergelijke maatschappelijke debatten een belangrijke rol: duiding geven, kromredeneringen ontmaskeren en vooral niet als woordvoerder de slogans van een of andere actiegroep via hun megafoon versterken. Ook in 2014 hebben veel redacties en journalisten dat nog niet in de vingers, mocht het al ooit hun bedoeling geweest zijn.
 
In de luwte van het aflopend jaar hebben we nood aan een rustpauze. Afstand nemen, tijd om te delen met mensen die ons lief zijn, vriendschap die geeft en vergeeft.

En dan, met een open geest klaar staan voor een nieuw en ongetwijfeld even uitdagend jaar.

 

 
Pjotr

20 december 2014

De Amerikaanse keuze voor één vliegtuigtype




Dossier Vervanging F16 – deel 1


 

In een vorig artikel (herlees hier) presenteerden we u de gedoodverfde opvolger van de F16, de Joint Strike Fighter (JSF)  of F35 Lightning II. In een volgende reeks bijdragen onderzoeken we of de JSF ook de beste keuze is voor België.

 

De keuze voor één concept

Eén van de meest ingrijpende beslissingen was de keuze voor één enkel vliegtuigtype voor de drie ‘klanten’ de Air Force, de Navy (Zeemacht/Marine) en de Marines (Korps Mariniers). Om deze beslissing goed te kunnen begrijpen vroegen we de Amerikaanse autoriteiten en de firma Lockheed Martin om de achtergrond van deze beslissing te duiden. Hieronder de neerslag van de ontvangen antwoorden van de leidinggevende dienst voor het programma, het Joint Program Officie (Joe DellaVedova, Public Affairs Director) en van Lockheed Martin (Alison Orne, Communications rep. en Yung A Le, verantwoordelijke Noord Europa).


De vragen

Wij stelden vijf vragen waarvan er twee behandeld worden in dit artikel, namelijk:
Kunt u mij informeren over de redenen waarom de VS beslisten om slechts één enkel vliegtuigtype te ontwikkelen voor de Air Force, Marines en Navy?
Tevens, hoe kan men met één enkel vliegtuigtype verschillende opdrachten in verschillende omstandigheden optimaal uitvoeren?
 
De drie andere technische vragen, die eveneens gesteld werden, die zullen behandeld worden in de volgende artikels.
 
Opmerkelijk is dat in hun antwoorden de klemtoon anders ligt. Bij Lockheed Martin (LM) gaat het vooral over de kostenbesparingen die door de schaalvergroting kunnen gerealiseerd worden. Ze verwijzen daarbij expliciet naar de talrijke gemeenschappelijke onderdelen voor de drie versies. Het Joint Program Office (JPO) wijst eveneens op de kostenbesparingen door de schaalvergroting, maar wijst vooral op het feit dat de drie versies zeer verschillend zijn en wil zo (zonder het met zoveel woorden te zeggen) vooral aantonen dat elke versie wel kan geoptimaliseerd worden voor de specifieke opdrachten. Voorts verduidelijkt het JPO dat de indienstneming van de F35 de mogelijkheid biedt om het actueel aantal verschillende vliegtuigtypes te verminderen. De F35A (voor de Luchtmacht) is voorzien om zowel de F16 als de A10 (Close Air Support, CAS) te vervangen. De F35B (Marinierkorps) wordt de opvolger van de AV-8B en de F/A 18 A/C/D Hornet. De F35C (Navy) zal dienst doen naast de huidige F/A 18 E/F ‘Super Hornet’ vloot. De nogal scherpe reacties hierop volgen in een andere bijdrage.
 
Dat het JPO beklemtoont dat elke versie anders is (maar  enkel verwijst naar de afwijkingen in verband met het opstijgen en landen zonder de impact ervan op het design) begrijp ik als een poging om aan te tonen dat elke versie voor zijn specifieke  opdracht wel kan geoptimaliseerd worden: “Het is een ware uitdaging om één vliegtuig te ontwerpen dat in staat is om de unieke en gespecialiseerde opdrachten voor de Luchtmacht, Zeemacht en het Korps Mariniers uit te voeren. Daarom is de F35 Lightning II niet één vliegtuig maar een familie van drie onderscheiden vliegtuigen.”
 
Gemeenschappelijk is de verwijzing naar de kerncapaciteiten die aanwezig zijn in de drie versies: de beperkte zichtbaarheid voor vijandelijke radars (stealth) die in combinatie met geavanceerde sensoren het vliegtuig meer kansen biedt om radars te ontwijken en dieper in vijandelijk gebied door te dringen. Dat is de essentie van de ontvangen antwoorden op de gestelde vragen.

Economie dicteert de technologie


Volgens Lockheed Martin was deze keuze ingegeven door economische argumenten en ondanks het feit dat elk van de drie ‘klanten’ een aangepaste versie werd gemaakt, zouden volgens LM minstens 85 % van de onderdelen gemeenschappelijk zijn. Dat drukt de productiekosten en volstaat één assemblagelijn voor de drie versies, aldus nog LM.
 
Dat de keuze voor één basistype (en de deelneming van meerdere partners) zorgt voor een schaalvergroting is logisch. Meer vliegtuigen produceren doet de aankoopprijs dalen en ook het onderhoud wordt goedkoper. Maar daar worden vooral de VS en in mindere mate de partners die deelnemen aan de productie, beter van. Niet noodzakelijk de landen die pas achteraf de JSF kopen ‘off the shelf’.
 
Terzijde, om de politieke keuze voor dit zeer duur project voor de VS maatschappelijk verteerbaar te maken, zorgde de firma ervoor om zo veel mogelijk Amerikaanse staten te laten participeren in de productie en werden vanaf het begin de luchtmachtbasissen voor de JSF gespreid over zeven staten. Het is voorts ook duidelijk dat LM heel veel aandacht besteedt aan lobbying en marketing. Deze zijdelingse bedenking is vooral voor België niet onbelangrijk vermits hier het draagvlak voor defensie veel lager ligt dan in de VS en de kansen op economische return (rechtstreekse of onrechtstreekse industriële participatie) die ook tewerkstelling genereren, gering zijn. Dan spreken we nog niet over de regionale gevoeligheden waarbij Vlaanderen bijna automatisch de verliezende partij zou kunnen zijn - indien alleen industriële participatie als economische return wordt gezien. Maar daarover meer in een van de volgende bijdragen.
 
De keuze van de VS om één enkel vliegtuigtype (in drie verschillende versies) in dienst te nemen werd voorgelegd aan verschillende specialisten (gewezen gevechtspiloten, specialisten software en academici) voornamelijk uit Nederland en België. De neerslag van hun bevindingen roept toch vragen op.

Een voorlopige conclusie


Om al die gespecialiseerde opmerkingen verstaanbaar te maken voor leken beperken we ons tot de kritiek op de basisredenering. Tussen de drie versies zijn er twee die inzake operationele behoeften veel gemeen hebben: de versie A (voor de Luchtmacht) en de versie C (voor de Zeemacht). De derde versie ‘B’ (voor de Marines/Special Forces) is heel verschillend wegens zijn STOVL capaciteit (Short Take Off, Vertical Landing). Het verzoenen van vooral deze laatste versie met de twee andere maakt dat het concept en design van de JSF niet eenvoudig was en er ongetwijfeld compromissen dienden gemaakt te worden. We kunnen enkel vaststellen dat van de meer dan drieduizend vliegtuigen er hooguit vierhonderd twintig van het type STOVL voorzien zijn, waarvoor in België en veel ander landen  helemaal geen behoefte bestaat. Sommigen stellen zich daarbij ook vragen over de volgens LM 85 % gemeenschappelijke onderdelen. Kortom, de Amerikaanse  keuze heeft duidelijk ook nadelen, die zowel een rol spelen in de dure prijszetting als in de niet-optimalisatie van de capaciteiten van elke versie afzonderlijk.
 
Lockheed Martin antwoordde gedeeltelijk op deze kritiek door te stellen dat eventuele nadelen opgevangen worden door de toegevoegde capaciteiten. Bij voorbeeld, wijst men erop dat voor de luchtsuperioriteit (luchtgevechten met vijandige toestellen) de JSF de tegenstander vroeger kan zien dan dat het zelf gezien wordt, waardoor een klassiek luchtgevecht wordt voorkomen. Maar deze voorsprong verliest aan kracht naarmate het programma vertraging oploopt. De potentiële tegenstrevers – Rusland en China – zitten evenmin stil en zullen binnen afzienbare tijd ook over dergelijke geavanceerde systemen beschikken waardoor de ‘stealth’ capaciteit minder belangrijk wordt.
 
Daarenboven geeft men ook toe dat dit enkel vooruitzichten zijn - al deze capaciteiten konden nog niet volledig worden uitgetest. Daarom kan de JSF momenteel niet vergeleken worden met de andere kandidaten waarvan de capaciteiten en zwaktes wel gekend zijn.
 
Tegenover de proefondervindelijke bewezen mogelijkheden van de concurrenten staat er een beloftevolle brochure van een vliegtuig dat nog volop in ontwikkeling is en waarvan de testfase nog enige tijd zal duren. Pas na het beëindigen van deze testen zal een vergelijking mogelijk zijn tussen alle kandidaten voor de vervanging van de F16.  

 

Dat de JSF het beste en betaalbare vliegtuig ‘wordt’ is niet onmogelijk maar momenteel kennen we zijn technologische voorsprong enkel door de glanzende marketingbrochures en verzorgde presentaties.

Gokken over het aantal vliegtuigen


De schaalvergroting en de daaraan verbonden goedkopere prijs voor aankoop en onderhoud stelt ook vragen. Aanvankelijk was Lockheed Martin overtuigd dat ze meer dan vijfduizend vliegtuigen zouden kunnen slijten. In een vertrouwelijke presentatie aan de Nederlandse industrie in 2005 gaat men er van uit dat er 5.500 vliegtuigen zullen geproduceerd worden. Daarin zijn de aanvankelijk vijfentachtig exemplaren die Nederland zou kopen inbegrepen. Dat aantal is ondertussen wel gedaald tot zevenendertig exemplaren en ook andere landen verlaagden hun bestelling gevoelig.
 
Tijdens de briefing op 11 september 2014 kregen we verschillende cijfers te zien. Om de voordelen van de schaalvergroting aan te tonen, vermeldden ze 3.815 exemplaren, waarvan 750 het ‘verhoopte’ aantal voor landen die niet deelnamen aan het project. Voor zover de partners ook de geplande aantallen kopen gaat het dus om 3.052 vliegtuigen. Bij de projectie van de geplande productie heeft men het over een minimum van 3.243 en een maximum van 3.943.
 
De onduidelijkheid stopt daar niet. Israël dat negentien exemplaren bestelde in 2010 en volgens de gegevens van LM zelf er nadien nog eens 50 zou kopen, heeft begin december beslist om veertien bijkomende exemplaren te bestellen. Of ze ooit tot de aanvankelijk geplande aankoop van vijfenzeventig exemplaren zullen komen is weinig waarschijnlijk. In 2005 sprak de chef van de Israëlische aankoopdienst nog van honderd F35. Volgens onze laatste informatie uit Israëlische bron is de vertraging van de bestellingen en de vermindering in aantal te wijten aan de hoge prijs, de weigering van de VS om de broncodes vrij te geven (wat door één bron wordt betwijfeld) maar ook “de beperkte capaciteit en radius van het toestel.
 
De Israëlische aarzeling  is belangrijk omdat daardoor de geloofwaardigheid van het gehele project een ernstige deuk krijgt. De beslissing is des te merkwaardiger omdat Israël de facto gebonden is aan een Amerikaanse toestel en voor de betaling ervan gedeeltelijk gebruik kan maken van de financiële steun die de VS geeft aan Israël.   
 
Over de zevenhonderd vijftig exemplaren die men denkt te kunnen slijten aan andere landen (Foreign Military Sales, FMS) is er nog minder duidelijkheid. Het zou daarom interessant zijn om te weten hoeveel vliegtuigen ze planden voor België? Veertig zoals voormalig defensieminister Pieter De Crem nodig vond?

Gokken over de prijs


Vermits LM beweert dat het aantal geproduceerde vliegtuigen een invloed heeft op de prijs, zou de prijs moeten stijgen wanneer de productievooruitzichten dalen. Een productiedaling van 5.500 naar 3.052, meer dan 40 %, kan toch niet genegeerd worden? Dat de prijsbepaling een complexe materie is willen we best geloven, maar dan volstaat het niet om zo maar een prijs van zeventig miljoen euro als naakte stuksprijs te vermelden. Het JPO spreekt zelfs over een stuksprijs van 80 miljoen dollar of 65 miljoen euro.
 
Ondertussen werden nieuwe bedragen publiek gemaakt. Zo maakte het Noorse ministerie van Defensie via een mededeling bekend dat ze voor de geplande tweeënvijftig JSF/F35A 66 miljard Noorse kronen voorziet. Een schatting die naar alle waarschijnlijkheid (en traditioneel voor aankopen met publieke fondsen) eerder aan de lage kant ligt. Dat maakt omgerekend ongeveer 7,7 miljard euro of 144 miljoen euro per vliegtuig.
 
Voor alle duidelijkheid: deze prijs van grosso modo 150 miljoen euro is de systeemprijs, of de naakte stukprijs plus alle noodzakelijke initiële toebehoren, waaronder opleiding, wisselstukken, enz. Maar vermits LM beweert dat de naakte eenheidsprijs (inclusief motor) slechts zeventig miljoen euro, of nog minder, zou kosten, betekent dit dat de initiële tewerkstelling en instandhouding van de JSF veel méér kost dan de naakte stukprijs. Wat daarna volgt, de jaarlijkse operationele kosten en het onderhoud, is al even belangrijk want geschat op zo’n zes à zeven miljoen euro per vliegtuig. Tenminste, wanneer de piloten ook voldoende vlieguren voor de training krijgen. Iets dat vanzelfsprekend zou moeten zijn, maar in België nooit was.
 
Voor Nederland, dat net zoals Noorwegen een deelnemende partner is in dit project, zouden de zevenendertig F35A dan neerkomen op een investering van 5,33 miljard euro. De jaarlijkse exploitatiekosten werd in een recent document (jaarrapport 2013) van het defensie ministerie bepaald op 283 miljoen euro (voor 37 vliegtuigen). Uitgaande van een minimale systeemprijs voor België van 150 miljoen euro, zou het prijskaartje voor ons land (veertig toestellen) zes miljard euro bedragen en dient er nadien jaarlijks zo’n 306 miljoen euro voorzien te worden voor de exploitatiekosten. 
 
Gezien de blijvende onduidelijkheid en het ontbreken van een verifieerbare systeemprijs zullen we in de volgende bijdragen nog terugkomen op dit probleem.

Joint Program Office (JPO) maakt zich zorgen


Blijkbaar heeft het projectmanagement (JPO) wel meer problemen dan enkel de kostprijs voor de instandhouding. Diverse technische problemen baren eveneens ernstige zorgen. Uit een vertrouwelijk document ‘for official use only’ (27.10.2014) maakt de JSF verantwoordelijke, luitenant Generaal Chris Bogdan (USAF) zich onder meer zorgen over de problemen met de motor, het (te) hoge geluidsniveau, de toenemende vertraging in het programma, de beschikbaarheid voor nucleaire opdrachten (dual capability) en de zeer geringe operationele beschikbaarheid van de actuele vloot.
 
Waar hij zelfs nog niet over sprak in dit document zijn de grote problemen met de software. In een publicatie van het Canadese ministerie van Defensie (update 2014) lezen we het volgende (vrije vertaling): Software blijft het meest uitdagende technisch risico voor het F-35 programma. De vertragingen en de beperkingen in de geleverde software vertragen ook het testprogramma waardoor het risico toeneemt dat de initiële operationele capaciteit eveneens zal moeten uitgesteld worden. Deze informatie wordt dan afgerond met de laconieke mededeling ‘Dat het JPO er alle vertrouwen in heeft dat de voorziene operationele tijdlimiet zal gerespecteerd worden.’ Weinig geruststellend na de reeds opgelopen grote vertragingen van dit ambitieus programma.

 

 

Een voorlopig conclusie is dat het JSF-F35 project nog heel veel belangrijke vragen oproept. Het zou de politieke beleidsverantwoordelijken moeten  aanzetten tot voorzichtigheid en om – nu er voor België nog een echte keuzemogelijkheid is – geen overhaaste beslissing te nemen.

 

In de volgende bijdrage zoeken we een antwoord op de vraag of België voor dezelfde militaire uitdaging staat als de VS en of enkel de F35A daarvoor in aanmerking komt. Subsidiair is de vraag over de rol van NAVO-partners die niet zouden beschikken over de JSF/F35. Is samenwerking dan onmogelijk, of integendeel, is diversiteit in de middelen een pluspunt in complexe operaties?

 

Pierre Therie, kolonel stafbrevethouder o.r., gewezen defensieattaché.
Mede-oprichter vzw Charta Vlaanderen,
Lid kernredactie De Bron

 

05 december 2014

Ideologische barstjes


 MEDIA EN POLITIEK   ANDERS GELEZEN


 

De weigering van N-VA om de Palestijnse staat te erkennen, verbergt een andere tegenstelling: tussen de Antwerpse N-VA en de rest van Vlaanderen, tussen pacifisme en pragmatisme.

Erkenning Palestijnse staat valt op Antwerpse koude steen


 

Ludo Abicht opende het debat in DS op 17/11: N-VA heeft altijd gestaan voor het zelfbeschikkingsrecht van volkeren en zou dus ook de Palestijnse staat moeten erkennen. 
 
In een reactie daarop (DS 19/11) verdedigen Peter De Roover en Peter Luykx, de weigering van N-VA en stellen dat het toch niet helpt. Maar dat ze wel achter het zelfbeschikkingsrecht blijven staan, ook voor de Palestijnen. ‘We mogen niet vergeten dat ook de Israëli’s recht hebben op een veilige staat’. Dat Peter De Roover van voluntaristische VVB-er evolueerde naar een pragmatischer politicus is op zich al een signaal dat N-VA een machtspartij geworden is. Waar ideologie al eens moet wijken voor de macht. Maar elke prominente N-VA’er – en zo zijn er nogal wat -  die voordien met overtuiging pleitte voor de erkenning van een Palestijnse staat, zal daar maar matig mee gediend zijn. Geloofwaardigheid zonder standvastigheid draait al snel uit op politieke kontdraaierij.

 

Net voor het ‘ter perse gaan’ vernam ik dat er toch een erkenning in de maak is, dat ook de steun heeft van de N-VA. Het maakt dit artikel er niet minder lezenswaardig door.
 
In een artikel op Knack online (28/11) schrijft een gewezen N-VA-medewerker Pieter-Jan Van Bosstraeten over een  'Ideologische zelfverloochening als tijdbom’. Daarin heeft hij het over een dubbele evolutie bij N-VA: van Vlaams-nationalistische centrumpartij naar een rechtse partij en van pacifisme naar ‘realpolitik’. Onder de meer dan 100 reacties lazen we er eentje van Huub Broers (N-VA-er zonder mandaat): Wat is er nu verkeerd aan als men in een partij twee strekkingen heeft over een bepaald thema? Dat is toch verrijkend. Inderdaad, in 2011 hebben wij samen ervoor geijverd om in de senaat een bepaalde visie te doen ontwikkelen. Daar sta ik nog altijd volledig achter. Net zoals Piet Debruyn en anderen. Ik wil ook dat de Palestijnen erkend worden. Maar er moet toch ook rekening gehouden worden met de aanvallen op Israël. Die hebben ook recht om beschermd te worden. In deze overtuiging gaat ook schuil dat elk van deze volkeren het recht heeft op een eigen bestaan zonder inmenging van het andere. Veiligheid en vrede dus. Het is jammer dat Pieter-Jan nu op iedereen schiet (sorry voor het woord in deze context) in de partij. Ik vind dat niet eerlijk. Een pijnlijke breuk hoeft niet tot permanente ruzies te leiden PJ. Denk ik toch.
 
Dergelijke tegenstellingen hoeven inderdaad niet te ontaarden in grote discussies, laat staan in een schisma. In elke politieke partij zijn er uiteenlopende opinies – zeker als het gaat over wereldproblemen waarvan de kennis dikwijls omgekeerd evenredig is met de zekerheid van de eigen overtuiging. En in dergelijk complex probleem is elke invalshoek vatbaar voor kritiek. Daarom is ook het voorstel van sp.a (Van der Maelen) eenzijdig en kan men zich afvragen waarom het nu aan bod komt.
 
Maar wie wat langer nadenkt kan zich afvragen of de aangehaalde argumenten van De Roover, Luyckx en ander verdedigers van de niet-erkenning geen drogredenen zijn. Dat de verdedigers – waaronder niet toevallig de hele Antwerpse N-VA-top - niet zozeer bekommerd zijn om wat er gebeurt in Israël en Palestina, maar deze politieke bocht genomen werd wegens een louter lokale agenda. Om de Joodse gemeenschap in Antwerpen niet te schofferen. In dat geval gaat het niet meer om ideologische verschillen, maar om de negatie ervan.

Regeringsdeelname als minst slechte optie


 

In een bijdrage over de evolutie van N-VA ‘Van Beweging naar regeringspartij’ schreef ik indertijd reeds hoe moeilijk het is om een (rechtlijnige) beweging te verbouwen tot een machtspartij, zonder daarbij haar DNA te verliezen. Dat blijkt vandaag maar al te dikwijls uit de gevoerde discussie. Indien de N-VA-top de kritiek op zowel het al te rechtse programma (VOKA als bovenbaas van De Wever) als op het loslaten van de Vlaamse verzuchting, het zelfbeschikkingsrecht, niet ernstig neemt, zou deze ommeslag wel eens kunnen uitdraaien op een verlies van haar electorale basis. Dat er begrip is voor ‘de koelkast’ betekent nog niet dat deze DNA-elementen ook in ‘de diepvries’ mogen.
 
De rechtse grondstroom waarop volgens sommigen de N-VA haar succes baseerde lijkt mij op zijn minst vatbaar voor discussie. Dat Belgischgezinde opiniemakers als de dood zijn voor het succes van het communautaire confederaal verhaal is begrijpelijk. Maar dat N-VA vooral stemmen zou gewonnen hebben wegens zijn economisch rechts programma, werd nergens aan de hand van transparante (verifieerbare) studies aangetoond. Het is veel waarschijnlijker dat de winst er niet kwam omwille van het rechtse verhaal maar enkel omwille van een heel beperkt onderdeel ervan. Namelijk wegens de aangekondigde beteugeling van de sociale en fiscale misbruiken. Een strenger migrantenbeleid en een sociaal systeem dat niet langer misbruikt wordt door klaplopers en politici die dit beleid misbruikten om electorale redenen. Ik kan mij zelfs niet voorstellen dat diezelfde kiezers (o.a. komende van het Vlaams Belang) ook gelukkig zijn met het ongemoeid laten van de superrijken die geen of nauwelijks belastingen betalen op hun  winst op financiële producten (dat is iets heel anders dan de winst bij verkoop van een bedrijf dat men zelf heeft opgebouwd met alle risico’s van dien, cfr Coucke). Overigens is het fout dat winsten op kapitaal totaal onbelast zijn en jawel, de rijken betalen wel belastingen. Ook daarover zouden de media duidelijker kunnen zijn. Dat deed  De Bron wel (hier te lezen).
 
Waar deze regering niets aan kan/zal veranderen zijn de publieke transfers tussen de gewesten, waarbij, volgens Vives, Vlaanderen voor het laatst gekende jaar (2011) 6,2 miljard euro bijdroeg, zonder het aandeel dat Vlaanderen bijdraagt in de afbetaling van en interesten op de staatsschuld (die nu bijna 400 miljard euro bedraagt). Aan een gemiddeld tarief van 2% betaalt de staat zo’n acht miljard euro interesten per jaar. Geld dat dus niet kan besteed worden aan een lastenverlagend beleid.

Het essentiële verschil


 

De vraag over het succes en de regeringsdeelname verplicht ons om dieper te graven en niet stil te staan bij alleen maar de zichtbare tegenstellingen en al of niet foute keuzes. Over het regeringswerk kan na enkele maanden weinig gezegd worden. Het zou wel helpen mochten de regeringsleden wat minder ‘ballonnetjes’ oplaten.
 
Waar heel veel kiezers naar uitkijken en hopen te vinden bij de N-VA, zijn hoogstaande politici in plaats van vooraanstaande vedetten. Politici die een duidelijke taal spreken en betrouwbaar zijn. Die (nog) niet gecorrumpeerd zijn door ‘het systeem’. Die zich werkelijk inspannen om door hun persoonlijke houding, de eerlijkheid en oprechtheid van de ‘Beweging van alle Vlamingen’ blijvend uit te dragen. Wanneer N-VA zich niet wil bezondigen aan dezelfde fouten die de traditionele partijen deed afkalven, dan moet ze er vooral voor zorgen om zelf geen traditionele partij te worden. Dat verschil is naar mijn aanvoelen het cruciale DNA-element dat N-VA nooit mag opgeven. Zonder is ze betekenisloos en zal het succes slechts van korte duur zijn. Te hoog gegrepen? 

Juist of fout, drie citaten


 

Eric Van Rompuy in ‘De Zondag’: 'Ik stel vast dat N-VA geen punt maakt van haar communautair programma. Het confederalisme was vóór de verkiezingen het wezen van de partij, maar ze heeft dat nu in de koelkast gestopt. (…) En als deze regering na vijf jaar slaagt in haar opzet, dan bewijst N-VA mee dat dit land wel degelijk bestuurbaar is en het confederalisme dus overbodig'. 
 
Dave Sinardet in LLB (vrije vertaling) over de geheime akkoorden in Atoma-schriftjes: Er zijn altijd geheime akkoorden tijdens regeringsonderhandelingen. Maar wat betekent een geheim akkoord nog op het einde van een legislatuur? Dat Jambon zich versprak heeft te maken met de moeite die hij heeft om zich ten opzichte van zijn nationalistische achterban (en zichzelf) te rechtvaardigen’.
 
Mark Grammens in ’t Pallieterke (over het Vlaams pacifisme en de besparingen op  defensie): ‘En dus wint de verdenking veld dat het leger er niet is om in conflicten tussenbeide te komen, maar dat de conflicten aangegrepen worden om de militaire tewerkstelling te bevorderen.’
 

Pjotr

25 november 2014

Wanneer Madame Soleil Sinterklaas speelt

MEDIA EN POLITIEK   ANDERS GELEZEN


Ieder boekske heeft zijn ‘Madame Soleil’. Die kent onze toekomst. Maar  sommige politici en andere maatschappelijke spelers blijven stekeblind voor de toekomst. Ze spelen liever Sinterklaas.
 


Madame Soleil, geboren als Germaine Soleil in 1913 te Parijs was een astrologe. Bij haar stond de toekomst in de sterren geschreven. En als grote ster haalde ze de grote radio- en TV-stations, Europe 1 en TF1. Met het geld dat ze daarmee verdiende ondersteunde ze ‘Les restos du Cœur’ van Coluche.

De duurste zonneschijn ooit


Onze eigenste Madame Soleil, geboren als Freya Van den Bossche in 1975 te Gent, was een populaire Vlaamse minister van Wonen en Stedebouw. Ze haalde alle bevriende TV-kanalen, VRT en Canvas, dank zij haar onbesproken gedrag, haar intelligentie en haar verleidelijk figuur. Ze werd als electoraal kanon op de handen gedragen door haar partij en in het bijzonder door Johan Vande Lanotte die haar dan ook koos als opvolger voor de post van minister van Begroting. Daar had ze wel geen verstand van, maar dat was juist de bedoeling. Madame Soleil als Zwarte Piet van de Sinterklaas bij uitstek.  


Haar status van Madame Soleil kreeg ze door haar groenestroombeleid. Een ideetje dat door de grote sp.a-roerganger Stevaert werd gelanceerd en waardoor zij zich - mede dank zij de steun van Johan, Keizer van Oostende - in de gunst kon werken van de grootindustriëlen. Het deerde haar niet dat de factuur werd doorgeschoven naar de kleintjes, gewone families.



In totaal betaalt de Vlaamse overheid elk jaar zo’n slordige 230 miljoen euro aan deze grootverdieners (waaronder succesvolle  industriëlen en zelfs een bank, ING). Samen exploiteren ze 3.386 grootschalige zonnepanelenparken. Een industrieel, Fernand Huts, grote baas van Katoen Natie, ontvangt zo jaarlijks een subsidie van meer dan dertien  miljoen euro. Energie als investeringsvehikel op kosten van de gemeenschap. Wie anders dan de Vlaamse politici zijn hiervoor schuldig?

Industriële afbouw is niet te stoppen


Ondertussen brokkelt het industriële weefsel in Vlaanderen zienderogen af. Vijfentwintig procent in de laatste tien jaar (hier te lezen). En de reden is gekend en nog voor lange tijd onomkeerbaar: we kunnen niet op tegen de concurrentie van de lagelonenlanden. Zelfs wanneer firma’s zoals Van Hool een groot order binnenhalen, bouwen ze een nieuwe fabriek in Skopje (Macedonië) omdat de productie daar goedkoper is. Zouden ze het werk hier houden zijn ze te duur en lopen ze het contract mis. Economische logica kan simpel zijn.



Terwijl het milieu een thema is dat de gepamperde en risicoschuwe Vlaamse elite geweldig beroert en alle media er uitgebreid over berichten, blijkt de dramatische industriële aftakeling van Vlaanderen geen dringende issue te zijn. Ook niet voor de vakbonden. Hoe dat komt weten we ook: ze willen het gewoon niet geweten hebben.

We investeren in dure en  onstabiele energiebronnen om het milieu te dienen, maar door die dure energie bemoeilijken we nog meer de industriële productie. De stabiele en minst belastende nucleaire energie moet weg, omdat er ooit een zware prijs zou hangen aan de verwerking/opslag van het hoog radioactief afval. Terwijl innovatie in dat domein met grote waarschijnlijkheid het probleem kan voorkomen. Controversieel? Ja, maar mag daar eens een debat aan gewijd worden  dat gebaseerd is op feiten en cijfers, in plaats van geloofsbelijdenissen en dooddoeners?

Ondertussen vindt niemand het nodig om voor de vervanging ervan een plannetje te maken. We kozen zonder veel studie en voorbereiding voor de hernieuwbare energiebronnen, zon en wind. Dat die onstabiel en duur zijn, was voor de ‘Groene Beweging’ een detail. Dat we heel wat (dure want onderbenutte) capaciteit ‘in reserve’ moeten houden, mocht het feest niet bederven. En we weten nu ook wat politici doen om dat te realiseren: zorg dat er wat goeie vrienden heel veel geld aan verdienen. Daarom mocht Madame Soleil ( als symbool voor deze amateuristische aanpak) ook Sinterklaas spelen. Want één ding zijn we ondertussen vergeten: Madame Soleil kan zich ook wel eens vergissen.

Het gigantisch groot aantal artikels over de economische globalisatie ten spijt blijven veel politici en vooral de vakbonden, de werkelijkheid ontkennen. De lonen moeten hoger, de werkdruk lager, werklozen moeten meer krijgen en de pensioenen moeten naar omhoog. Waar het geld vandaan moet komen is dan gauw gevonden: de superrijken moeten die acht miljard maar ophoesten en het probleem is van de baan. Met die boodschap is zowat 90 % van de Belgen akkoord. Immers, het zijn de andere 10 % die ervoor opdraaien. Opnieuw dus de gemakkelijke oplossing: we gaan het bij de anderen halen. Maar wat er zou gebeuren mocht men deze nieuwe geldophaling doorvoeren, en hoeveel de opbrengst zou zijn, weet niemand. En wat we vooral niet mogen weten is waarvoor dat geld uiteindelijk zal dienen. Welke nieuwe Sint zal er opstaan om het geld rond te strooien.

Gelijkheid betekent iedereen veel minder  


Er zit een kronkel in de redenering van de linkse politici en de vakbonden: door meer (geld) te willen, verdelen we minder (werk) en wordt de ongelijkheid (tussen werkenden en werklozen) groter. Want dure arbeidskrachten kunnen enkel gecompenseerd worden door meer efficiëntie. Niet alleen door technologie maar ook door het personeel steeds meer te belasten. De kostprijs daarvan kennen we ook: meer welvaart maar minder welzijn. Meer ziekten en een hogere kostprijs voor de ‘volksgezondheid’.


Minder werken spoort wel met meer tewerkstelling, maar dan moet de kostprijs dalen en dat is al evenmin bespreekbaar. Gemakshalve dan maar de ondernemer zijn winsten afromen, maar niet zijn risico’s dragen?

Povere alternatieven 


Telkens het debat gaat over wat we hier nog kunnen doen om mondiaal te overleven, komen twee alternatieven aan bod: meer gesubsidieerde arbeid en de uitbouw van de dienstensector.


Hoe men echter de begroting in evenwicht kan houden en toch werk creëren  via publieke investeringen kon ook professor De Grauwe niet uitleggen. Schulden maken wel, maar dat is toch maar een ander woord voor het lenen van geld aan de volgende generatie. Mooi en niemand voelt het nu. Ondertussen blijft het zoeken naar die ene Belgische regering die spaarde op momenten dat het wel kon. Eens Sinterklaas, altijd Sinterklaas. Het is godgeklaagd dat de brave Zwarte Piet wordt gecontesteerd.

Dat de dienstensector veel mensen kan tewerkstellen konden we al vaststellen bij alle administraties. Het succesverhaal van de linkse visie en de vakbonden: steeds meer mensen en tegelijk minder werken. Alleen de kwaliteit valt wat tegen.

Men vergeet ook dat een bloeiende private dienstensector al evenmin een duurzame oplossing biedt, want zonder een sterk industrieel weefsel waar men nog iets ‘maakt’ zal ook de toelevering van diensten niet lang ‘bloeien’.

Er zijn wel toekomstmogelijkheden




Eén alternatief is de industrialisatie van nieuwe producten. Want er één zekerheid in de economische wereld: wie het beste product heeft zal altijd aan zijn trekken komen. Innovatie is daarbij de belangrijkste factor maar vergt veel privaat risicokapitaal. Bij voorbeeld het geld dat Coucke hieraan wil besteden. Dat precies hij geviseerd wordt is jammer want hij is een van die uitzonderingen die Vlaanderen groot kunnen maken. Andere industriëlen haken veel te snel af wegens te weinig ambitie. Eens hun bedrijf vijfentwintig miljoen euro waard is, passeren ze snel langs de kassa. Deze kruideniersmentaliteit is helaas typisch voor het Vlaamse (kleinschalig) bedrijfsleven.


Maar ook overheidssteun is noodzakelijk voor meer en beter onderwijs en voor genereuze (maar gecontroleerde) financiële injecties voor Onderzoek en Ontwikkeling. Minder regels en een vlottere publieke dienstverlening. Een goede mobiliteit en voor alles minder afgunst.


Beste lezers, met voorgaande afsluitende paragrafen wou ik alleen maar aantonen dat beleidsmakers niets hoeven uit te vinden. We weten het allemaal al zo lang en toch blijven onze beleidsverantwoordelijken Sinterklaas spelen.



Pjotr