27 maart 2014

De media en extreme meningen



 

MEDIA EN POLITIEK  - ANDERS GELEZEN

 

 

Politici en de media spelen een hoofdrol in het informeren van de bevolking. Helaas wordt de lezer/kijker al te dikwijls getrakteerd op onvolledige of gebrekkige informatie. Logisch dat de kritische lezer/kijker afhaakt en het marktaandeel krimpt.
 
Toch zijn zowel de politici als de media als de dood om het debat te openen over de plicht tot objectieve informatie. Wellicht is deze angst ingegeven door het risico dat dan ook de subsidiëring wel eens ter discussie zou gesteld worden. Toch kan het niet dat men de subsidiëring als verworven beschouwt, zonder de kwaliteit van de informatieopdracht te beoordelen. Al te gemakkelijk roept men economische argumenten in om aan een correcte informatieplicht te verzaken. Zou het dan niet logischer zijn dat de privé sector  de kosten draagt?

 

Media en andere meningen

 

Waarom de media moeite hebben met sommige meningen is een intrigerende vraag. Eddy Daniels, eindredacteur van De Bron en gewezen hoofdredacteur van Imediair publiceerde zopas een interessante bijdrage waarbij hij put uit zijn persoonlijke ervaringen in het wereldje van de journalistiek. Neen luidt zijn conclusie, het gaat niet om een complot of inmenging van bovenuit maar is het gevolg van  het corporatisme van het journalistieke gild dat enkel gelijkgezinden opneemt in de hoogste (lucratieve) regionen van ons-kent-ons.
 
Zonder de stelling van Daniels in zijn geheel tegen te spreken, vond ik bij mijn onderzoek naar De Standaard[1] toch twee voorbeelden van partijpolitieke interventies door Thomas Leysen, voorzitter van de raad van bestuur van de krantengroep Corelio en dus de baas van De Standaard. Dat Leysen telkens vergat om zijn functie bij de krantengroep te vermelden is geen geruststellende ‘vergetelheid’. 

 

Thomas Leysen als bezorgde burger

 

Een eerste interventie waarin Thomas Leysen, een partijpolitiek standpunt inneemt, werd in De Standaard gepubliceerd op 7 juni 2010. Deze uitspraak werd nog belangrijker door de keuze van het ogenblik, net voor de verkiezingen op zondag 13 juni.
 
Een eerste citaat: “Ik schrijf dit stuk dan ook niet als VBO-voorzitter of als voorzitter van Umicore. Ik schrijf dit gewoon als een bezorgde Vlaming die niet van plan is om binnen enkele jaren, als het te laat is, aan zijn kinderen te vertellen dat we het niet hadden zien aankomen”. Waarom hij hier niet vermeldt dat hij ook de baas is van De Standaard kan alleen maar geïnterpreteerd worden als doelbewuste misleiding. Ik ken trouwens weinig ‘bezorgde burgers’ die enkel omwille van hun bezorgdheid een volle bladzijde in de rubriek Opinie kregen. Precies of zijn visitekaartje er niet toe doet.
 
De korte samenvatting van zijn oproep om niet voor N-VA te stemmen staat onderaan: “THOMAS LEYSEN Wie? Ondernemer. Wat? Kiezen voor separatisme zal ons zuur opbreken. Waarom? Het staatsbestel moet op een doordachte wijze hervormd worden.”

 

 

Een redactie onder druk

 

Op 12 juli 2012, opnieuw een cruciaal moment want net voordat Leterme op 15 juli het ontslag van zijn regering aanbood, verscheen in DS nog maar eens een bijdrage van Thomas Leysen. Ditmaal ondertekent hij als voorzitter van het VBO. Hierin schrijft hij onder meer: “Mijn laatste oproep gaat naar de media. Als de politiek er in de volgende dagen alsnog in zou slagen de visie op te brengen om een breed communautair vergelijk te verwezenlijken, zullen de pers en de audiovisuele media in de daaropvolgende uren en dagen een cruciale rol spelen. Kritische en onafhankelijke berichtgeving is essentieel in elke democratische samenleving. Het wordt echter gevaarlijk wanneer scherpe pennen en radde tongen op een scharniermoment overslaan in goedkoop cynisme of kleingeestig leedvermaak. Hopelijk zal de vierde macht, aan weerskanten van de taalgrens, kunnen weerstaan aan de drang om al diegenen die de moed zouden tonen met een oplossing voor de dag te komen, te bestempelen als volksverraders of als losers. Dan zou de pers immers de uiteindelijke verantwoordelijkheid nemen voor een welhaast uitzichtloze situatie, en zouden wij allen de echte verliezers worden”.
 
Dat Leysen deze bijdrage ondertekent als voorzitter van het VBO verandert niets aan het dwingend karakter van zijn oproep voor de redactie van de eigen kranten. Na deze publieke stellingname is het voor de redactie wel heel moeilijk om daar geen rekening mee te houden. Maar misschien had ‘zijn’ redactie deze waarschuwing niet nodig omdat het ook zonder hem al op dezelfde politieke lijn zat.

 

De VRT kiest voor inhoud

 

Het zal wel toeval zijn dat net nu de beste debater onder de partijvoorzitters, Bart De Wever van N-VA is, dat de VRT-verkiezingsredactie niet wil focussen op personen maar op partijprogramma’s. Wanneer dat ook op een correcte manier gebeurt is er geen probleem. Maar of daarmee de kiezers ook voldoende informatie krijgen is helemaal niet zeker. Eerst zien, dan oordelen. Mij lijkt het echter dat de belangrijkste aspecten van de politiek besluitvorming nog steeds het exclusieve privilege blijven van enkele partijvoorzitters en hun intimi. Daarover zullen we helaas veel te weinig horen of lezen. 
 
De VRT wil een bijzondere inspanning doen om de partijvoorstellen te evalueren. Controleren of de cijfers al dan niet kloppen. Een lovenswaardige poging maar niemand is tot op heden op het gedacht gekomen dat niet de partijprogramma’s noch het kostenplaatje bepalend zijn voor het toekomstig gevoerde beleid, maar de rekkelijkheid waarmee de partijen omgaan met hun eigen beloften. Ivan De Vadder (in De Zevende Dag) zou dus naast de cijfers ook de echte breekpunten voor elke partij eens moeten oplijsten. Immers, wat geen breekpunt is, is voor de partijleiding totaal onbelangrijk. Het kan anders zoals het eensgezinde front van Franstalige partijen nu al decennia in de praktijk bewijzen. Zou de VRT de kiezers daar niet moeten op attent maken?

 

Reynebeau sabelt andersdenkenden neer

 

In DS van 19 maart buigt Marc Reynebeau zich over het boek[2] dat gewezen bankier Remi Vermeiren onlangs schreef. Om te beginnen is het unfair van de redactie om de auteur niet zelf aan het woord te laten. Dat Reynebeau in zijn zeer eenzijdige recensie zelfs nalaat om de referentie van dit boek bekend te maken – de lezers zouden het toch  eens zelf willen lezen – bewijst hoe vooringenomen hij wel is. En hoe gewillig de redactie meegaat in de verkettering van andersdenkenden.
 
De techniek van Reynebeau is kinderlijk eenvoudig: haal uit het boek een negatief element en borduur daarop een volledige recensie die volledig voorbijgaat aan de essentie van het boek. Kwaadwillige opzet lijkt mij de enige drijfveer. Op die manier heeft hij in elk geval de geloofwaardigheid van De Standaard als kwaliteitskrant een flinke deuk gegeven.

 

Omgaan met extreme meningen

 

Naar aanleiding van mijn vorige bijdrage over ‘Gelijkgezinde media gezocht’ kreeg ik enkele bemoedigende reactie die aantonen dat sommige lezers wel degelijk open staan voor andere en zelfs extreme meningen.
Marcel De Rycke reageerde als volgt: ‘Voor mij mogen alle meningen aan bod komen, van uiterst links tot uiterst rechts, als ze maar in beleefde termen gesteld zijn en met duidelijke argumenten gestaafd. Een persoon die kennis neemt van welke mening dan ook moet voldoende nadenken over wat hij meeneemt van de verkondigde mening en wat hij ervan verwerpt. Een gezonde dosis argwaan is hier altijd op zijn plaats. Ook al ben ik het niet eens met een mening ik wil altijd luisteren naar de argumenten (vrij naar Voltaire).
 
Er is de laatste tijd heel wat te doen om de extreme verkiezingstaal in Nederland en Frankrijk. Wilders en Marine Le Pen boegbeelden van extreem rechts werden door alle media opgevoerd.
 
De vraag is hoe we best omgaan met extreme of zelfs racistische uitspraken van politieke tenoren? Er zijn drie mogelijkheden, (1) men zwijgt erover in de overtuiging dat het niet de media zijn die als klankversterker moeten optreden, ofwel  (2) men censureert de informatie ofwel (3) men geeft alle informatie zonder beperkingen en laat aan de kiezer over om te oordelen.

 

Doodzwijgen is een foute optie

 

De media kozen zeer dikwijls voor de eerste keuze – doodzwijgen – wanneer het ging om gevoelige maatschappelijke problemen. Zoals de moeilijkheden van het samenleven met verschillende culturen. We leerden ondertussen dat deze methode de problemen niet deed verdwijnen. Het negeren veroorzaakte vooral frustratie. Dat resulteerde in de opkomst en electorale winst van extreme partijen, zoals het Vlaams Blok.
 
Zopas schreef politicoloog Carl Devos in De Morgen dat we N-VA dankbaar moeten zijn dat ze door er niet over te zwijgen maar door nuancering van het dossier de stemmen van het VB kon recupereren.
 
Overigens was het opmerkelijk dat de ‘vader’ van het cordon sanitaire tegen het VB, Jos Geysels  in Terzake liet optekenen dat het cordon enkel bedoeld was om met het VB geen regering (of gemeentebestuur) te vormen en dat het niet de bedoeling was om VB-politici (of de problemen die ze aankaarten) dood te zwijgen.

 

Selectieve misleiding helpt niet

 

Over Wilders kozen de VRT en meerdere kranten en magazines voor de tweede optie, selectieve berichtgeving (enkel wat negatief was).  Het is goed dat men inziet dat doodzwijgen weinig zoden aan de dijk zet. Maar volstaat selectieve berichtgeving? Door de context van de uitspraak te negeren versterkte men het provocerend en racistisch karakter van de uitspraak over de Marokkanen in Nederland. Tegelijk zorgt deze aanpak dat er andere onbeantwoorde vragen rijzen. Onder meer de vraag, hoe het mogelijk is dat niettegenstaande de racistische inslag ervan, toch zoveel mensen het daarmee eens zijn?
 
Morele verontwaardiging is terecht maar mag geen excuus zijn om de mensen een deel van het verhaal te ontzeggen. Via internet deed al snel informatie de ronde over feitelijke gegevens die – gegrond of niet, de lezer zal daarover oordelen – uitleggen waarom Wilders deze uitspraak deed. Het gevolg is dat mensen beginnen twijfelen en zich afvragen waarom niet het ganse plaatje voorgelegd wordt. Want, mochten we het debat opengooien, dat  is het alvast mijn overtuiging, dan zal het gezond verstand van de bevolking de juiste weg wijzen. Precies omwille van het extremisme en racisme, maar zonder de (selectieve) morele verontwaardiging van de media.

 

Etnisch gelieerde problemen benoemen kan

 

Etnisch gelieerde problemen kunnen wel degelijk benoemd worden zonder dat de boodschapper neergesabeld wordt. Twee sprekende voorbeelden.
 
Luckas Vander Taelen (Groen) was de eerste die het aandurfde én ook publicatieruimte kreeg van DS om zijn kritiek te spuien op wantoestanden die veroorzaakt worden door allochtonen. Zonder hem zat men bij DS ongetwijfeld nog in de fase van ontkenning. Het werd Vander Taelen niet in dank afgenomen in de progressieve kringen waartoe hij behoort. Maar ondertussen is ook daar het licht gaan branden en zoekt men met minder emoties en taboes naar oplossingen in plaats van de boodschapper te verketteren.
 
Wanneer een prominent verdediger van de multiculturele samenleving zoals Daniël Termont, SP.A burgemeester van Gent, eiste dat er minder Roma’s zouden verblijven in Gent, dan is dat een veralgemeende veroordeling van deze bevolkingsgroep – en dus al even racistisch als de uitspraak van Wilders. Het gaat hier trouwens om eenzelfde achterliggende oorzaak waar ook Wilders naar verwijst (maar nergens gepubliceerd werd): criminaliteit. In het geval van de Roma’s gaat het over talrijke diefstallen met inbraak die door de politie werden vastgesteld of aan Roma’s werden toegeschreven. En ook in België is er een oververtegenwoordiging van allochtonen van Marokkaanse afkomst in de criminaliteitsstatistieken.
 
Wat Termont net als Vander Taelen met hun uitspraken bewijzen is dat het wel mogelijk is om etnisch gelieerde problemen te benoemen zonder meteen als racist weggezet te worden. Hun duidelijke standpunten hebben in elk geval diezelfde media en de bevolking nauwelijks opgeschrikt.
 
De media zouden daar lessen kunnen uit trekken. In plaats van de problemen dood te zwijgen of het schoolmeestervingertje in de lucht te steken, zouden ze ook kunnen vertrouwen op het gezonde verstand van hun kijkers/lezers. Na meer dan tien jaar dagelijks de media als kritisch consument van dichtbij te volgen heb ik de indruk dat de intellectuele elite, waartoe journalisten en kunstenaars zichzelf rekenen, schrik heeft van het gezonde verstand. Stel u voor dat de steeds beter opgeleide ‘straat’ gelijk heeft en niet zij die zichzelf de rol toebedeelden van schoolmeesters, of godbetert van opvoeders van delinquenten. Het zijn zelfs geen schoolmeesters, want voor wie het vergeten is, schoolmeesters dienen het zelfdenkend vermogen van de leerlingen te stimuleren, niet te dwarsbomen door informatie te verzwijgen.

 

Overlast zonder onderscheid

 

Wat deze uitspraken van Vander Taelen en Termont ook duidelijk maken is dat deze etnisch gelieerde problemen geen exclusieve dada zijn van extreem rechtse critici. Mij lijkt het vooral dat de belangstelling (of niet) voor deze problemen alles te maken heeft met de omstandigheid of men persoonlijk geconfronteerd wordt (of niet) met de overlast. Uit hun reacties blijkt dat er dan nauwelijks verschil is tussen de ‘rechtse racisten’ en de ‘progressieve elite’.
 
Dat nu ook de PS instemde met een strengere immigratiewetgeving heeft alles te maken met het toenemend ongenoegen bij de eigen basis. Diegene die zelf het  slachtoffer zijn van die wantoestanden in de ‘rode’ steden, en niet verder meewillen in het multiculturele verhaal.
 
Misschien kunnen we daarover eens in debat gaan.
 

 

Citaat van de week

 

Doorbraak, Harry De Paepe, over de angst voor N-VA:  “Maar waarop is dat 'bang zijn' nu gebaseerd? 'Het zijn nationalisten!' 'Ze zijn rechts!' Misschien wordt het tijd om de slogans even achterwege te laten. Mensen 'bäng' (ah, de umlaut) maken voor dreigende beelden van stampvoetende laarzen en schreeuwende bruinhemden door de straten van menig Vlaamse stad na 25 mei lijkt weinig efficiënt en zelfs een heuse banalisering van de geschiedenis. Een afkeer hebben van een ideologie is begrijpelijk en doodnormaal, maar bestrijd tegenstanders met argumenten, niet met visioenen vol umlauten. Doe ons politieke landschap een plezier, want het debat is op dat vlak al even folkloristisch als een man in pandapak op een televisieavond.
Ik was overigens eens in Wenen (oei, ze spreken daar Duits!) en ik wilde bij rood licht in een volkomen verkeersluwe straat oversteken. Je wil niet weten welke verwensingen ik naar mijn hoofd geslingerd kreeg. Ik wachtte dan toch maar op groen licht. Het land en de stad zijn in handen van de linkse SPÖ (oei, umlaut!). Moest ik als 'auslander' nu ook 'bäng' zijn?” Anders gelezen, moet je wel bang zijn voor de socialisten in Wenen, want daar kan een mens zijn werk en zijn ‘sociale’ woning verliezen wanneer hij zich afkeert van de partij. De voedingsbodem voor het FPÖ van wijlen Jörg Haider. Eigen bult dikke schuld.

 

 



[1] Boek ‘dS anders gelezen’, ISBN 978 90813 71711, www.andersnieuws.eu
[2] Remi Vermeiren, België. De onmogelijke opdracht. Uitgeverij Pelckmans, 2014, 216 blz., 20,00 euro.