06 augustus 2014

Waarom ik niet over Gaza schrijf

MEDIA EN POLITIEK  ANDERS GELEZEN



Geen dag gaat voorbij of we worden overstelpt met dramatisch nieuws over de onmenselijke situatie in GAZA. De berichtgeving is overrompelend, maar het ontbreekt dikwijls aan nuance. Soms is het beter te zwijgen.

Precies omwille van mijn opgedane ervaringen tijdens gewapende conflicten, vind ik het zo moeilijk om over dit conflict te schrijven. Misschien helpt het wanneer ik verklaar waarom het zo moeilijk is.

Waar is die ‘goeie ouderwetse oorlog’




Vanzelfsprekend bestaat er geen ‘goeie’ oorlog, maar er zijn wel veel conflicten die door geweld beslecht werden. Op de oorlog volgde een wapenstilstand en een relatieve vrede. Dat is al een eerste verschil met wat er vandaag gebeurt in de Gaza-streek. Daar gaat het om een onmogelijk conflict zonder einde. De huidige dramatische ingreep van Israël in het leven van de Gaza-bewoners is ongetwijfeld niet de laatste. En daar zijn beide partijen verantwoordelijk voor.

Een ander reden om niet over dit conflict te schrijven, tenzij met veel nuance en veel terughoudendheid is het feit dat niemand een militaire oplossing wil, een ‘Endlösung’.


In Oekraïne riep onlangs een journalist van ultra-rechtse strekking op om het Russisch deel van de bevolking in Oostelijk Oekraïne te liquideren. Geen uitzondering en blijkbaar ook geen hinderpaal voor bevlogen EU-verkozenen om hen in Kiev kritiekloos  te prijzen als de verdedigers van de Europese waarden.

Iemand van De Bron omschreef de militaire situatie tussen Israël en Hamas als volgt: ‘Israël is militair zo sterk dat ze de Gaza-bevolking in zee kan drijven maar dat niet wil. Hamas kan de Israëli’s niet in zee drijven maar wil het wel’.



Hoe veraf is de klassieke oorlog waar enkel legers mekaar bekampten en waarbij de menselijke tol onder de burgerbevolking relatief beperkt bleef. Het veranderde helaas en het werd niet humaner. Integendeel, wat mij vandaag opvalt en iedereen zou moeten beroeren, zijn de emoties die aan de basis liggen van de gruwelijkheden. Maar het is geen recent fenomeen. De eerste wereldoorlog was de laatste die nog echt een zaak van legers was. Uitgevochten door soldaten die mekaar niet haatten maar gewoon opdrachten uitvoerden. Die met Kerstmis heel even samen bezinden tussen het prikkeldraad en de bommenkraters.

Tijdens de tweede wereldoorlog werden doelbewust burgerdoelwitten aangevallen (Londen, Dresden, Hiroshima en Nagasaki) om ‘het moreel’ van de tegenstander te breken. Burgers werden veel kwetsbaarder voor het militaire geweld.

Opnieuw veranderde de situatie toen volkeren met weinig middelen dienden op te tornen tegen de militaire overmacht van de tegenstrever. Ze gingen soms letterlijk ondergronds. Ze verscholen zich onder de bevolking, werden zelf de bevolking. Een Australische Vietnam-veteraan vertelde mij dat hij ooit ooggetuige was van een aanslag op een politieman. Een kind wandelde naar de politieman toe en ‘trok aan een koordje’.

Tijdens de oorlog in Joegoslavië (1992 - 2001) ontmoette ik in het vluchtelingenkamp dat wij  bouwden in Kroatië, een Bosnische vrouw die verkracht werd door een buurman en waarvan een van haar kleine kinderen voor haar ogen doodgeschoten werd. Dode ogen, een afschuwelijk beeld dat nooit helemaal van mijn netvlies zal verdwijnen.
Geen enkele militair is vandaag beter geplaatst om een mening te hebben over het Gaza-conflict dan om het even welke geïnteresseerde burger. De gewapende conflicten die overal opduiken zijn geen strijd meer tussen professionals, militairen, maar letterlijk burgeroorlogen. Oorlogen waarin burgers niet enkel slachtoffer zijn (collateral damage) maar ook medeverantwoordelijk en soms zelfs (minstens passieve) mededaders van gruwelijke acties.

Haat




In al die burgeroorlogen is er telkens één constante die terugkeert: haat. De stap die burgers zetten om gruwelijke misdaden te plegen komen telkens weer voort uit die (gecultiveerde) haat. Wanneer men zegt dat oorlog het slechtste in de mens bovenhaalt, dan is dat nog meer waar voor burgeroorlogen.

Wie eerlijk is zal moeten toegeven dat in dergelijke ‘oorlogsomstandigheden’ de Conventies van Geneve respecteren heel moeilijk wordt. Ook voor militairen die geconfronteerd worden met een onherkenbare vijand. En al zijn militairen meestal de meest gedisciplineerden onder de ‘daders’, ook zij kunnen niet altijd weerstaan aan die om zich heen grijpende verblindende haat.

Deze haat wordt ook gevoed door de frustratie van de zwakkere partij ten overstaan van een onoverwinnelijke tegenstander. De militaire technologie maakt dat militaire ‘grootmachten’ bij wijze van spreken vanuit een comfortabele zetel op duizenden kilometers van het gevaar, bedreigingen kunnen neutraliseren. Dat wakkert alleen maar die frustratie en de haat aan. Maar wanneer men daarenboven met al die opgekropte frustratie en haat veroordeeld is om dagelijks naast mekaar te blijven leven, zoals Joden en Palestijnen, wordt elk samenleven een hel. Dat is in feite al zo sinds de oprichting van de staat Israël in 1947.

Toen ik begin jaren negentig voor een prospectieopdracht naar Israël ging voorzag het programma ook een bezoek aan het land (onder andere het meer van Tiberias, Bethlehem, Jeruzalem). Onze begeleider was een gepensioneerde generaal en wat mij bijgebleven is van deze rondrit – naast de gedegen uitleg - was vooral de ingehouden woede bij de generaal en de ‘dreigende’ blikken bij de bezochte moslimbevolking. Toen was het al zo duidelijk dat ze mekaar naar het leven stonden en vandaag nog altijd staan. Vreselijk om zo te moeten leven, verschrikkelijk om in dergelijk klimaat kinderen groot te brengen die ooit zelf de wapens zullen moeten dragen om zich te verdedigen.

Opiniemakers met een paardenbril op




In De Morgen (25/07) schreef Ludo Abicht, docent Midden-Oosten aan de UAntwerpen een bijdrage onder de titel ‘Wie de Israëlische aanvallen aanklaagt, mag niet over de acties van Hamas zwijgen’. Hiermee getuigt hij niet enkel van empathie maar nuanceert hij wat daar gebeurt. En dat ontbrak heel dikwijls in andere bijdragen, die ofwel de Palestijnse dan wel de Israëlische zaak verdedigen. Hij schrijft: ‘Indien wij er niet in slagen zowel de Palestijnen als de Israëlische Joden aan onze humanistische principes te herinneren, zouden we beter onze mond houden’. Ondanks zijn zwijgen is zijn conclusie, dat we niet afzijdig mogen blijven, terecht. Alleen wordt het hoog tijd dat men beseft dat de Europese ‘soft power’ niet werkt in dergelijke situaties.

In Knack (4/08) verscheen een oproep aan de Belgische regering: Onze politici moeten ‘op de tafel te kloppen’ want anders zijn ze medeplichtig aan de aan gang zijnde genocide. “Wij snakken er naar om eens fier te zijn dat we in België wonen, een land met een regering die het opneemt voor de Palestijnen en die Israël op zijn plaats durft te zetten”. De lijst van ondertekenaars bestaat hoofdzakelijk uit bekende mensen uit de culturele sector (Tom Lanoye, Kristien Hemmerechts, …), de linkse ‘intellectuele elite’ (Walter Zinzen, Eric Corijn, …) en nogal wat Arabische namen waaronder Dyab Abou Jahjah. Ook Bert Anciaux ontbrak niet op het appel. Hun oproep bevat ook een dreigement: “Wij gaan u hier op afreken”.



Dat ze nogal selectief zijn met hun oproep deert hen duidelijk niet. Erger is dat er momenteel wel echte genocides - waar de bewoners niet vooraf worden verwittigd - bezig zijn in andere landen waar ze zedig over zwijgen. Mogen we even herinneren aan ons eigen Belgisch falen in Rwanda? Waar was onze intellectuele en culturele elite toen sp.a minister van Buitenlandse Zaken, Willy Claes, eenzijdig de Belgische blauwhelmen terugtrok uit Rwanda en zo een genocide vergemakkelijkte? Daar en toen hadden we wel het verschil kunnen maken, niet door op tafel te kloppen maar door militair ingrijpen. Maar nu moeten we op tafel kloppen? Alsof die Europese soft power al veel succes heeft gekend.

D
ezelfde dag dat hun oproep verscheen in Knack, kon men op Twitter de bekentenis van een Italiaanse journalist lezen. Eenmaal buiten Gaza liet hij weten dat een VN-school wel degelijk door Hamas werd beschoten en alle aanwijzingen heel snel werden opgeruimd zodat niemand het zou weten.

Het gevaar van eenzijdige oproepen zoals deze in Knack is dat ze mobiliserend werken in eigen land en zo net datgene aanwakkeren wat men wil vermijden: de polarisering tussen de Joodse en Palestijnse gemeenschap in eigen land. Antwerps burgemeester De Wever waarschuwde hier reeds voor. Uiteraard was deze waarschuwing voor N-VA-tegenstanders zoals Tom Lanoye geen hinderpaal maar eerder een bijkomende stimulans om te ageren. Maar hun eenzijdige oproep bewijst dat ze met twee maten en gewichten werken en daarom elke geloofwaardigheid verliezen. Zij hebben alvast de kans gemist om te zwijgen.



Pjotr