23 oktober 2014

Burgerzin in de PS-staat


MEDIA EN POLITIEK  ANDERS GELEZEN


 

Tegenover de soms rabiate Vlamingenhaat van Franstalige politieke straatvechters en parvenu’s is zowel kordaatheid als verdraagzaamheid aangewezen.

 

Laurette Onckelinx was recent de protagoniste van een tragedie die zich afspeelde in een oud-Griekse theater – een gelegenheid waartoe het Belgisch parlement zich perfect leent. Is haar viswijvenpraat een wederwoord waard? Neen, zegt Bart De Wever, want de problemen van de vorige eeuw zijn niet meer belangrijk of tenminste, de problemen van deze eeuw zijn veel belangrijker. Punt gemaakt.

 

Met dit standpunt geeft De Wever allicht ongewild een mooi voorbeeld van wat België eigenlijk samenhoudt: het negeren van alles wat niet past. Maar ook Onckelinx is een perfect voorbeeld, maar dan wel van alles wat België verscheurt tot op het bot. Decennialang worden de Vlamingen nu al door de Franstalige socialisten voorgehouden hoe fout ze zijn met hun genuanceerd discours over de collaboratie; omwille van hun racistische houding ten overstaan van migranten. Omdat Vlamingen vinden dat integratie betekent dat iemand ook de taal moet machtig zijn. Dat een godsdienstige  overtuiging geen hinderpaal mag zijn voor onze samenleving en nog minder dat ze in strijd mag zijn met de universele rechten van de mens. Omdat allochtonen vooral daardoor meer kans maken op sociaal comfort en werk. Hier ontbreekt het de Vlamingen vooral aan kordaatheid.

De collaboratie en het verzet


 

Het is wellicht al ongepast voor de poco-wereld om collaboratie en verzet samen in een titel te vermelden. Nochtans zijn er veel bindtekens tussen beide. Zwart-wit, maar ook veel grijstinten die echter ongepast zijn en waarop een taboe rust. Zo blijft alles netjes zwart of wit. Mag niets worden uitgepraat. En voor alle duidelijkheid: verzet is inderdaad wit en collaboratie zwart. Dat zei ook De Wever al duizend keer.
 
Dat het wit soms witter is met dan zonder Dash maakt niet het verschil. Zo lang men maar weet dat er vuile vlekken waren op enkele witte jassen en voor het zwart soms een menselijke reden was (noem het eerder falen) zoals Jambon verklaarde. Deze ongenuanceerde tegenstelling ontbreekt het al te zeer aan verdraagzaamheid.
 
Laat mij een persoonlijk voorbeeld geven over hoe het anders kan.
 
Toen ik Commandant werd van een militaire eenheid liet mijn voorganger weten dat de oudstrijders zich verzetten tegen de aanwezigheid van de burgemeester op militaire plechtigheden. Omdat hij veroordeeld werd als collaborateur. De burgmeester wist dat en liet zich daarom voor elke plechtigheid waarop hij als burgemeester werd uitgenodigd vervangen door een schepen. Deze oplossing strookte echter niet met mijn principes en ik wou deze situatie niet blijvend aanvaarden. Na vele weken dubben had ik met de burgemeester een zeer lang gesprek waarin hij mij vertelde over het hoe en waarom, ... de redenen voor zijn in zijn ogen politiek gedrag. Maar ook dat hij nooit iemand verraden had maar wel voor ‘den Duits’ gevochten had in Frankrijk en Duitsland en daarvoor terecht gestraft werd. Ook hij werd zoals anderen later senator voor de VU, en deed nooit afstand van zijn politieke overtuiging.
 
Van mijn kant maakte ik hem duidelijk dat ik collaboratie onder geen enkele omstandigheid kon goedkeuren, maar wel begrip kon opbrengen voor zijn redenen. Verder liet ik hem weten dat hij als burgemeester verplichtingen had en deze diende na te komen, ook al zou dat niet stroken met zijn persoonlijke overtuiging. 
 
De volgende stap was een gesprek met een vereniging van verzetsstrijders (vooral overlevende familieleden). Ook dat was een zeer moeilijk gesprek. Het was duidelijk dat voor hen de collaboratie een misdrijf was dat nooit kon vergeven worden. Deze in mijn ogen onverzoenlijke houding - waarvoor ik wel veel begrip heb maar principieel niet kan aanvaarden - betekende dus dat de burgemeester volgens de wet en de democratische regels deze functie mocht uitoefenen maar niet alle verplichtingen die eraan verbonden waren, mocht invullen. In feite komt deze houding erop neer dat men de wet naast zich neerlegt. Iedere collaborateur moet levenslang zijn burgerrechten kwijt zijn. Hier stond onverdraagzaamheid elk gesprek, elke menselijke oplossing in de weg.
 
Het resultaat van deze gesprekken was dat ik bij de volgende bataljonsfeesten de burgemeester uitnodigde en vroeg om persoonlijk aanwezig te zijn. Hij heeft dat gedaan en ik mocht de kwade blikken van enkele oud-strijders incasseren. Maar uiteindelijk zag iedereen in dat dit een goede oplossing was en werd de situatie opnieuw normaal. Later, toen koning Boudewijn overleed, organiseerde ik op eigen initiatief een kleine plechtigheid met defilé voor een – op een stoel geplaatste - foto van de koning in het midden van de erekoer. Vooraan, zij aan zij, liepen de burgemeester-collaborateur en oud-strijders. Ik beken dat ik toen tranen in de ogen kreeg. Een burgemeester die als overtuigd republikein samen met oud-strijders en actieve militairen hulde bracht aan de overleden koning. Verdraagzaamheid als antwoord op onverdraagzaamheid. Moet kunnen.

 

Theo Francken stelt foute vraag


 

Het facebook bericht waarin Francken de vraag stelde naar de economische meerwaarde van immigranten uit Marokko, Algerije en Congo, was alvast een goede voorzet voor Onckelinx om hem een racist te noemen. Politoloog Carl Devos vond dit te ver gaan en merkte op dat het maar een kleine stap is van ‘racist Francken’ naar ‘alle Vlamingen racist’. Terecht want, ‘il va de soi’ voor de Franstalige politici van de PS en cdH, dat alvast de 44.498 kiezers die een voorkeurstem uitbrachten op Francken eveneens racisten zijn. Met de 29.616 voorkeurstemmers op die ander ‘racist’ Jambon erbij, is hun aantal vergelijkbaar met het aantal inwoners van Kortrijk. Allemaal racisten.
 
Mogen we dan nog nadenken en uitzoeken of de vraag die Francken in dat bericht stelde gegrond is, zonder weggezet te worden als racist? In dit België dat al te zeer een PS staat is, is dat duidelijk niet mogelijk. Hier is dus veel kordaatheid nodig.
 
Opnieuw een zelfbeleefde ervaring. Zo’n tien jaar terug vertelde een procureur-generaal mij dat er in Brussel meer allochtonen (dan in andere Europese hoofdsteden) zijn met onvoldoende of helemaal geen opleiding noch werkervaring. Dat Brussel veel aantrekkelijker was voor immigranten zonder goede economische vooruitzichten. Hij verbond daar geen conclusies aan maar zijn ‘vaststelling’ leek mij wel de moeite waard om daar meer over te weten. Daarom richtte ik mij tot de welbekende filosoof en professor Philippe Van Parijs. Met de vraag of het inderdaad waar was dat er in Brussel veel meer allochtonen waren zonder opleiding noch werkervaring dan in ander Europese hoofdsteden? Of daar al onderzoek naar gedaan werd? Zijn antwoord was nogal kortaf: dat hij geen weet had van studies terzake en hij geen tijd had om hierover onderzoek te doen. Maar hij zou het navragen. Dat was het eerste en ook het laatste dat ik hierover van hem hoorde.
 
Met andere woorden: de vraag die Theo Francken stelde op facebook, nl. of sommige allochtonen wel bijdragen tot de economische welvaart, had ik reeds veel vroeger gesteld op basis van een uitspraak die niet zomaar weg te zetten is als racistisch. Wat hier telt is dat in deze door de PS gedomineerde stad er duidelijk een taboe rust op alles wat het beeld van PS-medeplichtigheid aan een onzorgvuldig immigratiebeleid zou kunnen bewijzen. En laat het duidelijk zijn, ik verontschuldig mij niet voor deze nieuwsgierigheid.
 
Toch was er ooit een Vlaamse journalist die in een vlaag van luciditeit dit taboe doorbrak:
Bart Eeckhout die in De Morgen van 1 oktober 2009 het volgende schreef: “Gelukkig, zo denkt men dan, leven we in een democratie. Falende bewindslui kunnen bij elke stembusgang om rekenschap gevraagd worden en desnoods weggestemd worden. In Molenbeek (en wellicht in nog wel wat andere gelijkaardige gemeenten) wordt de politieke loyauteit van een deel van de bevolking evenwel afgekocht met overheidsjobs, uitkeringen of sociale woningen. Zo weet de ‘liste du bourgmestre’ van Moureaux zich telkens weer verzekerd van een comfortabele meerderheid. Cliëntelisme heet dat, maar met wat meer moed zou je het ook afwending van overheidsmiddelen kunnen noemen.
Bij gemeenteraadsverkiezingen in deze gemeente tref je in de rijen kiezers her en der oudere en nagenoeg ongeletterde allochtone burgers aan met in de vuist een briefje gekneld met daarop enkel de naam van de zittende burgemeester geschreven, opdat ze vooral niet zouden vergeten op wie ze moeten stemmen. Zo ging het in de negentiende eeuw, zo gaat het vandaag nog altijd in Sint-Jans-Molenbeek.”

 

Civisme à la PS


 

Het aangehaalde voorbeeld van de Molenbeekse burgemeester en sterkhouder van de PS zou toch de ogen moeten openen van iedereen die nog een greintje geloof heeft in ons democratisch samenlevingsmodel. Wie op Wikipedia gaat kijken naar het parcours van Laurette Onckelinx vindt daar al heel wat stof voor een grondig debat over de burgerzin van de PS. Wie herinnert zich de uitspraak van Di Rupo niet over de parvenu’s? Maar is er dan zoveel veranderd? Wie straatvechter Magnette in debat met De Wever hoorde roepen en tieren, kan toch niet anders dan besluiten dat de PS zich nooit zal neerleggen bij opvattingen die niet met het eigen groot gelijk stroken. Civisme à la PS betekent dat zij, en zij alleen, bepalen welke mening past in hun staat. Alle anderen moeten de mond gesnoerd worden (en dat gebeurt effectief bij de Franstalige media). Dat is voor hen een kwestie van burgerzin. 
 
Het ergerlijke is dat vooraanstaande PS’ers zoals André Flahaut dit ‘civisme’ als een kwaliteit vooropstellen en blijkbaar overtuigd zijn dat de Vlamingen (historisch en genetisch) onvoldoende van die kwaliteit bezitten. Alleen daarom zette hij militaire middelen in voor diverse activiteiten die helemaal niet tot de core business van defensie behoorden. Talloze vluchten met militaire vliegtuigen liet hij uitvoeren om jongeren naar concentratiekampen te brengen. Om te herinneren aan de wreedheden van de Holocaust, en dan is de collaboratie nooit ver af. Op zich is daar niets mis mee, maar wanneer het erop aan kwam om de Waalse wapenindustrie te steunen was de vredelievendheid en civisme ver zoek. Dan haalden de socialisten de institutionele bom boven.
 
Net als zovelen bij de PS was het cliëntelisme van Flahaut legendarisch. Tot en met kandidaat-kolonels wisten zijn ‘dienstbetoon’ te appreciëren. Het was ook Flahaut die in zijn functie van minister persoonlijk  de chauffeurs selecteerde voor de defensieattachés. De verantwoordelijke voor het burgerpersoneel liet mij ooit een werkaanvraag zien van een brave mevrouw die gericht was aan de minister en waarop Flahaut schreef: ‘je me permets d’insister’.
 
Maar al die misbruiken zijn zo gewoon geworden en het (PS) communistisch voorbeeld werkte ook in Vlaanderen zo aanstekelijk dat er nauwelijks nog een politicus is die nog een voldoende morele autoriteit heeft om hiertegen te protesteren.

 

Burgerlijke (politieke) ongehoorzaamheid


 

Toch zijn er nog sprekende voorbeelden om de Belgische PS staat te illustreren.
 
Toen ik in de periode 1997 – 2001 als defensieattaché te Wenen deel uitmaakte van de ambassade werden wij geconfronteerd met de hoogoplopende discussie tussen Oostenrijk en de veertien andere EU landen omwille van de deelname van de ‘Haider Partij’ (Freiheitliche Partij Österreich, FPÖ) aan de regering onder leiding van de christendemocraten. Van buitenlandminister Louis Michel mochten de Belgen niet meer gaan skiën in Oostenrijk want het land was in handen van de volgelingen van Hitler. Flahaut beval de onmiddellijke terugkeer van een groep militairen die in Oostenrijk een periode ‘adventurous training’ doorliep. Stante pede, want anders riskeerden ze besmet te worden door die nazi’s. Zijn overtrokken reacties bleven duren totdat de toenmalige Vlaamse minister-president Patrick Dewael het welletjes vond en Flahaut opriep om ‘te stoppen met zijn spelletje Oostenrijkers pesten’.
 
Nadat de EU ‘Drie Wijzen’ (de Finse ex-premier Martti Ahtisaari, de Duitser Jochen Frowein en de Spanjaard Marcelino Orja) lieten controleren of deze Oostenrijkse regering al of niet een gevaar was voor de democratie en zij tot het besluit kwamen dat er geen gevaar was, besloten de EU ministers van buitenlandse zaken om de betrekkingen te normaliseren. Daarop schreef buitenlandminister Louis Michel een brief aan alle ambassades waarin hij het einde afkondigde van de sancties en de diplomaten opnieuw normale werkrelaties mochten hebben met hun Oostenrijkse collega’s. Deze rondzendbrief was nog geen dag oud of de ambassade in Wenen ontving een andere brief, ditmaal ondertekend door alle PS ministers van zowel de federale als de gewest- en gemeenschapsregering. Daarin verklaarden ze niet akkoord te zijn met de beslissing van Louis Michel (dus van de regering waarvan ze deel uitmaakten) en eisten ze dat de sancties behouden bleven. Het is niet bekend of alle ambassadeurs deze brief kregen of enkel de ambassadeurs (zoals in Wenen) met een PS-partijkaart werden opgedragen om zich te distantiëren van hun bevoegde minister. Het is wel een bevestigd feit dat deze socialistische ambassadeurs elk jaar tijdens de diplomatieke dagen rechtstreeks verslag uitbrachten bij en directieven kregen van hun partijvoorzitter (in die tijd Elio Di Rupo).
 
In elk land die naam waardig zou na dergelijke dissidentie de regering gevallen zijn of had de minister van buitenlandse zaken ontslag genomen.

 

Burgerlijke ongehoorzaamheid is het opzettelijk breken van de wet of het negeren van opdrachten van de regering met een politiek doel.

 

Dit voorval, waardoor België zich internationaal belachelijk maakte, illustreert hoe de PS staat zichzelf belangrijker acht dan België. Hoe ze burgerzin misbruikten om Oostenrijkers te pesten. Maar niet alleen Oostenrijkers want ook de hoogste Belgische militaire autoriteiten wisten maar al te goed dat dit de zoveelste carambole was om de Vlamingen te pesten.
 
Het is toen dat ik beslist heb om later over politiek te schrijven. Omdat dit België onder het communistisch juk van de PS niet langer het land was (en is) dat ik met veel overtuiging gediend heb. Het is toen en daar dat ik een zelfbewuste Vlaming werd, kordaat als het moet en verdraagzaam wanneer het kan.

 

Pjotr