13 december 2015

Colloquium: De Nederlanden 1815 – 1830

MEDIA EN POLITIEK ANDERS GELEZEN
 
Op 27 november organiseerde N-VA een colloquium naar aanleiding van de tweehonderdste verjaardag van de Slag van Waterloo. De keuze van Pelleberg als locatie werd ingegeven door het feit dat in 1831 in Pellenberg de laatste Noord–Zuid veldslag plaatsvond.
Vooraf hadden de organisatoren de uitdrukkelijke wens geuit dat het een academische zitting zou worden, om zodoende elke politieke bedenking te overstijgen. Dank zij de bijdragen op zeer hoog niveau van de sprekers, Prof Luc De Vos, Prof Hendrik Vuye en Prof Frans-Jos Verdoodt, werd het colloquium een succes. De meer dan tweehonderd toehoorders waren heel tevreden en lieten dat ook blijken.
Alexander Binon, N-VA schepen van Oud Heverlee en vanaf 2017 burgemeester, opende het colloquium met een begroeting van de aanwezigen waaronder de ‘Eerste Burger’ van het land, Kamervoorzitter Siegfried Bracke. Aansluitend wees hij zijn gehoor op het belang van de geschiedenis van Vlaanderen. Hij veroordeelde het Franstalig karakter van België – thema waar ook spreker Hendrik Vuye  verder op inging tijdens zijn toespraak. Het deed mij denken aan het archaïsche Franse taalgebruik en de soms hilarische vertalingen in het Nederlands. Zo had hij Kamervootzitter Bracke ook kunnen verwelkomen als het ‘Hoofd van de Gestelde Lichamen’. Een ongelukkige vertaling van ‘Les corps constitués’. waarmee de Franssprekenden de staatsinstellingen, zoals het Parlement, het Rekenhof, de Raad van state, enz, bedoelen. Ik mag er niet aan denken dat men een vertaling zou moeten zoeken wanneer blijkt dat die ‘corps constitués’  eerder ‘corps constipés’ zijn. Dat wil ik Bracke niet aandoen!
Prof Luc De Vos had het over de erfenis van Napoleon en haalde daarbij alle positieve maar ook negatieve resultaten aan van Napoleons erfenis. Onder de positieve uiteraard de meest bekende, de ‘Code Napoléon’ maar ook minder bekende zoals de scheiding van Kerk en Staat en burgerrechten voor de Joden. Hij zorgde ook voor dagdagelijkse regeltjes zoals rechts rijden, het nummeren van de woningen en heel belangrijk de invoering van de universele maten en gewichten (het metriek stelsel; meter, kilogram, seconde en ampère). Over die maten, had hij een retorische vraag: was Napoleon een kleine man zoals algemeen wordt aangenomen? Neen, want men vergiste zich en dacht dat Napoleon in Engelse maten 5 voeten en 2 inches groot was. In werkelijkheid ging het om Franse maten en die zijn groter zodat Napoleon met zijn 1,70 m in de werkelijkheid groter was dan de doorsnee man in die tijd die meestal slechts 1,50 – 1,60 m groot was.  
Als negatief verwees De Vos naar de twintig jaar lange oorlog en het groot aantal doden. In verhouding tot de bevolking zorgden de Napoleontische oorlogen voor veel meer Belgische doden dan WO I en WO II: 100.000 à 150.000 tegen over 76.000 in WO I en 90.000 tijdens WO II.
In het daaropvolgend debat was niet iedereen het eens met zijn genuanceerde mening over Napoleon en dat alle grote Krijgsheren nogal bloeddorstig waren kan evenmin ontkend worden. Maar geen van die anderen kon ook zo’n mooi palmares voorleggen inzake burgerlijke vernieuwingen. De vraag hoe onze West-Europese wereld er nu uit zou zien zonder Napoleon bleef onbeantwoord. Normaal voor een academisch debat.
Prof Hendrik Vuye spitste zijn toespraak toe op de grondwet van 1831 en vooral de taalwetgeving. In zijn presentatie konden we de betrokken grondwetsartikels en hun interpretatie in de rechtspraak lezen zodat het publiek geen moeite had met zijn zwaarwichtige conclusie:
de Belgische grondwet van 1831 was géén grondwet voor alle Belgen maar een anti-Hollandse grondwet die ook de Vlamingen bewust benadeelde.
Tijdens de vragenperiode had hij nog enkele opmerkelijke antwoorden in petto. Zo onder meer op de vraag over het absoluut karakter van de rechtsstaat. Hierbij werd verwezen naar de Conventie van Genève die bedacht werd voor klassieke oorlogen terwijl we nu geconfronteerd worden met burgeroorlogen waar alle strijdende partijen en zelfs veel individuele burgers de Conventie aan hun laars lappen. Een Conventie die oorspronkelijk veel minder eisend was voor landen die vluchtelingen opnamen. De Conventie dateert immers al van 1951, toen het sociaalzekerheidsstelsel nog embryonaal was. Nu kent men vluchtelingen ook meteen deze (sociale) burgerrechten toe, zonder dat ze hebben bijgedragen tot het systeem. Dit wordt door vele mensen als oneerlijk ervaren. Wanneer we deze sociale rechten ook toekennen aan de talrijke vluchtelingen dan zal het sociaal stelsel dat wij opgebouwd hebben zwaar onder druk komen te staan. En dat is onrechtvaardig. Overigens verwees Vuye hierbij naar andere rechten die de vluchtelingen niet krijgen, met name politieke rechten zoals stemrecht. Nieuwkomers kunnen deze rechten op termijn verwerven, maar ze moeten ze opbouwen. Op dag één hebben ze geen stemrecht en kunnen ze niet verkozen worden. Dat vindt iedereen normaal. Maar de sociale burgerrechten moet men blijkbaar niet opbouwen. Vuye vraag zich af of dit wel normaal is?
Over het draagvlak van de rechtsstaat was hij duidelijk: wanneer er voor de rechtsregels geen draagvlak is, dan is er een belangrijk probleem voor de rechtsstaat. Hij verwees naar het arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in de zaak Farid le Fou. België moet 42.000 euro schadevergoeding betalen aan Farid le Fou, omdat hij 43 keer werd verplaatst van gevangenis. Leg dat maar eens uit aan de cipiers die de onmogelijke opdracht hadden le Fou te bewaken. Mensen begrijpen zo'n rechtspraak niet. Zo'n rechtspraak heeft geen maatschappelijk draagvlak en ondermijnt de geloofwaardigheid van het Mensenrechtenhof en op termijn ook van de mensenrechten.
Absolutisme zonder draagvlak , zal onvermijdelijk leiden tot onmogelijke situaties. Een belangrijke vraag hierbij is natuurlijk wat er zal gebeuren wanneer bijvoorbeeld de moslimgemeenschap in Vlaanderen zo belangrijk wordt dat de druk groot wordt om de gelijkwaardigheid tussen man en vrouw op te heffen of om toe te geven op een voor ons onaanvaardbare regel uit de sharia?
De derde spreker Prof Frans-Jos Verdoodt behandelde de eigenlijke periode van de Nederlanden, van 1815 tot 1830. Als subtitel koos hij voor ‘het Land dat niet kon/mocht blijven bestaan’. Het was een experiment zoals elke nieuwe staat een experiment is, en hij gaf toe dat ‘De Nederlanden’ mislukte terwijl het Belgisch experiment van 1830 wel slaagde. 
Dat had volgens hem veel te maken met de respectievelijke toenmalige koningen, Willem I en Leopold I.  Voortbouwend op de erfenis van Napoleon zag Willem I zichzelf als een absolute vorst. Alleenheerser die vóór de fanfare liep, terwijl Leopold I daarin gefnuikt werd door een voor die tijd vooruitstrevende grondwet, en verplicht was om achter de fanfare mee te stappen. Voeg daarbij de wederzijdse grieven, Vlaanderen die onvoldoende vertegenwoordigd was in de politieke machtscentra en Holland dat te veel belastingen diende te betalen voor Vlaanderen. Van daar de uitspraak van Verdoodt:

‘De Nederlanden, het Land dat niet kon blijven bestaan.’
Ook gaf Verdoodt aan dat het ontstaan van De Nederlanden niet alleen een wens was van Frankrijk maar evenzeer, zo niet meer nog van Groot-Brittannië. Het paste in hun lange traditie van een verdeel-en-heers-politiek ten aanzien van ‘The Continent’, het Europese vasteland. Maar toen bleek dat De Nederlanden dank zij hun belangrijke havens en hun economisch sterk ontwikkelde achterland een gevaarlijke rivaal werd van het VK, werden ze van bondgenoot rivaal en steunden de Britten het uiteenvallen van

De Nederlanden, het Land dat niet langer mocht bestaan.

Pjotr